N A T U U R K U N D E . 1 1 7 9
I i i 1'=:;)
I ! «
t i :
1; 11, irsi"' ;
l ' t ' .
. ' U H ! - ' - !:
Í
l;,:„v " ' l i -.
H ... ;t: -1.
DAar fs gene twyfel of arabhim zyn uvilgeboomen:
alle de Uitleggers komen daar
in over cen, ook hebben de LXX. itcas. De
Arabiers noemen deze boom met eeiie daar aan
vermaagfchapte naani garabon. Alhoewel dit
woord niet Itaac ondar de gelyknamige in -hec
JVoordenboek van Meninfkius. Ook komc de
plaats daar mede over een, aan de rivitrenvan
Babel, de bodem-oevers van dcEufraatßroom.
Dat dezelve weelderig groeyen op cene vochce
grond aan de oevers der beeken , en flooren ,
en vermaak fcheppen in veel befproeyend
vochc, is aan ider een bekend. Homerus
Odyf 5.
Dog hy heeft dezelve overal met heggen van
ivilgen gevlochtenverßerkt, op datzy eene voorfchans
tegen de ßroomen zouden zyn, en heeft
'er veeìe rystakjes ingelegt. Op dac de plancberainnende
gali nìec van hier zondcr de wilgen
gegroet te hebben vertrekke. zoo fteUe ik
iiir denieuwe wereld voor Fig. lAcwilgeboom
met een breed blinkend blad , bloemen hebbende
die klein zyn bleekgeeU hebbendevyfbladerennit
de zyden der takjes dicht in een gedrongen uitkomende.
Sloane Nat. Hiß. of Jamaica II. Senk,
98. bl. dewelke veellichr is de bolletjesdragende
Amerikaanfche vierbladerige mlgeboom , blinkende
uit den zwart of donkergroenen metfcherpe
biada-en. Black Sallow by die van de Barbados
doorgaans genaamd. PluL Phyt. Tab.
221. Flg. 2. Almag. bl. 328. Maar ook niec
minder zeldzaam uic de Zwiczerfche Alpesbergen
deJlpifche JVilge met een rond bladvaneene
Elzenboom kruipende , Boccon. Muß II. D. 1.
Prent, welke by denzelven word genaamd de
kleinße blinkende krmpende Alpifche fVilgeboom
met een rond blad van eene Elze, blad 19. De
ftrenge Berifper van het verdichte Utopia houde
hec ten goede den Kruidkenner harpen aan
eene Amerikaanfche boom hangende, maarook
cene wilge uic de alderlaagfte en kruipende té
voorfchyn brengende. Tor de Hiftorifche
Befchryving der Naruur wende ik nu veel eer
deoogen, dan wel tot de omftandigheden van
de Gcfchiedenis zelve.
P f a lm C X X X I X . veriE i. — 4.
H E E R E , gy doorgront, ende kent my.
Gy met myn zhten, ende myn opßaan : Gy verftaat van verve myne gedachten,
Gy omringt myn gaan, ende myn lìggen : ende Gy zyt aile myne wegen gewent.
Ah 'er mg geen woord op myne tonge is, yet ^ ti E E R E , gy west het alles.
De Godgewyde Pfalmift roemd , het welk
hy dikwyls is gewoon , met waardige lofpryzingen
G O D S , als vanhetoneindigvolmaakc
Wezen, Alwysheit , Almachc , Alomtegenwoordigheit
en Voorzienigheit. Onderrekenen
zal dit ider een uic den Heidenen zelven,
die van een gezond oordeel is, en op zig zelven
, zyne daden en lydingen, zyne noodlotten,
en ce gelyk op de natuurencigenfchappen
van het Oneindig VVeezen acht geeft. Inderdaad
hec oneindige verftand, vatbaar voor alle
mogelyke denkbeelden, moet noodzakelykalle
voorledene, toekomende, tegenwoordige, mogelyke,
gebeurlyke zaken weeten, voorzien,
bcfbiercn. Got) heeft, als zynde een oneindig
verfland of oneindige Geeß alle mogelyke zaken
in zyn oneindig 'x'cezen door een oneindig en aldervolmaakß
gezicht bevat, of kend van eenivigheid.
derhalven zyn alle zaken, dewelke ooit
zyugeweeß, zyn, of zyn können, namentlyk
van de zyde der zake, altyd by hem, of tegenwoordig,
gelyk ook derzelver betrekkingen, gefieldheden,
alle iiitwerkingen, en gevolgen, ja
alle ver anderingen die mogelyk zyn , en in eenwigheid
ziillen zyn. Raphfon BetoogvanGOD
IX. Foorßell. ¿¿.51. Die verftand van G O D,
kcnniscn werenfchap GODS, dewclke GODS
vVeczen zelvc uicmakcn , by aldien oneindig
zyn, vloeyende uit de Springbron van eene onemdige
Volmaaktheit, zoo zal aanftonds , gelyk
l^agons Afgodenbeeldbydetegenwoordigheid
der ßondkift , over hoop vallen al hec
Epikurifch en Atheißifch gevoelen, en een igelyk
menfch zal zieh gelieel, al hec zyne , mec
de aldereerbiedigfte onderdanigheit aan deze
oneindigraaal wyze beftiering onderwerpen. Is
het ZOO, dac Hy alle dingen weet, zalhetons
werk zyn, alle onze gedachten, alle cnze redenen
, onze daden naar hec Afpunt van zyne
alderheiligftc Wille ce rechten, dog des celíever,
cm dac den Almachtigen niec zuüen ontbreeken
middelen ora ons ce kaftydea en ce
ftrafFen, by aldien \vy mochten afwyken. Op
deze grondflag fteunen de gevolgen ^ dewelke
David opmaakc veril: 8 — 12. Zoo ik opvoere
ten hemel, gy zyt daar, of beddede tk my in de
helle, ziet gy zyt daar. Ñame tk vleugelen des
dageraats: woonde ik aan 't niterße der zee,
ook daar zoude iiwe band mygeleiden: endeuwe
rechterhand zoude my houden. Indien ik zeide i
de dvißerniße zal my immers bedekken : dan is
de nacht een licht om my. Ook en verdiiißert de
dmßernijfe voor U niet : maar de nacht lichtt
als de dag: de diiißernijfe, als het licht. Gene
piaats is hier om re vluchten , de verfchuiling
in de alderdikftedonkerhfdenhelpcniecs. Derhalven
t i - h
. i t
f-f •
h
Ii
i '
: i r • ,3