i t 4 4 G E E S T
die voor hetn is, zyne wölken daar henen ; hagel.
ende vuuri^e kolen: als dan zend hy zyne
pylenmt, ende verßrooitze: vcrkhyncn dehlikzemen
, door dewelke hy den menfchen verßhrikt.
Ende de dicpe kolken der '•Materen werden
gezien , en de gronden der -wereld 'werden
ontdekt van uw fchelden o HEERE, vanhet
geblaas des "dvinds wwer neuze. Pf. XVI I I . 13.
15. 16. In onzen Text worden de overhcerlyke
werken der Schepping ten toon geftelr,
werken niec van eenen vergramden , maar van
eenen grooren en heerlykeii G Ü D; Paleizen,
Wagenen, in de wölken , voor alicn aardfche
Oppervorften onnavolgelyke : ecne alderruimfie
Water-bewaar-plaats, dewelke voor de gchele
aarde ten gebruike diend. Geeft GODE,
6 ftervelingen , ßerkte: zyne boogheit is over
Jfrael, Indiens ßerkte is in de bovenße li'olken. Pf.
L X V I I I . 35. Van die rytuig lieefc G O D
z i g meermalcHjdan eens,bediend: byMozesis
hy gekoraen in eene dikke •¡¿••olke : op Sinai 's
kruin-top is hy mec '•jjolken en vuur omringd
geweell: der Ifraeliten wcgwyzer door dewoefteny
was eene/^ö/ife-kolom. In eene u'o/^e is
G O D verfcheenen inhec Heiligdom Exod.XL.
iNJum. IX. X . X IV. XVI . Uit eene -wölke
heeft G O D onder de Huishouding van het
Nieuwe Verbond gefprooken van zynen Zoen
Matth. XVJI. 5. KRI S TUS zelf is op
c t x i f w o l k e , als op eene wagen, tenhemelopgeklommen)
zullende op den laatften dag des
oordeels op de wölken des hemels wederkomen.
In de welken bieden zig voor het gezichc aan
overgroote opgehangen en zwemmende zeen,
over dewelke breeder op Job X X V I . 8. Derhalven
leiden wy ons leven mtdden tiiilchen
twee zeen , de bovenfte en benedenfte. Zoo
dikwyls dan als wy de ivolken aanfchouwen,
ZOO raenigmaal komen G O D S overgroote
weldaden ce vermelden, deflelfs macht en goedheit
te aanbidden, gelyk ook die gerechtigheir,
dewelke door de wateren uic de wölken uitgeftorc
de eerlte wereld heeft verdorven. Dat ons
in gelyke verwondering wegrukken, in onsgene
mindere eerbiedigheit verwekken dieveleen
dierbare gebruiken , dewelke wy van de hiebt
trekken, volftrekt noodzakelyke voorhetaardr
y k , voor den aardbewoonders, voor den beeilen
, voor den planten , van dewelke eiders
meer. Die gene, dewelke, al was het maar ter
l o o p s , dezc hoofdftofFe in aanraerking neemt,
die ziet wonderwerkcn geftapeltopwonderwerken,
wonderwerkcn in derzdver evenreedige,
ten aanzien van het aardryk, hoogte, vloeibaarheid,
dikte, voortdryving, ftandvaftigtegenwicht,
en echter alle oogenblik verändert,
wonderwerkcn in alle de vier getyden van het
jaar, in de gewoone en ongewoone gefteldhe- 1
den, in alle de Luchtftreekcn, alle Luchthe- j
E L Y K E
velingen. Uit dewelke David vermeU dt
den. GOD wandelt op de vlevgelen des -d;inds,
Aangaande de oorzaken ^ ui twerkingen, vcr.
fcheidentheden van dezelve in vericheiden 1 ,aiKi.
geweikn doorgaans is gehandelt. Op allen paft
de onwankelbare waarheid, dcwelkede Zalig,
maker uit de alderheiligfte mond heeft voorrgc.
bracht joann: III, 8. De wind blaaß -waar hi.
