G E E S T E L Y K E
ll'^O
DU s ook vers 17. Keerommynlkffle, -Ji-'ord
gy gdyk een Rhee , ofte een ••^•elp der bertcn^
öp de bergen van Bether. Kap. VIII. 14.
Kernt h aaßelyk. myn Liefße, ende "xecß g ygelyk
een rbee^ of gelyk een welp der herten op
de bergen der Speceiym. Alhier, en in de aangehaalde
Piaatzen konir voor hec "woordgnopher,
buiten liet Hogelied nergens in de HeiligeBladeren
te ontmoeten, ook onbekend by den Syriers
en Kaldeeuwen, maai- by den Arabiercnin
. gebruik, d e w e l k e , algaphro, eenjong
van eene hinde, q{ wilden hok^ noemen. Van
den Gricken is bekend, dac zy naauwkeurigl
y k de Iceftydcn der Herren door eigen namen
hebben onderfcheiden, het welk ook de
H o o g d u i t f c h e jagers gewoon zyn te doen. De
tweejarige herten worden van hcn genaamd
pattaliai, fpatheynai, /ipo teysfpatheys, van wegens
de wevers fchietijioet in hec haair ingewonden
, insge/yks achaiinai, nu zyn acbaia
eria ntalaka^ zachte wollen. Dus leid Bochart
Hierozoic. I.D. III. ß. 24, 25.kap. ons^sfpbcr
ai van hec Arabifchpi^rrö», het welk de
wol der kleederen , de zachte haairen op het
aangezicht, den hals en coren betekent, omdac
de hoornen der herten-rheen in dien vroegen leeft
y d mec zachre wol bedekc zyn. Meer dan
eene rede brengen de Uirleggers by , waarora
K R I S T Ü S , de Bruidegom vande Kerk, in
het Hogelied zoo menigmaal word vergeleken
by eene Rhee en welp der herten. Orígenes
Over het Hogelied 3. Leer-rede: Gre^oriiis
Nyjfen. 5. Leer-rede ^ andere Kerk vaderen brengen
by de fcherptc van hec gezicht, waar mede
deze beeilen begaafd z yn, en paiTen het by
leenfpreuk toe op de Alweetendhei t van KRIS
T Ü S . Dogkomtmiflchien met grooter recht
in aanmerking de aldervaardigfteuitvoeringvan
den Goddelyl : e n w i l l e , byzonderlykindevoortzeccinge
van hec H y k onderdeti Heidenen, nademaa[
in de aangetrokken Schriituiirplaatzen
van ccnefcelranevlucht , of fdi i e l yke aankomít
melding gemaakt word. Dogdezeopheldering,
niet zyndevan myne uitfpraak, laatik voor anderen
gewi l l i g Over.
H o g e l i e d II. verlT. i i . n , 31,
Want zkt, de winter is voorby: de plasregen is over, hy is miergsgaan.
De hloemen ivordeit gezien in den laude, de zangtydgenaak: ende defletmne der
tmetduive toord gehoort in otizen laude.
De vygebom Wetigt zyne jonge vjgskens voort, ende de mnMken ¡reven reuk
met haré jonge dmifkens. ^
Alhier worden befchrecven de aangename jaargecyden
der vrolyke Lente , wanneer alle akk
e r , wanneer alle boom uitbot; dog niet ftarrekundiglyk
van het ingaan der Zonne in den
R a m , maar van de uitwerkingen der Zonne by
graden opklimmende in die Landgeweften . in
welke Salomon heeft geleeeft.
Zict, zegd hy, denjinteris-voorl/y, depimnimisovo,
hy is <nia-gtgaan, idou, he chu-
7M0n pareyiihm , ho hmos apeyhhm, eporeiiihey
he/iiiloo. \Vy en alle Noorderlyker Volkeren
ZQuden z e g g en, dezi/inter is voorliy gegaan, de
fticeim is ovtrgtgaan. Hier uit is het klaar ,
dat de alderwyfte Koning fpreekt van de winter
der Oofterfchc Landgeweften, dewelke in
Hag-of-plas-regens, gehele maanden achter een ,
o f ongelyke , beftaat. In welken tyd GOD
dt band -van teda- menfib toezegelt. of dat hl
kerne alle de lieden zynes wrts. Ende het gedielte
in de herflaatztneaat, ende bhtt in zyne
holen. Job X X X V I I . 7 8.
