; I J í
f^i]
1 1 1 4 G E E S T
weelderig te groeyen, dat de vrucht daar van
rmifcben zal als de Libanon, de halmen gelukkiglyk
opfchietende, vol airen, door de winden
bewoogea » en regen elkanderen aangefla-
E L Y K E
gen , zullen als een zeker gelilid of geruifch
verwekken. Zodanig koorn is het woord
GODS, zyn dcwarcleedenvanGODSKerke,
P R I N T B L A D DLVII.
Gy heh door uise fterkte de zee gejfketen-, gy hebt de koppen der drahn in de via.
teren vevbrooken,
Gy hebt de koppen des Leviathans verplettert •. Gy hebt hem tot Jpyze gegeven dsn
volke in done plaatzen.
Gy hebt eene fonteine en beeke geklmen: Gy hebt fterhe rivieren uitgedroogt.
De dag is uioe, 00k is de nacht uwe: gf hebt het licht ende de xpmie bereid.
Gy hebt alle de palen der aarde gefielf. zomer aide winter die hebt zizeformeert
P f . L X X I V . vers: 13. 14. i j . .(S. 17. ^^
Een fchat van
i7w aandagt en befpegelingen,
IVord H op dit tafreel verklaardt
Voor ScHEucHZ£Rs^ei^, die wifi te dringen
In all' de hoogte en dieptens van
Natmir, zo vol verborgenheden.
Poog, op het fpoor van deezen Man^
AI haar geheimen na te treeden-,
Zo 'Word ge onßerflyk door de Faam,
En van zyn glorie Erfgenaam.
De Snaarlied-zanger verhefc, gelyk doorgaans,
zoo ook hier GODS macht, hoedanige
zig dezelve openbaarc in het ryke der
Natuur en der Genade j voornamentlyk optellende
de weldaden aaii Ifraels Gemeinte-fchaar
beweezen, door de verloflìng uit Egipte, ende
bewaring in de woeftcny , als een voorbeeld
van GODS byzondere voorzienigheic en zorge
voor zyne Kerk door alle de Eeuwftondenheen.
Evenwel is GOD myn Koning van oudsaf ; die
verloßngen werkt in het tnidaen der aarde. vers
i.2. Den geeftelyken zin hier van teontvouweo
lace ik voor anderen over, my naar den letterlyken
fpoedende.
Vers 13. Gy hebt door uwe flerkte de zee
gefpleeten. Su ekrataioofas en tey dunameifoii
teyn thalajfan. Gy hebt in uwe kracht de zee
verßerkt, beveßigt. Beide is gebeurd , de
fplyting , van een ftroying , en beveftiging ,
verfterking, vaftmaking van de zee in dien wonderdadigen
doortocht door de Kode Zee, waar
meer van o p zyne plaats is gefproken. Gy verbreekt
de koppen der Braken in de watercn. Su
fmetripzas tas kephalas toon Drakontoon epi ton
hudatos , al waar Symmachus heefc Keytoon ,
cetorum der groote zeeviflchen. In den üorfpronkelyken
Text komt voor het woord Thannimm
, het welk doorgaans in de H. Sclirift
voor den Leviathan, gelyk hier voor thanmn
word geftelt. Alwaarom zommigen willen ,
dat de Leviathan is tezamen gefteltuit/m'ííí^
thannim. Welke woordafleiding Bochart wil,
dat nietmeerdeugc» dandievandfenXaalkundigen
by A. Geilius, de welke een Tefiatnent wxl het
zelve te zyn met eene Conteßatio mentis, eene
bctuiging des gemoeds, hec woord Leviathan
uit Arabie haiende , alwaar het betekent eene
gekronkelde flang. Zie meer op Job XL.
20. e. z. V.
Vers 14.. Gy hebt de koppen des Leviathans
verplettert: Gy hebt hem totfpyzegegeven den
Volke in dorre plaatzen. Sn funetripzas tas
kephalas tou Vrakontos, edookas auton brooma
laois tois Atthiopzi. Gy hebt de kappendes üraaks
vertreeden, gy hebt dezelve tot fpyze gegeven
den Ethiopißhen Volkeren. Bülten twytel is de
Leviathan en de Ihannin hier en eiders de Walvifch.
Zoo Pfalm CIV. 26. Daar wandelen
[defcheepen, ende de Leviathan, dien gy gefor-
I meert hebt, om daar inne te Jp':elen. Dog de
I woorden van den Text gebiedcn nns van de
' gewoone Leviathan af te treeden, Gy hebt hm
tot fpyze gegeven den volke in dorre plaatzen,
en onder de zeer groote villchen cc zoeken de
zulke, die tot fpyze dienen. Dog daar komt
i voor de Thynmis de tonyn, welke onze L. aryn*
fche ook hecfc in de woordclyke iiiclegging.
VVant deze word van Oppianns Halle nt. 1 B.
Galenits de Jim. hacult. I. B. ^^gmeta 1.
B 94.. kap. z^hanus Hiß. Anmal. 1. Ii.
49. kap. onder de zeer groote viilchen gerekcnt
te gelyk mct eene Haazelhaaye , Maltha,
Sygana. En uit <LyElianiishcci\:Suulashct vo\-
gende : Key tos thalaßon theyrion polneides. eßi
gar leoony Zugaina, pardalis, phiijalos,preyßis
hey legomeney Malthey. Van de 'J onyn Iprtckc
Ar-
TAB.DLVir.
L^Fi-idñck