iiiiiiiL:,'.
Íi^íli^
l i 8 o G E E S T
halven is het gemakkelyk te oordeelen , hoe
onzinnig de dwaasheid is der ftervelingen, dewelke
bedekzelen voor hunlieder fchendaden
zoeken, eene wölke den meineedigheden tegenwerpen
! Maarook, in hoedanige enge bepalingen
beflooten is hec verftand der menfchen,
zelfs der alderfpitsvinnigfte Wysgeeren en Landmeetkundigen
, dewelke zig zelven zoo vele
moeyre geven in hunlieder entbindende, oor-
E L Y K E
fpronkelyke leerwyzen, van de ondeelbare za»
kcn, van de aldergrootfteenaiderkleinfte , der
oneindige dingen , zullende de waarheden navorfchen
längs de alderlangzaamfte ichreeden,
door wegen cnet donkere doornen van dwalingen
bezet : daar in tegendeel voor G O D alle
dingen naakczyoj ontdekt, aiderklaarft, altyd
tegenwoordig.
Pfaltn C X X X I X . veriT: 5. 6. 13. — i(5.
Gy hezet my van achteren ende van voren: ende Gy zet uwe band op my.
De kenniffe is my te lijonderhaar: zy is hooge, ik en kan daar niet by.
Want Gy bezit myne nieren: Gy hebt my in myner moeäers bmk bedekt,
Ik love Ü , om dat ik op eene heé¿ vreeßelyke ivyze wonderhaarlyk gemaakt ben.
loonderlyk zyn Uwe werken ! 00k weet het myne ziele zeer wel.
Myn gebeente en ivas voor U niet verholen , ais ik in 't verborgene gemaakt ben.
ende als een Bordimrfel gemocht ben, in de Jiederße deelen der aar de.
Uwe oogen hebben mynen ongeformeerden kloinp gezien, ende alle deze dingen waren
in Vw Boek gefchreeven , de dagen als zygeformeert zouden worden
gene van dien en was.
"Wonderwerken ziet die gene, en die wel in
aantal ontelbare, die des menfchen, of zyn eigen
ligchaam befchouwt. Wonderwerken in
het geheél, wonderwerken in elk der deelen,
in elk kliertje, elk vezelrje, elke druppel bloeds :
wonderwerken van de zyde des Scheppers ,
wonderwerken in hetfchepzel, daar denalderwyften
Konftenaar, hier werktuigen van eene
oneindige konft : in het oog eene onnavolgelyke
donkere kamer, in de neus eene pomp,
in het oor eene J/ewiorjgeluidgevendecroinpet,
in de randen eene raaal-molen, in de longepyp
eene luchcpomp, in de .Ionge eene blaasbalk,
in hec herte een waterbewaarplaats, in den gehelen
omloop van het bloed een water-werktuig
, in het gantfche ligchaam een konftwerk
oneindigmaal grooter dan al het menfchélyk
verftand. Zoo dat waarlyk ider een der Stervelingen
reden heefc om met den voorzingenden
David uit te roepen. Ik love u, om dat ik
op eene heel vreejfelyke wyze •wonderbaarlyk gemaakt
ben : wonderlyk zyn nwe •werken .' oók
iveet het myne ziele zeer wel. exomologeyfomai
foi boti phoberoos ethatmaftootheys , thaimafia
ta erga fon, kai bey pfiichey mou ginoofkei fphodra.