De bkemen -worden gezien in den lande , de
zangtyd genaakt, ende deßemme der torteldni-
•ve word gehoort in onzen lande. Ta anthey
oofhthey en tej gey , kairos teys tomeys efhthaken,
fhooneyteys trugooms eykoiiflhey enteygeyhiy.
moon. De warrate der Zonne allengskens toenemende
ontdiut de zweetgaten van het aardryk,
dewelke of toegcílooten zyn of voi water, de
groeibare dingen en dieren worden o p nieiiw bez
i e l t , aan devloeibareenvaftedeeleneenenienwe
beweeging zynde aangebracht, Met Salomons
Text komt over een d e Ovidiaanfche bei
c h r y v i n g in het I. Boek van den Ahuanak:
„ Dan bloeit het alies ; dan hergroent de
» tyt : dan bot de wynftok weder, en khmt
,y met zyne nieuwe ranken om de olmftaken :
„ dan fchiethetzaadzynegroentebovendeaarde
, dan ftreelt het pluimgedierte de laauwe
„ luehtmetgekweel,,.
D o g onder de vogelen , dewelke de lente,
o f , by aldien w)í met den Joden fpreekcn, de
zomer-tyd aankondigen , is de Tonel-duive.
thor, eene verhuizende, omzwervende vogel,
by wintertyd afweezig, by de lente wederkeerende.
Jcrcm, VIH. 7. ^eljs een oytvaar aan
dtn hemel nieet zyne gezette tyden , ende eene
torteldtfive , ende kraan, ende fwahtwenemen •
den tjd harer aankomfte -.iiaar. ylri/loteles HM.
V I I I . lì. 3. kap. De Torteldnive wrd des zomers
gezten , by de winter verd-jjynt dezehe
Varrò over het Boere-leven III. B, 5. kap. De
Lyjlers komen jaarlyks naar Italie over Zeeaanuhegen
'orntrent de Naehteveninr der Herffi,
en vltegen van daarwederomhy de lente Nachtevemng.
En op lene andere tyd de torteldui-
N A T U U R KUNDE.
*üen en kwakkels in een overgroot aantal Cicero
de Fmibiis 11. Boek. De %rteUni-ven luorden
door reistochten enuitlandighedenvermaakt. Of
deze van plaatsveranderendevogels deze landen
vcrlaten hcbbende indcrdaad naar andere overv
l i e g c n , of alleenlyk zig by winter-tyd verbergen
iseene vrage, bygelegendheitvandePIaats
uit Jeremía aangehaalc te oncvouwen. Hcc
laaclte gevoelen van de Tortelduiven neemd Tl i -
nius aan in hec X . B. 24. kap. De Lente-toríeldíiive
•'Mrd verborgen gehouden, en fchiet hare
veéren nit. Ariflot. in het aangetrokken Boek
12. kap. dat z y des wintersíMfKeywífAtJom'í,
z i g in vochtigc plaatzen onthouden.
Kolhattbor, úq Stemme der torteldnive, das
Seufzen des Turtel-Daübkins , -word van den
Grieken gsnaamd trusmos van truzein, hier
van daan ook triigoon . eene torteldnive. iNlu
is trnzein by Suidas en den Taalkundigen pzithnrizein,
gogguzein, aßeynms lalein para kai
bey trngoon, epei hi aßeymoosphtheggetai, kai
gógdt'fiikoos, al mompelende of zachc zingende
ftillctjes ais de tortciduive te fpreeken. Hier
van daan Klemens Stromat. V. B. De mompe^
lende torteldnive -word omßioode ondankbaarheid
ten huize iiit£edreeven. Anderflins betekent
triizein ook pmtphoonein, polulogein, veele dingen
te fpreeken , waar van daan der Grieken
Sprcekwoord lalißeros toon trugonoon, klapachtiger
dan eene torteldnive. Eufiathius op de
I X . Jliad. van Homeer vers 3 i.
t l ^ j t
Op dat gyl. my byzittende de ander niet van
eiders zonden (nappen.
D e Praat-moers worden by Iheokritns in Syracußis
diis befchreeven:
Jmand het hoofd breekende, geJyk torteldni.
ven Over alle dingen den »lofid roerende of open
doende.
