.1 •
iMi
G E E S T E L Y K E
1194
onzinnige liefde? Want dc Oudcn hebben de
zirplaats der liefde in de Lever geplaatft, Plato
de Begeerlykheit. iiy den Dichters doorboort
de Mingod, de Bcgeerre, doorgaans de
lever met pylcn, HoratiusLicrzangvanhet
I, Boek.
JVanneer de brandende liefde en begeerte
( C u p i d o ) « random het gekwetjle bert zal
•woeden.
Theocritus:
— hod' I
Mainomenos
amufeu.
De Lever is oudstyds geweeil, nu afge-
podes eygon, eroorti
chalet's gar efoo theos eypar
dankt, de werkwinkel van de bloedmaking,
werwaarcs veel lichc de Ouden de oogen daarom
gewend hebben om dat die gene , dewelke
van eene bloedryke geftelcheic zyn, boven anderen
aan de liefde toe de vrouwelyke kunne
zyn onderworpen. Dog ik zoude Salomon niet
willen te laft leggen , dat liy volgens de dwalende
Onderftelling der Wysgeeren zoude hebben
gefprooken. Dit edel ingev/and rot de affeheiding
der galle hedendaags gefchikt, 1yd
00k zelve , de dierlyke geeften zynde verfpilt
en elders heen verzonden, ja het gantfcbe lig.
haam word krachteloos.
Spreuken V I I I . vers 11.
U^ant JVjisbeiä is heter den rohynen :
Zk Job X X V I I I . vers 18.
Spreuk. I I I . vers 15.
Spreuken V I I I . veríT: 22. — 31,
De BEERE hezat my in V begmjel zym nvegs y voor zyne werken y van doe aan.
Ik ben van eeuivigbeit af gezalft geweeß y van den aanvangy van de outheden der
aar de aan.
Ik was geboren als de afgronden nog niet en mren : als nog gene fonteinm waren,
I'waar van water.
Al eer de bergen ingeveßet waren : voor de heuvelen was ik gebooren.
Hy en hadde de aar de nog niet gemaakt , nog de velden : nog den aanvang van
de Stofkens der wereld. ^
Doe bj de hemelen bereidde , was ik àaar : doe hy cenen cirkel over het vlahke
des afgronds beßhreef.
Dde hy de opperwolken van hoven veßigde : doe hy de fonteinen des afgronts vaß
maaktte.
Doe hy de zee haar perk zeiiede, op dat de water en zyn bevel niet en zouden overtreeden
: doe by de grondveßen der aar de ßeldcle.
Doe was ik een voedßerling hy hem , ende ik was dagelyks zyne vermakingen : 't
aller tyd voor zyn aangezicht fpeelemle.
Speelende in de wereld zyns aardryks : ende myne vermakingen zyn met der meih
Jchen kinderen.
Door een eigen , en dat onwcderfprekelyk
getuigenis.tooQddeeeuwigcwysheit, KRIST
U S , aan zyn eeuwig cn onilerfFelyk zyn ,
zyne eeuwige oneindige macht uic de werken
der Scheppmg.
Vers 22. De HEERE bezat my in 't beginfel
zyns li-egs , voor zyne werken toen ••jjas
ik. K URIOS ekteyfe me archeyn hodoon auto
« eis erga /iiitou. Aquila : KURIOS ekteyfato
me archeythen katergefmatoon auton. Symmachus
: archeyn hodoon anton pro teys ergnftas
ßutou. Theodor: pro teys ergafas auto» apo
tote pro aioonos prokecheirifmai. Deze, alhoewel
verfchciden. Icezingen komen daar opuit,
dat het Woord GODS van eeuwighcit, voor
de grondi egg ingen der wereld is gewcctV. Deze
wyshetd is gcen werk nOgfchepzel GODS,
raaar een van zeli bellaand Weezen , GOD
zelf, de eerfte uicwerkcndeoorzaakvanallegefchapcn
zaken. De hiicers van K !<. IS T U.S
Godheid, het ranipzaliggebroedzelvanyim'w
leezcn in de Overzetting^der LXX. Taals-Hedcn
voor Kanani hyhecftniyverkrecgen, ektife.
\ooc ekteyfe, hy heeft my gefchajicn, maar het
11 I
N A T U
U R K U N D E .
ocrfpronkelyk woord kanah, betekent hy heeft
•verkreege», hy heeft kzeeten. De Godgeleerden
mögen die gefchil byleggen, dewelkevoor
de Godheid van den Zaligmakerbewysneemen
uit de kracht van het woord niet alleen , maar
daarenboven te vooríchyn brengendedoorluchcige
gelykluidende plaacs Joann. I. i. In den
beginne ^^vas het IVoord , ende bei Woord was
by GOD , ende het IVoord was GOD. Wat
aanbelangt de Eeuwigheit derGoddelykeWysheid,
het is eiders getoont, dat dezelve uit het
licht der reden openbaarlyk blykc.
Vers ZI. Ik ben van eeuwigheit afgezaîft
geweeß, en van den aanvang voor de aar de. pro
ton ajoonos ethemelioofe me , en archey pro ton
teyngeyn poieyfai. Ik heb dezelve Goddeiyke
Macht, Heerlykheitgehadvoor, alsnadegefchapen
wereld.
Vers 2+. Ik was gebooren als de afgronden nog
niet en waren : als mg gene fonteinm waren ,
fwaar van water, kai pro toxi tas abujfouspoieyfai
, pro toil proelthein tas peygas toon hudatoon.