nen hy -wil, ende gy hoort zyn gelnid, maar
en weet niet van uuaar hy komt, ende 'waar
henen gaat. Alle Wysgeeren zullen met m'y
bekennen, dat het GOD is, die den 'wind va
zyne fchatkameren doet voortkomen, Jerem, X,
13. Die de dampen doet opklimnieji van 't
de der aarde den wint voortbrengt
zyne fchatkameren Tf. C X X X V . 7. Hier
waren de Heidenen, aanbidders van Eool dei
winden G ü D j niet onkundig. Hoor .iwffci
Natural, giuafi. V. ß 17. 18. kapp. Ondi,
de andere werken der Voorzienigheit dat ook ¿a
iemand als verwondering waardig opmerke. Wam
dezelve heeft niet alleen om eene oorzaak ¿/ew;».
den of uitgevonden , of verjcheidentlyk gefchikt.
J^aar eerßelyk, op dat dezelve de hebt niet zo«
den laten -vadzig worden, maar door gedmi^^
kwelling voor den genen , die dezelve inademü
dienßig en het leven onder hon dende zouden mi
ken In deze heeft de voorzienigheit en '
beßierder der wereld GOD aan den winden
liicht ter oefenhonding gegeven — niet op da
wy Vlooten, een gedeelte der zee zullende beßam,
met gewapend krygsvolk zouden bemannen —•
Hy heeft de winden gegeven om de getempertheil
van de hiebt en de landen tebewaren, om de-wateren
af te tappen en die onder te bouden, om k
vruchten van het gezaat en der boomen te votden,
dewelke tot rypheid benevens andere oorzaken
brengt deßingering zelve, het voedzelnam
het bovenße gedeelte optrekkende , tn voortdrjvende,
op dat bet zelve niet verßyve. Hy heß
de winden gegeven om de dingen aan de overzyk
gelegen te kennen: want de menfch zoude eenon
bedreeven dier zyn geweeß , en zonder grooli
ondervinding , by aldien by binnen de fcheidpM
van zyne geboorte-grondwierdomfcbreeven. Bj
heeft de winden gegeven, op dat de voordeehn
van elk landgeuveß gemeen zouden zyn , met q
dat zy krygslegioenen en ruiters zouden dram,
nog op dat dezelve wapenen, den Volkeren veraerf
felyk, zouden overvoeren. Deonftuimige kracht
der winden is een zinnebeeld van de oneindig«
kracht des onzienlyken G O D S : eene zoo
groote kracht, dcwelke Pf. X L V I I l 8. Dt
fcbeepen van Tbarßs verbreekt, de aldcrdikfte
boomen ter neder velt, tot de wortel toe uitroeit
, huizen en toorcns ter aarde ^ederplof^
En waarom niet ? nademaal G O D zelf op di
vleugelen des winds wandelt.
Pfalm
N A T U U R K U N D E . 11 4 ;
P f a l m C I V . vers 4.
Hy maakt %yne Engeien gceßen: %yne dienaars tot een vlammende vuur,
zoorten der denkende weezens oncallyke zyn,
dewelke elke op hare wyze de lofgalmen vaa
den Schepper uittrompetten: gelyk 'erzynontelbare
zoorten van leveade ligchamen van den
menfch af te rekenen tot de diertjes van het alderkleinfte
ftipje toe, zoo zyn 'er ookindeopklimmende
rang ontelbare van redelyke fchepzelen
van den menfch af tot G O D toe , van
den welken echter alle op elk ogenblik afhangen
in hiinlieder zyn, en bewaard worden, en
werken, altyd op den wenk des Scheppers ten
dienfte vaardig ftaande: ook komen waarlykin
deGewydeWoordenrollenvoor£«^e/fw, Aartsengelen,
Throonen, Heerfcbappyen, Seraphim.
Cherubim. Gen. III. 24. Jez. VI. i. i. Theff.
IV. 16. Efez. I. 21. Koloif. I. 16. En te vragen
ilaat het vry, hoewel niec te bepalen, of
niet eenige van deze overcdele Schepzelen gene
zeer dünne ligchamen met zig vereenigt hcbben,
gelyk de ziele met ons ligchaam is vereenigt?
zekerlyk zyn zy doorgaans in eene zichtbare
gedaante verfcheenen. Of niet hier toe moeten
gebracht worden die ßefchermgoden, dewelke
nu en dan zichtbare voorbooden zyn van de
dood, of in de droomen, die buiten gewoon
z y n , zieh voor onze gemoederen vertoonen?
