1154 G E E S T E L Y K E
rnaaltyd van reinen wyne, vanveitevolmerchs,
fcheraanira. Num. I V 16. vooi olteáes luchters y
fchemm hammaor , en voor zalf-olic fchemen
hammifchchah. Deze verfcheiden betekeniUen
beletten niet waarora wy voor tegenwoordig gene
olie zouden verkiezen ^ het welk onze Overzettingen
hebben. Ook belec ons niec Sm. de
Muís Ferklarivg over deze plaats bl. 607. dewelkeh
a t z h i l , exhilarare, vroly k maken, vervrolyken
niec vermeid van deolie, maarvande
voorgcmelde wyn , zoo dat de zin van Davids
T e x c zoude zyn , dac door deze Nektar het
aangezicht vervrolykt word, endeblinkt, nice
anders als ware het met olie beftreeken geweeft,
g d y k w y inderdaad zien, dac rood worden die
gene, dewelke dronkenzyndoordewyn. Aanbelangende
nu de olie ftaat aan te merken,
I. Dac door dezelve het vel word gereinigtvan
onziiiverheid. De olie reinigt het aangezicht.
•Phmns XXIII, B. 4. kap. De olie namenclyk
dringt zieh iiiflchen de rimpels van het vel in,
hangd aan de vuiligheden door het zweet overgebieeven,
en fcheid dezelve door hare gladdigheit
En de afvagende kracht van de Zeef
beltaat niet zoo zeer in het zout, als welinde
o l i e , gelyk wy weeten, dat ue hunden door pik
bemorft veel beter doer olie, dan door zeep
gereinigt worden , en volgens het getuigenis
van Plinius XXIV. B i. kap. word pik door
olie«// de lakensgehaalt. l.ees breeder over
deze zaak Wedelins Theoria Sapomm Medica
Sea. Fill kap. 1. 2. De olie maakt de huid
Winkende, glad, zacht in het aanraken. Zoo
dat van daarde invallende ftraalen gelukkiger
enordentelyker worden wcderom gebogen, even
als van eene fpiegel: voornamentlyk de Amandel
olie, dewelke aanpryft XXI I I . B.
4. kap. De Amandel-olie zuivert, ver zacht
droegen, zoo heeft imand Cymilcui aan.
^ziende defelfs aangezicht met zeer veel die k.
Jmeert. Dog doorgaans heeft dc wafling dezal-
•ing voorgegaan. Homerus Odyjf. III.
Ver der na dat hy gewajfchen heeft j en nti
olie heeft beßreeken.
En Ú1 het XXI I I . ßoek:
De meeßerfche Euronotne heeft ge^i
en met ohe i
aan, neemd met honig gemengd de vlakken mt
het aangezicbt, 'J en dienernde , en op dac
de vreugde als uit het aangezicht zoude uitblinken,
zyn de zalvingen van het hoofd, by den
Ouden, in een geduurig gcbruik geweeiV. Dez
e aanmerking verfchaft licht aandevermaning
van den Heiland, waar doorHyniecwi l , dat
Zyne difcipelenfomberen, noggeeiTelaars, nog
f:veinsden zouden zyn. Matth. VI. 16 ij.
'äffcJm,
3. De Geneesmeefters können getuigenisgevi
van het voorcrefFelyk gebruik der olien en da
olyachcige dingen, dat in kloven van het vd
door de koude of fcherpe oorzaken zcer
dienen ongel of fmeer wac het zy met biei
wyn gemengd, room van melk > dat verfchci.