VVanneer nog de hemel was, nog de aarde,
DOg het vafte nog hetvloeibarej nogdeafgrond
thechom , die byna onmeecbare waterbewaarplaatzen
in de ingewanden der aarde>
nog fonteinen, ftroomen, rivieren op de oppervlakte.
Vers 35. AI eer de bergen ingeveßet war en:
voor de heuvelen was ik geboren, pro toxtoreyhedraßhejnai,
pro de panteon boìinoon, genua me.
Ik het'voorgaande Versje verfchynen de vloeibare
declen van de aarde, nu de vaile , bergen
en heuvelen de ongelyke oppervlakte van het
aardryk, hoedanige cok geweelt zyn in de
eerfte wereld , tegen het welk Burnet heeft
gedroomt.
Vers 26. fíy en hadde de aarde nog niet gemaakt,
nog de velden: nog den aanvang van de
fiofkens des werelt. K UR10 S epoteyß chooras
kai aoikeytons kai akra oikoumena teys hup' otiranoon,
bymmachus : prin ey epoieyfe geyn kai
ephodouS: Nog niet is 'er geweell de kloot der
aarde, nog niet de planten, niet de dieren,
niec de rondom het aardryd leggende damp:
nog niet chutfoth , welk woord eigentlyk betekent
ftraaten , by Bymmachus ephodoiis, bewoonde
of bewoonbare vlaktens , over welken
de menfchen als längs ftraaten gaankonnen over
roofchgnaphroth thebel, de LXX. akra oikoumena
teys hup' onranoon, het hoofdvan deßofkm
der wereld, moet verftaan worden niet zoo
zcer die korft van de eerfte wereld van Burnet,
als wcl reu ecnemaal alle de ilofkens , uit
welke de gehele aarde by een is gedrongen.
Een Gcvaarte in de niiddcilyn van over de
1700. mylen.
Vers 37. Doe hy de hemelen bereidde , was
ik daar : doe hy cenen cirkel over het vlakke des
"fgronds befchreev. Heynika heytoimaze ton
onranon, fumpareymeyn autoo , kai hote aphoo-
^'ize ton heautou thronon ep anemoon. De Ko-
mng Wysgeer beurd zig nu om hoog tot aan de
Geiterntens, zoo vafte als dwalende , als dewelke
alle dnor de Goddeiyke Wysheid zyn
uitgewrocht. Edochmoet minchien alhier, gelyk
elders, door Schamafm verftaan worden niet
ZOO zeerdeSterre-hemelen, dan wel onze luchthemel,
om dat deze befchryving doQ'c Salomon
gemaakt j gelyk ook die van Mozes , byzonderlyk
tot de aarde behoord. De woorden,
naatt daar aan volgendej bechukko choug gnalpene
ihehom, doe hy eene cirkel over het aangezicht
des afgrondsßeldde, kennen gevoegelyk
verklaart worden van de goddeiyke ßouwkande
van hetgantfcheaardryk, afzonderlyker van
dac verwulfzel, in de bcncdenfte ingewanden
der aarde den afgrond der wateren rondom bevattende,
zoo dat wy wederom niet nodig hebben
rot dat verwulfzel der aarde van Burnet
toevlucht te neemen. Want de gehele wereld
is volgens de Wetten der Goddeiyke Wiskunde
te zamengebouwt, en elk gedeelte op zyne
plaats , naar de winkelhaak en paffer afgetekent.
Vers 28. Doe hy de opperwolken van boven
veßigde : doe hy de font einen des afgronds vaß
maaktte. kai hoos ifchura epoiei ta amo nephey,
kai hoos afphaleis etithei peygas teys hup' ouafnon.
Een weinig te vooren ons verwondert hebbende
over deGoddelykcLandmeetkunde, zoooverweegen
wy nu met verbaaftheic de Goddeiyke
VVatermeetkunde, waar door de wateren voorcdryven,
en geduuriglykbewoogengeduuriglyk
het evenwicht veranderen, en bchouden. De
Faßmaking van de fonteinen des afgronds heefc
opzicht op de gemeenfchap van deze met de
zeën, en van de eene zee mec de andere door
waterleidingenuitgewerktdoorgoddelykekonft,
dcwelke , by aldien niec waren vaft gemaakt,
gehele Landichappen ten verderve zouden overgevcn,
als dewelke of zouden verdrlnken, of
overftroomt worden.
Vers 29. Doe hy de zee haar perk zettede,
op dat de wateren hare oever niet zouden overgaan:
doe hy de grondveßen der aar deßelde. Zie
daar het evenwicht culîchen het drooge en vloeibare,
waar van eiders.
Vers 50. Doe was ik een voedßerling by hem,
ende ik was dagelyks zyne vermakingen: 't aller
tyt voor zyn aangezicht fpeelende. ey meyn par'
autoo harmozoufaegooeymeyny hey profechairen.
Kath' heymeran de euphrainomeyn en profoopoo
auf OH enpanti kairoo. Vers 31. Speelende m
de wereld zyns aardryks: ende myne vermakingen
zyn met der menfchen kinderen. Bote eneu..
phraineto teyn oikoimeneyn funtelefas^ kai eneuphrameto
en huois anthroopoon. Het is hec werk
van anderen, uit ce leggen, hoe dat deze woorden
te verftaan zyn zoo van de wederzydfche
liefde van G 0 D Vader en Zoon, als van den
Zoen voor hec menfchelyk geflacht. Gene
heefc de ftem uic den hemel bekend gemaakt
Match. III. 17. Dezeis mynzoon^ mynge-
Uejde,
r]'
l
; Í;
-Ii!
ñ j ' *
i ; . ' :
Iii r«"!
FC;
•H 1
Ü l , :
I i -