Het is bekend, dat de werkcuigen van onze Zinnen
evenrediglyk gefchikt zyn naar de zichtbare
voorwerpen, cn fchoon gewapend, in kleiniglieden
ophüuden. Derhalven fchynd het niec
vervreemd van de reden, dat de Schepzelen ,
dewelke die werelden , voor ons onzichcbaar,
dieper inzien , de kleinfte zyn van de lucht,
water, pellaanbrengende befmettingen, de Straalen
van de Zon, en ontelbare andere zaken van
d i t z o o r t z i e n , hooren, rieken, fmaken, gevoel
e n , kennen : die onmeetbare ruimtens der hemelen
, onze rondomleggende luchtdamp, de
ingewanden der aarde . de Dwaalfterren doorzwerven
: aan dewelken onze werelden onder
eene andere Gedaante toefchynen, onder andere
bepalingen : dewelke nochtans G O D , dat
opperlle en onafhangelyk Weezen, heeft gefchapen,
k end, befticrt, en over dezelve heerfcht:
tot de kennilTe van dewelke ook wy zullen geraken,
de fterfFelykheit uitgetrokken hebbende,
in zielen en ligchamen verheerlykt.
D e L X X . Hopoi
mata, kai tous leitourgous autou pur , _
Deze woordcn können in eenen diibbelen ztn
worden opgevat, in eenen rechten en omgekeerden,
zoo dat in den eerften het onderwerp
zyn zouden de Engelen , het toegekende Geeften,
pneumata, winden, vuur, in den laatilen
zin winden , en vlammend vuur de Engelen
zouden zyn Afgezanten, dat is, gelyk alle
de ligchamen van het gantfche Gefchapendom,
werktuigen in G O D S hand. Dog het is klaar
uit Hebt. 1 .7. alwaar dit getuigenis van David
word aangehaalt, dat hier veritaan moeten worden
de Engeien by uitftek dus genaamd, geeftelyke
zelfftandigheden , onzichtbare , van
welken wy niets , ten zy dan uit G O D S geopenbaarde
Woord, weeten. Deze onuitputtelyke
heilige bron leeraard ons , dat 'er eene
tweederlei zoort van Eng e l en, door G O D gefchapen,
zyn, goede en kwade ; dat deze of
gene meer als eens eene zichtbare gedaanteaangenomen
hebbende, zyn verfcheenen : dat de
kwaden van G O D zyn afgevallen, dewelke
eerft goeden en heiligen waren. Die dingen,
dewelke voor ons fchiiil gaan van dezer Schepzelen
getal , onderfchikking, tydderfchepping,
toevallige ocrzaak van den afval der kwaadcn,
grootheidder aangenomen ligchamen, ilaat ons
veel meer vry ons daar over te verwonderen,
dan nieuwsgieriger te doorfnuñelen, Dog dit
hebben w y uitde geopenbaarde Engelen-befchryv
i n g , uit de aanmerking van het weezen en der
krachten, dat wy leeren, om te erkennen en te
aanbidden G O D S des Scheppers aldermachcigfte
wysheid , dewelke zoo vele verfcheiden
zoorten van ligchamelyke en geeftelyke Weezens
, en wonderlyk veranderende zoorten heeft
gefchapen, dog alle welke weezens, tezamen
fchoon genomen , niets zyn, by aldien dezelve
vergeleken worden by den genen, die alleen is
onftcrffelyk, van zig zelven, eeuwig, G O D,
die alleen wendeten doed.
Dat gedeelte der Geeftenbefchryving, het
welk de befchryving der Engelen of Duivelen
behelft, is tot nog toe zeer fchraal , alhoewel
miflchien in zieh zelve zeer wyd uitgebreid.
Het is inderdaad geoorlofd te giflen , dat de
P R I N T -
SSi