Aangaande deze voorname waarheid ziillen
wy des te verzekerder zyn, by aldicn wy in
dit gebouw van eene oneindige konftuitwerking
het eene vertrek na het andere inzien,
voornamentlyk lettende op de oorzaken van zoo
vele verfchillende beweegingcn ; namenclyk van
dewelke zommigen zyn tegen wil en dank,
gelyk de beweegmg van het hert, de omloop
van het bloed . ademhahng, de verteerende
daad vaa de mage , de affcheidingen , doorwaaflemingen
, wafchdom , leven , krachten
om de ziektens te verdryven en tegeneezen;
anderen gemeene, als de voorgaande, aan dea
beerten , tegen dank insgelyks oncdekken zig
tuigwerkkundiglyk dezelve in de iiitwendigfte
ledematen , hec gehiiil in klaarblykelyke gevaren,
het vlieden voor kwaden, ten welker einde
de vogelen verkreegen hebben klaeuwen, de
oiTen hoornen, debyèneeneangel, deleeuwcn
tanden 3 andere beeften andere werktuigen :
Phocylides 118. vers.
. oneitneTHEOSi phufmeyiropboiton,
Orniß men polleyn tachuteyf, alkeynte leoujì,
Taiirois d' autochutois keraejßn , kentra mhjfais
« alkar edooke, ìom d' ernm' aiithroopois.
Hier toe behoord ons , het welk werktuig'
lyk gefchied , gaan , ftaan , leggen , Ilapen.
Maar daar is eene redelyke beweeging van eene
derde zoort , waar dour het gehele ligchaam,
of een gedeelte , overgevoerd word van plaats
tot plaars op de begeerte der z iele, en de menfch
van den beeften word onderfcheidcn. Dog aan
alle deze beweegingcn moec nocdzakelyk een
beginiTel of uitwerkende oorzaak worden toegefchreeven
: deze kan onze redelyke ziel niet
zyn j want de eerfte gefchiedcn zonder derzelver
kennis $ ja tegen dank , cok gebeuren zy
aan den beeften van reden oncblood , aïs dewelke
ook eeten , drinken, zien, hooren.j-»
dikwyls fcherper dan wy , gevaren fchuwen.
Mocd-
N A T U u R
Noodwendig is hec zekerlyk, dat deze kracht
hen en ons aangebooren doordenSchepperzeU
ven is ingedrukt ende mede voortgebragc. Horatiiis
II. B. I. Schimpd. 50. vers.
Gelyk, 'ivaar door elk kracht heeft, die han
•verdacht zyn verjchnkt, en hoe de vermögende
natmr dit beheerfcht, beßuit zoo met my : de
wolf trefc met de tand , defi;er met de hoorn :
••jL'aar van daan ten zy van binnen getoont —
L'it dit zclfde boombeginÏÏel, maar goddclyk ,
word met nieinve eelc en baft overtrokken eene
afgefneede tak van eene boom, op dat hct geheel
gene fcliade mogc lyden. le vergeefs
zult gy alhier bybrengen de Natuurlyke, Eerfte
Ingevingen, de Eerfte BeginiTelende Bouwkundige
Geeften, en welke van dit zoort meer
zyn. Inderdaad belagchelyk zoude zigmaken,
dewelke zeggen zoude, dat een Tuigwerkraaker
aan hec cuigwerk, de Uurwerkraaker aan
hec zelfsbeweegzel zekeren geeft heefc overgegeven
, door welker beftuur zodanige welgeregelde
beweegingen zouden gefchieden. GOD
maakt dit ailes, hec werktuig, en de kracht,
in thm leven wy , beweegen ons en zyn wy.
H y , en Hy alleen, werke alles in allea Ook
werkt H y in de beweegingen van de derde zoorc,
en aan onze 2iel wordniersovergelaten, dande
fchikking van G Ü D zelveii gegeven. By gevolg
zyn wy bekwamelyk byeen Orgelfpeelder
te vergelyken, dewelke naar de verfcheide buiging
ende ook zetcing der vingeren deze of
gene deuncjes fpeelc.
