, , 3 í G E E S T
- . - - E» op he! dak heeft de mheilige
uil gelegen , m heeft gezeten op de tof -am he!
bedde.
D e z e l v e in Ibin vers 223.
De mchml he^t gezeten af de tegenmerk
van het huís.
E L Y K E
de aangeftooken , voorzcgd, gelyk zy gewill
hebben, door hec droevig gekryfch der nacht,
uilen aldaar ncftelende. Voor het overlydw
van den Keizer Kommodus, is boven dejfeìjt
kameì' eene nachtiiH vernomen zoo wei te Romm
ah te Lavinie. Lampridiits. En Dio in het lenin
van Kommodus. Ho buas ef' autoil ebuxn.
Eene nachtuil heeft daar boven ( het dak van het
Kapitool ) gehuilt. Dezelve getuìgt in het le.
ven van Auguflíis, dat eene lul , zielende opde
Tempel der Vreede en ook op andere gewyde
gebouwen, de Slag by Aíiium te voorenheeft
aangekondigt. Het zelfde verhaalt Ammiatm
van de dood van Fdentinianns XXX. B. hj
Sabarte is nog volgens de onde gewoonte em
nachtuil op de toppen van de Konmklyke badßoovezittenae,
en lykzangen zingende. Ik zoude
onderfeheid maken , wäre het hier gcoorlofd
wysgeerigteredeneeren, tuíTchenbranden, oor.
logen, en dusdanige andere rampfpoeden, de.
welke door toevallig geval gebeuren , en de
laatfte noodlotten van Vorften of andere fter.
velingen, en dat uit de ligehamen der tot de
dcod toe krank leggende uitwaaíremingen uit.
dampen, dewelke de daar door miflchien aangelokte
vogels van eene kwaade voorbeduiding
zouden gevoelen, zal ik niet ontkennen.
TiíuJks I. B. 6. Treiirzang.
- - - dat eene onfluimige nachtuil van de
daken zinge.
Propertius IV. B. de Brief van Jrethufe aan
Lycotas.
Of dat eene nachtuil op het nabmirig dak
zitlende heeft gezucht.
Virgil. I. B. der Landbowji.
Dat gene nachtuil van
fpade gezangen opheffe.
Niet alleen dit, maar by aldien Vertellingjes
• geloof verdienen , zoo is deze vogel den dooden
toegewyd en voorzeggende , de bodinne
van toekomende rampgevallen. Bekend is dat
zeer groote, het welk in den jare 165 2. te Zürich
is voorgevallen by het opfpringen van de
geite-tooren, het buskrnid doot de blixem zyn-
P f a l m C I I . verff: 16. 17. iS.
Gy hebt voomaak de aarde gegründet, ende de bemelen zyii 't wert uwer banden.
Die zjdlen vergaan, maar gy zult ßaande blyven, ende zy alle zullen als een kleed
verouden , zultze veränderen als een geiaaad, ende zy zullen verändert zyn.
Maar Gy zyt dezelve, ende um ¡aren en zullen niet geeindigt viorden.
op dit overluifterryk Schoiiwtoneel der wereld,
zien wy alle dingen verändert en veranderlyk;
w y ftervelingen zelve geboren wordende lier.
v c n , alle oogenblikken verändert : wy zyn
wandelende fchaduwen : het eene gef lacht volge
o p het ander. Dieren en planten ondcrgaan dezelve
veranderingen. Het geheel aardryk, zoo
wyd als het zieh uitftrekt, heeft overgroote
veranderingen ondergaan in de Zondvloed. en
ondcrgaat dezelve nog dagelyks. By aldien wy
onze oogen om hoog heften tot het Gellernte,
z o o merken wy veranderingen in de Vaile,
Dwaalfterren, Zonne, Staartfterren, dewelke
wel nader den Sterrekiindigen bekend worden,
dewelke door verrekykers als längs ladders de
hetnelen bekUmmen. Dog daar toe , waar toe
zelfs onze gewapende oogen niet können rei.
ken, geleid ons de Heilige Schriftuur, dewelke
de paleizen der hemelen z e lve , ouden Wysgeeren
onverderftelyke, veranderlyke voorftelt,
Die zullen vergaan , maar gy zultßaande Uy
ven , ende zy alle zullen ah een kleed verouden,
eniy onveranderende worden zy verändert. De
^ Halni-
D e eewjfigheit en
G O D zyn twee wezentlyke Eigenfehappen
van G O D , en Ileunen o p de hoogfte volmaaktheit
van het Opperweezen. Derhalven dat gene,
het welk t' eeniger tyd heeft begonnen te
z y n , dat verandering is onderworpen , dat
t'eeniger tydzalophouden tezyn, kanonderde
naam van G O D niet voorkomen. Ten overvloede
is tot hier loe betoogt, dat die pne,
die de aarde heeft gegrond , en de hemelen als
het werk zyner banden heeft gef chapen, oneind
i g machtig, oneindig wys, by gevolg G O D
is. Dit is tot een leer-onderwys voor alle menfchen,
die met een gezond oordeel zyn begiftigt
, om zig aan dezen aldermachtigilen Alleenheerfcher
aldetonderdanigft te onderwerpen
; tot eene trooft voor den gelovigen, om
dezen himnen H E E R en G O D te dienen,
in alle aanvechting op H E M te vertrouwen,
doot cen waar gelove en ongeblankette boetvaardigheit
deifelfs genade te Zoeken en teomhelzen.
AVerwaarts wy met de oogen rondom zien
N A T U U R K U N D E . ii j í
HEERE , hebt in den beginne de aarde gegrondeti
ende de hemelen zyn -werken überhanden.
Dezelve zullen vergaan , maar gy blyfi
altyd: ende zy zullen alle als een kleed verouden.
Ende als een dekkleed zult gyze in eenrollen, ende
zy zullen verändert --jijorden : maar gy zyt
dezelve , ende nwe jaren en zullen niet ophouden.
Ten eenemaal gelyk de L X X . in onzen
T e x t i
Pfalmdichrer fpreekt niet van de vernietigmg,
maar van de verandering, van de vermeuwing:
deze verandering zal geven nieuwe hemelen,
eene nieuwe aarde. van dewelke eiders. AKvaar
de vrase zal verhandele worden , of deze verandering
zig tot de algemeene zamenfteUing der
• wereld zal uitftrekken, waar van de Pfalraift,
en uit hem de Heilige Paulus Hebr. I. lo. ii.
12 of alleen tot de draaikolk der aarde. De
aanhaling van Paulus luid dusdanig; Gy,
P f a l m c m . vei's y.
Die tiwen imndverz^digt mei hetgoede : ime jeugd vemmmd als eenes Arev¿s.
Daar is geen ogenblik van tyd of leven, op
welke de menfch gene alderovervloedigfte reden
heeft om aan G O D ecrbiedige dankzeggingen
op ce dragen voor de Schepping , onderhouding,
voor zyn hgchaam van eenonein
dig konftwerk , voor eene redelyke en onfterffelyke
z iel , en derzelver alderdierbaarftegaven
in eenen gezonden en zieken ftaat, dog voornamentlyk
van genade, zoo by aldien namenclyk
hy een leven leid overeenkomende met de reden
, mec de Wetten van G O D gegeven gelykvormig
, in de diepfte binnekaraeren van
zyne ziele gevoelende de beginffelen en wasdom
van den heilignaakenden goddelyken invioed.
Looft den HEERE tnyne ziele: ende al -wat
binnen in my is zynen hedigen Name. Looft den
HEERE myne ziele, ende vergeetetgene van
zyne -weldaden. Die al u-jve ongerechtigheitvergeeft,
die alii'SJe krankheden geneeß. Die uw
kvcn verloß van het verderf: die u kroont met
gocdertierendheid ende barmhertigheden. Dus
praalt het begin van onze Pfalm, dewelkeeene
is van de voornaamfte lofverbreiders der goddelyke
genade, vers 1-4.. De woorden naaft daar
o p volgende: die nwen mond verzadtgt met het
goede^ zyn nog totdankzeggtng, nogtottrooft
voor den zodanigen, die blind zyn doorgoudzaclit
, die naar groore winden haken , niet
voor dien, die door dartele weelde wegvloeyen,
niet den lyfeigenen der welliiften , dewelke
de buik dienen, en nacht en dag hetvleefch
bezorgen.
Uwe jeugd verniewji'd ah eenes arents: anakainiflheyfetai
hoos aetou hey neoteys ß>u. Alhtcr
ftaat te verklaren welke devernieiiwingdes
Arents zy. De Heilige Schryver hcefc dit g«-
voelen niet, dat de Koning der vogelen deouderdom
afgeleid hcbbende inderdaad wederom
jong word j hy word weder jong , of als zodan
i g , anakainizetai, zoo dikwyls de oudc veeren
hem uitvallen, en nieuwe aangroeyen. Op
deze wyze leid de Slang de ouderdom a f , de
huid in de lente uitgeichud hebbende, met een
nieuw vel bekleed : wanneer namentlyk door
llrenge wmtevkoude het ligchaam word te zamen
getrokken, de buitenftehuidafwykt, weU
ke men dikwyls geheel aan de heggen vind
hangen. Deze uitgeßhiidde ßange-vellen noemen
de Grieken zt\y e geyras ^ de llomeinen fenium,
fene^utem, ouderdom. Ook word aldus
een menfch vernieuwd, zoo mcnigmaal als
eene zware krankheid zynde te boven gekomen
de bovenfte huid vervelt, de hairen uitvallen $
i n h o o g e r z i n , zoo d ikwyl s als, uitgefchudzynde
de Vellen van den ouden Adam , hy een
nieuw fchepzel, een nieuw raaakzel word. Die
is de alderklaarfte z in der woorden van den T e x t ,
gelyk ook de aldereenvoudigrte , in gene beuzelingen
bewonden. Zie hier de belagclielyke
verdichtzelen der befneeden LeerarenVan
Saadias by Kimchi, dat een arent door al te
groote hüte zwoegende , zoo dikwyls namentl
y k als dezelve die ingebeeide alderhoogfte kloot
des vuurs te dichte by vliegt, zig in dezeevan
boven nederftort, aldaar verkoelt word en vernieuwd
, zoo dat de nieuwe vederen aangroeyen
, namentlyk in plaats van de oudemißchien
door de hevige hitte vaa de wegrovende hoofdftoffe
verbrand: dat zulks alle jaren gebeurd rot
het hondertfte jaar toe, dog eene eeuw beftiptelyk
zynde verlopen de vogel wederom van
boven neder geftort zynde Üerfc. Dusdanige
overfyne hoog-wysgeerige^/ö^« zyn te leezen
ook in Porta CJli ibi 32. Hy aldien deze dingen
minder behagen , zoo raadpleeg Datnir,
een Arabifch Schryver, die zal u leeren, dac
deoude Arent, zwak en blind opdevletigelen
van de jonge gedragen word tot by den Indianen,
naar eenezekere fontein van eeneoverhoog
e berg, in welke de veeren zouden uitvallen,
nieuwe groeyen, het gezicht wederom komen.
Dusdanige oude wyfs en kinder fprookjes hebben
de Kerkvaderen, weinig ervaren in de zaken
der natuur, voor goed aangenomen. Lees
den Schryver van den Brief aan Praßdius,
welken zommigen willen dar Hieronymus is : Eußathius
in het Zesdaagßhe Werk bl. 27. Epphanius.
Gezonder van vcrftand is Augußinus
over P f . CII. dac eene oudc Arend van henger
fterft, door het aangroeyen van de bovenítenebbe.