N A T U U R K U N D E .
vrouwen. Hoe oudscyds de borften der Meroi
tifche voedfterm innen geroemd zyn geworden
is te leezea by Juvenahs:
PFie verwondert zig over de groote kropkeelen
der Jlpcs-kzvoo»aers, en wie in Meroe
over de borßgrooter dan het dikvette kind?
Ik keere weder naar de bruid , dewelke in
het Hogelied zieh zwarc of getaand noemd ,
niet van de naruur, namendyk'gelyk de Mooren
, maar van de Zon. Dat deze den menfchen
van alle Landgeweften taanverwig maakc,
z e l f s der Noordfche wereldftreeken, leerd de
Ondervinding. Deze waarheid vertoond aan
1 1 6 1
bloed doorfchynt: ja, dat meeris, indezezelv
e verwyderde zweetgaten worden meerdere en
dikker deelen van het bloed toegelaten , worden
zelfs alhier verdikt, de dunder waierachtige
deelen door de zweetgaten van de huid uitwaaflemende:
ook lydeo de buitenfte vezeltjes,
en trekken zig te zamen. Men kan ook gev
o e g g e l y k alhier, als in het voorbygaan, aanmerken
de verfcheiden uitwerkingen van die
zelve ftraalen der zonne op verfcheiden ligchamen.
VVy zien dat de ligchamen der menfchen
zwart worden , maar dat fteenen, rotzen, uit
de aarde uirgehouwen , wafch, linnen, witte
leiyen , andere bloemen wit worden. Veel
eenen igelyk zyn eige ligchaam , het welk op I meer andere dingen zouden over deze zaak zyn
het blood en ongedekt aangezicht alcyd meer | te zeggen, byaldienzulksendetydendeplaats
bruin is dan het overig ligchaam door klederen , toel iet, Voor anderen laat ik ook over te bebedekt.
Want de Zon , by aldien die zyne fchryven de geeftelyke zwartheid der Bruid ,
ftraalen onmiddelyk op het ligchaam ichiet, , d e verdnikkingen , vervolgingen van- de
ontfluit niet alleenlyk de zweetgaten, maar de ' Kerke.
alderbuitenfte buisjes z e l v e , door dewelke het |
Hogelied I. vers 7.
Ze^et my aan^ gy dien mym ziele lief heeft, ivaar gy iveidety waar gy de hudde
legen in den rnUdage.
Staat aan tetekenen, teropheldering van dez
e plaats, dat in de üof ter fche Landgeweften,
en alle warmer Liichtftreeken de kudden ter
drenking geleid worden, voornament lyk defchapen
omtrent tweeuuren voor den middag, maar
van daar naar lommerige piaatzen, op dat dcz
e l v e zouden ruften, enverkwiktworden; dew
e l k e verfrifcht zynde des Namiddags wedcrora
gedrerikt worden, zullende zi g van de weiden
tot aan den avond bedienen. Laten wy
den zorgvuldigen Huishouder hooren by Virgilius
in l ietg.BoekderLandgedichtcn: Daar
na wanneer devierdeuur, vanhitte, dorft
,» krygc, en Sprinkhanen de boomgaarden in
„ ftukkcn zingen j laat dan de kudden in put-
, , ten drenken , of met water, het welk door
„ eike buizenloopt: dogdac mendesmiddags,
„ als de zonfteeke, een befchaduwtdalzoeke}
„ indien 'er Jupyns hoge eik en oude ftam er-
„ gens zyne geweidige takken uitfpreye, of
„ ZOO 'er ergens een bruin en dicht eekelbofch
„ metzynegewydefchaduweoverhange. Wan-
„ neer de Zonne beginne te dalen , de koele
„ avond de hitte raatige , de dauwende Maan
„ alrede de boflchen verkwikke, dryfze dan
„ weder in de weide, en drenkze wcderom met
j , klaar watcr „ .
R c g e l s van denzelven inhoud kond gy !eezen
by andere Schryvers over het Land-en-Boerc-
Leven , Fano , CoUmella. Falladius. Het
vee valt in zwaaie krankheden ten zyhetzorgvuldig
worde behandelt. byzonderdeSchapen
tot oncfteekingen van de lever en ettergezweU
len. Dat noemen de ArabitKn ramadka, braaden,
wanneer de fchapen aan de zonalsgerooft
worden. Ook word de melk bedorven. Alwaarom
de Härder Menalkas by VirgHiui
Harderskout :
Jongens , dryf de fchapen, by aldien de bitte
de melk perß, gelyk onlangs, wy zullen de uyers
te vergeefs met de band drukken.
Naraentlyk door eene al te groote beweeg
i n g v e r z e n g t het bloed, Ja door eene vermeerderde
uitwaafTeming word het verdikt, waac
door vele ziekrens ontftaan. Deze uitlegging
diend ook voor Pf: XXI I I . 1.2. De HEERE
is rnyn Herder : my en zal niets ontbreeken. Hy
doet my nederliggen in grazige weiden: hyvocrt
my zachtkens aan zeer filile wateren : aan welken
namentlyk de kudden, onder defchaduwe
der boomen , zig tot ruft begeven. Zoo ook
Jez: X L I X . 10. Zy en zullenniethongerennog
dorßen , ende de bitte, ende de zonne en zalzt
nietßeeken: want haar Ontfcrmer zalzeleide»,
ende by za'.zé aan de fprink-aders der wateren
zachtkens leiden.
Hogelied I. vers iz.
Terwyle dat de Koning aan zyne ronde tajel isj geeft myn ardus zynen reuh.
De