den zalven dienftig zyn by fclyirfte, melaatsheid
ongeraakken aan de huid. 4. In de warmo
Landgeweften voornamentlyk bewaard de ol«
de krachten door de uitwaaiTeming te vermi
deren , in de kouder door de koude af te ka
ren ^ gelyk op beide de kleederen dezcn di
bewyzen. Daar namentlyk, alwaar het naak
te ligchaam voor de brandende ilraalei
Zonne word blood geftelt, en uit dc uitdry
vende buysjes veel vocht uitwaaflemt, worddi
huid, die gerimpelt was, door olyachcige za
ken glad gemaakt, de hitte der zonneltraU
word afgekeerc door de vaardige weeromkaat
zing van het befmeerde ligchaam, de 7.wecrgi
ten worden coegelloocen, en aldus word de
te fterke uitwaalteming tegen gehouden. Ti
dien zelven einde zyn de Italiaanfche Vrouwa
gewoon, eer zy zig voordehitrederZonblool
geven, hec aangezichc te waíTcn met wi'
een ei gemengd met gemalen Styfzel, op du
hec dünne vel gene Ichroeying nog taan-verwi
naar zig trekke. In tegendeel in de kouda
Luchtftreeken word het vel door dezelv
penrufting verdedigt tegen deprikkelsderyzi^
deeltjes, en word te gelyk de wärmte voorhd
lighaam geflooten. 5. Het vel word doi
olie verzacht, voornamentlyk het vel van ha
aangezichc, en wordteerdergemaakt, znootl
door melk, dewelke volgensP/mmjXl. ß.41
kap. daar voor -wordgehouden, dat dezeheoi
het vel der vrouwen eenigeblankhetdtew
nde wanneer gy vafi , en toont geen droevig
gezichte, gelyk de geveinsden. watit zymisma-' ge brengd. Inder daad Popp Ja, de gemali:
ken hare aangezichten, 00 dat zy van den men- j Domitins Nero, over al met zig voerende 'Vjffchen
mögen gezien-worden. alszyvaflen. — , hondert melkgevende ezelinnen, ivreefhaarght-
Maar gy, als gy vafi, zalft uw hoofd, ende \ fche lighaam in de badknip met die melk, gela-
•wafcht uw aangezicht. Want de Alouden heb- 1 vende dat ook het vel daar doar wierd tiitgeffüP
ben hetaangezichtalleennietgewanchen, maar ' '
dikwyls met balzemachtige welriekende oüen
' ;ehe]e hoofd. Dit is klaarblykclyk uit Ff.
hec gehl
C X X X
irblykclyk
•CXIII. 2. alwaar melding word gemaaki
nen. Zoo ook tot zachte banden diend'een
fmeerfel van varfche boter gewafTchen met W'it
wafch enveel amandel-üli( " "
de, of verkens reiifel met \
fen gemengd. Door wdk<
huid te gelyk de omloop
voortgezet, de tegi " '
naar de krachten v:
van koßelyke olie op het hoofd. nederdalende op
den baard. By Athenieus leezen wy Dipnofoph.
X V . B. 24, kap. JVanneer dejongens de 'zalf-
«lien in verpilde vaten, en m alabafierßeffchen
, ... McT\e)-pO!/i¡-
;rfcheiden reukftofverzachring
....
/an her bloed word
inlhnd derbuitenftevezclen
; het hert crckkende w<'f<i
vef
N A T U U R K U N D
vermindert, hec lighaam word verfterkc. Ten
welken einde de Woritelaars gewoon waren dc
lighamen mec oly te fmeeren , en op dat te gel
yk de beweeging der gewrichten zoude gemakkclyker
gemaakt worden, ook namen de reizende
Iieden olie met zig tot een hu Ipmiddel tegen
vermoeidheit, als dewelke de huid opdroogc,
en de vezeten ftyf maakc. 6. Verdiend aan.
gemerkt te worden, dat dc Ouden tengebruike
hebben genomen niec alleen gemeene en enkele
olie, maar door verfcheiden welriekende zakcn
doormengd. In de Heilige Bladeren komt
voorExod. X X X . 2'y.eene olie der heiligerzalvinge,
eene zalvegemaakt naar Apothekers werk.
Ff. X L V . 8. Vreugden-oUe. Spreuk. XXVI I .
9. Olie, endereukwerk, dewelke het herteverblydin.
Vcrder ftaac aan te merken, dat het de
olie aangeene fynedeeltjesontbreekt, dewelke
door de zweetgaten zelve van de huid cot hec
bloed toe doordringen, het welk , al was het
uit de befmeeringen met kwik, blykt: dochte
gelyk dedikkere, taeyere, klevender, alwaarom
de olie, en olie-achtige dingen zeer liehe dc
te gemoet komendezakenaankleeven, omwelk
verfchynfel te ontloiTen niec zoo zeer eene ronde,
als wel eene getakte van wolle of vederachtige
gedaante vocgt.
\ o ! g t de aldermachtigfte daad van G O D
opdeboomen. Vers 16. De boomen des HEEREN
worden verzadigt, de Cederboomen van
Libanon, die Hy geplant heeft. Chortafrheyßtai
ta xula tou pediou, hai Kedroi tou Libanon,
has ephuteufin. Alle deze boomen worden
boomen des HEEREN genaamd , gelyk de
Cederen van den Libanon, zoo ook de denneboomcn
, dc larixboomen , de eikenboomcn,
de beukeboomen in onze Landgeweften, de
Palmboomen in de Indien, en die niec zonder
nadruk. Want, de H E E K E is van allen de
Schepper, dewelke aan dezelve, gelyk aan alle
planten , voedzel verfchaft, overeen körnende
met de fchikking van allen enelk, welke zaak,
tot nog toe genoegzaam verborgen, doorgene
diepe verwondering heeft können bevat worden.