D e kir-zuchdngen van de geeftelyke Tortelduiyc
laat ikaan anderen, om te verklaren, ovcn
Devygeboombrengt zyne jonge Vygskens voort,
ende de njnßokken geven reuk met bare jonge
druifkens. Hey fukey exeynegken oUmtbous auteys,
hai ampeloi kvprizoiißn, edookan ofmeyn.
In het voorgaande vers leeftmen : de bloemen
•wordengezien inden'lande. Nitfah is eygentlyk
d e b l o e t n e , het bloeifel vandeboom, het wel k
o p de bot knop volgc. Nu ftapt de heilige
Schryvcr voort tot aan de zomer toe. Van den
Vygeboom moet aangetekent worden, dat dez
e l v e gcne bloei-bloemen uitfchicc. maarjonge
onrype vygen, in den T e x t p/Jggeha. £n Scmadar
zyn nietzoo zeer de bloeizemen van de
wyngaard , dan wel zeer kleine dri i i^s, de-^
welke te voorfchyn komen, na dat de wynftokken
uitgebloeid hebben, terwyl ondertuiTchen
andere bloeiende wynftokkennogeene
aangename geur-waaflem verfpreiden en reuk
geven. Het blykt nie deze 1 ext , dar de V y -
geboom in het üoften jonge vygskens voorcb
r e n g c , en de wynftokken jonge druivetroficn
o p eene en dezelve tyd.
H o g e l i e d II. vers 14.
Myue Ditive ^ynde in de hloven der Steenrotz^n in het verborgene eenerfleile^iaaU
%ey toont my uwe gedaante,
~ ^ . Hy vlugt als eenedmve, den-elke voor
de Speriuer is weggevlogen in een bolleßeenrotze,
in eene fpelonk.
Maar alhier moet in acht genomen worden
, dac in de üoftcrlandlche Wereld-geweften
eene 200 groote overvloed is van duiven
, dac dezelvc niet alleen in den duivcnhokken
zig onthoüdcn , maar ook in den verborgen
hoeken enkloovenderfteenrotzen. Firgilitis
:
Hoedanig eene-Jcbielyk be'-j.-oge duive in de
fpelonk, voor haar het-hms, en de aangename
neßen in eene rotze vol holen.
Dus leeftmen by Diodorns , dfc Semiramts geruft
heeft in een ftccnrotzig diiivcnhok , eis tinas
ereymons, kai petroodeis topous, en boi^ poU
lou pleytboiis perißeroon ennoffeuein eioothotoSi
Dac de joden , mag ik wel lyden , hare
geeftelyke duive, de Kerke . zocken, in de
uirerfte cngtens gebracht op de ftrand van de
R o d e Zee, en de Kriften Leeraars de Kerk van
het NieuweVerbond hier en daar in ballingfchap
en in vryplaarzcn.
H ö g e -
D e duiven hebben in de Duivenhokkenhare
gaten en neften , aryhbotb , werwaarts z y zig
begeven. fVie zyn deze, die daar komen gevlogen
als eene --jnolkey ende als duiven tot bare
venßers ? arnbhotbebem ? ]ez. hy>. Z. Maar
verjaagt zynde onthouden zyzigwaarzyflechcs
maar können. Vei'latet de fieeden, ende 'xoont
in de fkenrotze, gy m'jL-oonders van Moab: ende
•u.'ordet gelyk eene duive , die in de dooigangen
van de mond eene s hols neßelt .Jerm.XLVIII.
28. In den T e x t krygt eene door vervolging
mishandelde duive huisvefting in de klovcn der
Steenrotze, bechageve haßelang, eigentlyk in
de fpleetcn der rotze, en in de holligheden der
ladders, befether bammaderegab, in het verborgen
der trappen. De L X X . en fkepey teys petras
ecbofncna ton proteichifmatos, in het dckzel der
ßeevrotze nevens de voormnur. Zoo Icezen wy
by Homeer in het X I I . Boek r
De Sper-'jjer vervolgde de duive: maar zy ,
VJanneer zy geperß -wierd, heeft zig m de holiigbeit
van eene klip verfcboolen. —
hn lUad. 2J. vers 495.