^ j ; ; . ' ' il
1
I
. . i i .
I.
' • i ' i , ; : ^ : . -
" I I
1184 GE E S T E L Y K E
P R I N T B L A D DLXXV.
Die ffieeiiw geeft als mlle : hy ßroott de rym als aßche.
Hy mrpt zyn ys henen als ßitkkeji : wie zoude beßaan 'voor zyne koude ì
Hy zenä zyn mord ende doetze ßnclten : hy doet zyne wind meyen , de wateren
vloeyen henen. Pfalm C X L V I I . verfl: 16. 17. 18.
Die konfi-taf'reel verlokt myn' oogeni
Het toond de -v^intertyd ons aan,
Daar 't •water, door liet groot vermoogen
Der koude, als aantrekt een beßaan,
't Geen zelfs den 'wysten doet verfionmen.
De Vorft van Ifr'el, door de Incht
En zyn verheveüng geklommen,
En van GODS ryken geefi bevhicht,
Erkent het eeuwig Opperweezen
Voor d' eenigße oirjprong ea de bron
iVaar int het alles is gereezen.
Och, of myn geefi Hern volgm kon
In zyncn vaart, zo fnel in 'i rejinen.
Maar neen, zyn dicbtgeefl zweeft te hoog :
Jk dryf te laag, op wasche pennen;
Terwyl ik, met een leerzaam 00g,
Hern nafpeur, en door vreugd eedreeven
Hern landen zie in 't end'loos Teeven.
De Heilige Pialmift brengt ons alhier, gelyk
doorgaans binnen de Schatkameren van
Sneeuw, rym, ys, j a c o c G O D , op wiens,
als de eenige uitwerkende oorzaak , wenk alle
dingen bewogen worden. Diezynbevel, vers ,
i f f . zendopaarde: wienswoordzeer fnel loopt.'
Want gezegd is gedaan. De almachtige wüle
van G ü D is het begineneindevan de Natuiirkundige
Befchouwing.
/// geeft fneeuw als wolle: tou didontos chiona
hoofei erion. Hy bekleed de aardc met Sneeuw
als met wol , her koorngewafch ende grasfclieu-
' ten voordekoudeals met cenkleedbefchermende.
Maar de fneeuw is 00k tenaanzien van de
verwe wolle gelvk , als mede ten aanzicn van
degedaanre. Ibeodoretns, ginetai äechioonmaneyte,
kai malakey, kat erion katagmamimoum'eny.
Euflathius mtrVx. iznovcxDionyfius FenegetesbX.
91. Dat de Ouden de Sneeuw genaamd
hebben erioodes hudoor , wollig water.
D\is MarttaliS IV. ß- 3. Puntdicht noemd dezelve
het dikke vocht der wateren;
Z'te, wat voor een dikke vocht van ftille zwygende
wateren op het aangezicht en de borß van
: Cejar nedervalt.
In dien verbootften Brief van Alexander ain
Jrifioteles zult gy leezen , de Sneenwvlokkcn
hebben begonnen op de manier van vachten tet'
fiond neder te vallen. Herodotus in Melpomene,
eotke hey chioon pteroiß, fneeuw gelyk vederen.
ß y den Arabifche Dichters zelven komt de
fneeuw vooronderde naam van vleugelen des hemels.
DeSnceuw-geboorteheefcden Wysgeeren
van allenEeuwtydengrootwerkgemaakt, 00k
is die zaak tot nog toe niet afgedaan. Noch
ten huidigen dage pafl: op allen den alderfcherpzienftcn
Wysgeeren dieaanfpraak vanArnobiiis
II. B. KondRheden gevraagd zynde openbaar
makm, enaUerverßaanbaarßaantoonen, wat
de fneeuw in vederachtigebrokjeste bovengaat?
Van de overige Luchthevelingen, in den Text
vermeld, hebbenwy doorgaans gehandelt.
P f a lm C X L V I I I . verlT; i — 13.
Loofi den BEERE uit de hemelen: Looft hem in de hoogße piaatzen.
Looft hem alle zyne Engelen : looft hem alle zyne heirfibaren.
Looft hem Zonne ende Mane : looft hem alle gy lichtende ßerren.
Looft hem gy Hemelen der Hemelen, ende gy IVateren, die boven de Be7neien zyt.
Datze den Narne des HEEREN loven : want als hy het beval zoo ivierden
gefchapen.
Ende
^ j
4 ^
» -
f r * ' '
(v'iiis liiltiiielur I")cumui li-i^-tis.
•Xii''^ • i ' x x v n . I'. lu. ir. is ,
bCeifnt i»ì'J'' ¡j^fim'm
' I I '
Iii.
ÜHli »
'it ;
lir'-'
fttih ' ^ • n
HiVi.