Die recht van eigcndom ftrekt zig uit
over alle fchepzelen, als dewelke alledezedmgen
heeft gemaakt door zyne hand Jcz. LXVI.
2. Zynes zyn al't gedierte des wouds; debeeßen
op dmzhid bergen. Ff. L. lo. G ü D is
niet alleen de aldermachtigfte Schepper der
boomen, maar ook de alderbefteOnderhouder.
Een naarftig, by aldien het geoorlofd is duste
fpreckcn, Hovcnier, dewelke aan elke plante
en boom hec bekwaam voedzel gecfc , ja zelf
toebereid. Wy ftervelingenzyngcne eigenaars,
niaar leenmannen. lerem. XXVI I . 5. Ik hebbegemaakt
de aardenmenfche, ende het vee,
die op den aardbodem zyn, door myne groote
kracht, ende door mynenuitgeflrekten'arm: ende
ikgevezc aan welken het recht is in myneooeen.
De aarde is des HEEREN, mitsgadershare
volheit : de wereld ende die daar m woonen. Ff .
E. 1155
X X I V . I. Dus is de des H E E R E N
Macth. V. 45. De iVmdtn Exod. XV. 10.
Dtdonder. Job X X X V i l . 2. 3.4. 5. Sneeuw,
ys, rym, koude. Pf. CXLVI I . 1Ó. 17. De
Regenboog Gen. IX. 13. Koorne:nmoft, brood^
water, wolle, vlas, olie. Hoz. IL 4, Silver
engout Hagg. II. 9. Deze uitdrukkingcn zyn
wegwyzers tot de kenniíTe G ü D S. Dog dat
onze Iccndicnftige aanfchryving de loffpraek
van G O D zy. In onze hedendaagfche wysgeerte
word deze waarheid geleezen, gegraveert
o p alle fchorlTcn, bloemen, bladeren, vruchten,
hout, pit der boomen 5 dezamenfchikking
van aller welker deeleo, voornamentlyk door
vergroorglaazen zichcbaar, alle de doorfnuffelaars
der nacuur in verwondering, jainverbaafthcid
wegriikc. De aankweekmg der boomen,
v o e d z e l , vermeerdering zyn bulten twyfel
G O D S werk, aan onsenaangenaamenvoordeelig,
en nodig; het hout verfchaft voor de
keuken vuur, de vriichten fpyzen, de baften
kleederen , andere deelen andere gebruikdienilen;
alwaarom de Joden , ftaande de Oudc
Huishouding, verphchc waren de Eerftclingen
G ü D E ten offer op te dragen, ten teken van
onderwerping, die een Leenman zynen Leenheer
fchuldig is. Ook is overwaardig te melden
de fpreckwyze, welke gebruiken moeftea
diedit offerdervruchten zouden aanbieden Deuc.
X X V r. I o. Ende nu , ziet tk hebbe gebracht
de eerfielingen van de vrucht deezes lands, dat
gy, HEERE, mygegeven bebt. Derhalven
IS alle boomgaard , elk bofch, eene plancinge
des H E E R E N . Dogmaakt David eene byzondere
mclding, gelyk ook doorgaans de Schriftuur,
van den Libanon , de Cederboomen van
Libanon, van eene zeer hooge boom , reche
van ftam , uitgebreid van takken, van altyd
duurende groenheid het gehele jaar door, by
welken in vergelyking können geftelt worden
onze lorkenboomen en denneboomen, dewelke
van dezelve rang der fpicsronde appeldragende
zyn. Als iecs byzonders vermeid Plinius XVI.
B. 40. kap. dat eene Cederboom op het eiland
apren tot eene galei van elf roeibankcn is omgehottwen
geweeft van hondert dertig voeten, en
ter dikte van drie mannen omvademmg. Bekend
is hec, dat dit alderfchoonfte, en boven ander
om dc harsachtige zelfftandigheid duurzaam,
hout gebruikt is geweeft tot de timmering van
de Bondkift, de Tafel der Toonbroodcn, en
des geheclen Tempels. Ook ftaat niec te verzwygen
de pocchery vandienopfnydenden Koning
van AiTyrie Jez. X X X V I L 24. Ik hebbe
met de menigte myner wagenen beklommen de
hoogte der bergen, de zyden Libanons: ende tk
zal zyne hooge Cederboomen, ende zyne uitgelezene
denneboomen afhouwen. Maar ook worden
geleezen de belagchingen, met welke deze
zelve fchepzclen,van reden htrooíá,Sanherib
met opgetrokke neuze befpotten Jez. X I V . 8.
Ook Verheugen haar de dennen ovtr u ¡ ende di
cedef.
I .Ii
iiJ: