í
I.-i- i'
n , '
i
: •:!
• ;
1244 GE E S T E L Y K K
P R I N T B L A D DXCL
Wanî gelyk het gelait der doornen onder eene pot^ almo n het lagéen eenes zoîs,
Prediker V U . vers 6.
De vorft der wyzen fielt, het iagchen 'van een zot
Gelyk met het gelait der doornen, die de Pot
Doen zieden door hevr ivarmte. En, wiltge nieer ervaaren /
Hoor dan het verd're 'tgeen Heer Scheuchzer koomt wklaaren.
OF ßrim, akanthai, doornen, eene algeraeene
geflagtnaam is , eigen aan doornige
ftruiken en boomen van allerley zoorr, of
aan zommigen eigen, vale bezwaarlyk te bepalen.
De Woordenboek en Kruyden-Befchry«
vcrs verzwygen zulks. Seibin is by den Perzianen
zekere doornaclitige boom. Meninzk.
• 2795. Maar voordealgeraeenezoorc
betekenis katnpen de akanthai, doornen, vjin
de LXX. Taalsraannen. Het gebruik van ai-
I Ic zoorcen van doornen onder potten , of roc
; keuken-gebruik, het gekraak aan alle doornen
I gemeen, de Gelykenis zelve, dewelke gene
byzondere zoorc van doornen vereifcht, heefc
ook breeder opheldering nice van noden.
Prediker V I I I , vers 17.
Doe zag ik d 't iverk GODS: dat de menfche nkt en kan uitvkden het werk
dat onder de zonne gejcbied: om het ivelk een menjch arbetd07nie zoeken, ?naar
hy en zai het niet ultvhiden: ja indien ook een luyze zeide, dat hy 't zoude meten
, ZOO en zal by 't dog niet können uitvinden.
Deze ronde belydenis van den alderwyften
der Koningen liecfr wel voornamenclyk in hec
oog de ondoorgrondelykheic der wegen G ODS
in de werken der Voorzienighcic, waarom dezelve
de zaken dus fchikt, en niet anders ?
deze arm is, gene ryk ? deze gezond, gene
ziek? deze leetc in eenen verachten ftaat, een
anderuitbiinktinwaardigheden? Pf. XXXVI .
7. U'dve oordeelenzyneengrootenafgroat. Maar
ook kan en mcet dezelve tot de werken van
G O D in de natuiir uirgeftrekc worden. Dac
het my , en andere navorfchers der natuiir tot
eene toom diene , op dac wy ons niet te zeer
vleyen, alsof wy den hemelmcc de vinger zouden
aanroeren , aanmerkende , da: alle onze
kennis maareen gedeelre, ja nietsistenaanzien
van die zaken, dcwelke wy niet kennen. Wel
is hec waarhcid, dac wy zoo veel ce naderaan
GOD komen , hoe wy racer weecen. Maar
tiiflchen G ü l ) den Schepper en ons, tuilclien
de Werken van GOD en ons wceten is eene
oneindige tuiTchenwydre, zoo dac onze nabykoming
by GOD verdiend oncindig klein genaamd
te worden. Hoe meer wy weetcn, lioe
wy zekerder zien, dac wy niecs weeten, echter
meer weecen , dan van te vooren Niets
ten aanzien van GODS Alwerendhcid, ieis,
by aldien wy onze vatbaarheid in aanmerking
neemen. Den Sprinkhanen gclykendc , flaau
wy al fpringetide de lucht, maaraanftonds Valien
wy wederom op de grond : even als die vliegende
vifTchen dewelke zoo lang alsdevleugelen
door hec water nat zyn , vliegen. i4anftonds
Valien wy en Ichielyk , en fchandelyk
buiren hec raiddelpunc van eigenkennisopgeheven
zynde. De draad der ¡nbeelding al re zeer
uicgefpannen word ligcelyk verbrooken. Aan
dit noodloc zyn onderworpen die gene, dewelke
zieh zelven al te hoog verheflen, ziginbeel«
dende meer ce weecen, dan zy inderdaad weeten
, die voor becoogc houden , hec welk alleenlyk
onder fchyn van waarhcid zig opdoed.
Onzc kennis , hoe gering die ook zy, alhoewcl
dezelve maar een gedeelte is, fchoon maar
ydelheic, is nogcans dezelve ietsenfpringchoo.
ger die , de welke in de tuiTchenruimte van f.
o f 6 . voecen zig boven de aarde verhefc, dan
die zulks alleen maar eene halve voec doed.
Deze dingen alle , dit niets, dit iets van de
menfchelykc kennis, moeren ons aanbeveleo de
aandacht naar de nacuurlyke en geopenbaarde
Godgeleerdheit, als dewelke ons opleid längs
de weg van een heilig leven niec alleen tot de
kennilTcGODS, maar ook toc degeniecingvan
den geenen, die alles is in allen; verdertoc nederigheic,
cn geduurige afhangclykhcic van
hec Opperfte Weezen. Wy zullen gelukkig
zyn, by aldien wy niec fpringen biiiten de palen
, Zoo van kennis, als van kenbare zaken j
by aldien wy aityd, tcrwyl wy vliegen, ende
vlcugels van ons verfland zwaeyen, indachcig
zyn onzc zwakheit enonkunde, nogcansgedurigh'Et>.
L^nfi.VJl. V. 7. e.DC. V. s
llu'j" tt'íjír 'i'it/^ f •
1' I
i l l ,
4 , i r i |
I f l
•i. ;
• i "
•1::