Maar wat zult gy , bid ik u zeggen , van
onze wonderlyke formeering ? Zal elk Vader
niet bekennen, dat hy nog de uttvinder nogde
formeerder is van het Kroott? De Pfalmift betreed
hier de veiligfteen alderkortfte weg. Hy
zegd dus verf. 5.6. Gy bezet my van achteren
en van vooren, dat is. my geheel, aile en
elke myne deelen, uicwendige, mwendigC} ende
gy zett wwe hand op my. Gy hebt my op eene
heel vreeplyke wyze gemaakt en hooger , dan
dat ik daar by zojide können. Su eplafas me kai
etheykas ep' me teyn cheira fou. ethaumaßoothey
hey gnooßs moii ex émotif ekrataioothey, ou
iney dunamai pros autcyn. JVant gy, vers 13.
bezit myne nieren y aile myne verborgene ingewanden
, Gy hebt my m myner moeders bnikbe'
dekt. Hoti fii ekteyjoo tous nephrotis mon, K UR
IE , antelabon mou ek gaßros meytros mou.
Vers 14, Ikloveu, om dat ik op eene heel vreesfelyke
wyze 'ji-onderbanrlyk gemaakt ben , wonderlyk
zyn uwe 'jacrken, ook-weet hct myne ziele
zecr wel. Deze zelve kennis is niet alleen in
K U N D E . USI
de befpiegehng, maar in de oelTening. Her is
eene Belydenis, eene godvruchtige verwondermg
over die dingen, dewelke wy niet können
begrypen. Vers 15. Myn gebeente en was voor
11 met verholen, als ik m 't verborgene gemaakt
ben y ende als een bordnurzel gewrocht ben^ in
de ncderße deelen der aar de. De Konftenaar
heefc oogcn van noden oni te zien die dingen,
dewelke hy maakc. Maar de Aards-Schepper
werke in het duiftere , in de alderdikfte donkerheden
, alle dingen zyn voor hem oncdekt
en geopend. Overfraai vergclykt de Pfalmift
die donkere woonplaats der baarmoeder, jadie
gevangenis, in welke hec kindgeduurendeeene
loop van negen maanden word beflooten, beroofd
van hec genot van licht en ademhaling,
by de nederße piaatzen der aar de, tois katootatoo
teysgeys. En nadrukkelyk drukc het ooripronkelyk
wortelwoord rakam 't zamen voegen
, zamen weeven . door zonderlinge konft
inmalkanderen voegen.uithetGoddelyke konftwerk
van hec menfchelyk ligchaam alle hec begrip
der Ontleedkundigen te boven gaande.
Wat, bid tk u , zoude dan verhinderen, waarom
dac die gene, dewelke ons alzoo in het verborgen
heeft gemaakt, niec cen eenemaal de alderdiepfte
binnekameren van ziel en ligchaam
doorzien zoude? Versi — 3 . HEERE,
Gydoorgfont, ende kent my. Gy weet myn zitten,
ende myn opßaan : Gy verßaat van verre
myne gedacheen. Gy omringt myn gaan ende
myn leggen : endegy zyt alle myne wegengewent.
Als 'er nog geen woord op myne tonge en ts:
ziet, HEERE, gy weet het alles. Woordcn
waardig om op Cedere berderen , in alle
herten der menfchen, in te graveeren. Vers 16.
Uwe oogen hebben mynen ongeformeerden klomp
gezien, ende alle deze dingen waren in uw boek
gefchreeven, de dagen ais zegeformeert zouden
worden , doe nog geen van dien en was. Het
akatergaßon, hec ongcformeerde van het menfchelyke
ligchaam moec zoo verftaan worden,
gelyk het voor owjgezichtfchynt, niettenaanzien
van G O D , dewelke by de eerfteSchepping
alle dingen volmaakc heeft gefchapen,
ZOO dac de bezwangering en baring nicc anders
zyn dan ontloílingen. Toen al in GODS
Boek , de eeuwige Wysheid , dewelke geen
Regifter-boek nodig heefc, zyn alle de ledematen
opgefchreeveti. dewelke vele dagen daar na
zouden gemaakt worden, van welke dagen toen
geen een was, welken de vertoeving vannegen
maanden vereifcht.
ddddd P R I N T -
f :
4
/ V j r i ,
I :