n fi,.,
"if :
m
h'. I!
•i.
j l f l g .
í i r í t e
• • l i i ' iMt'r
l i í i í
I B I S
G E E S T E L Y K E
1254
ficht "jjtrien finßer durch die Fenßer , dat is,
op dat ik hec in vveinige woorden te zamen
trekke, het gezicht word duifter. Endoorde
Venßers , können wy zeer gevoegelyk
verftaan niec alleen den Oog-fchillen , dewelke
mcn becer by valdeuren der venfters zoude können
vergelyken, maar voornamentlyk het doorfchynend
Hoorn-vlieSy en achter het zclvedrie
in rang volgende vochtigheden, de ivaterachtige,
de knßallyne, de Clas-achtige, doordewe'.
ke de ftraalen, even als door de ronden der
venfters, alhoewel niec zonder eeoe verwon-
derlyke orabuiging, doorgaan. Dczc verktaring
fchynd my te moeten geftelt worden voor
die, dewelke door arybboth , venfters verftaat
de brillen , dewelke de bejaarden gewoon zyn
te gebnuken tot verbeteriog van hec gezicht:
wane Salmon fpreekc van de natuuriyke, fchoon
gebrekkelykegefteltheitdercogen, en hetblykt
niet klaar. dat toen ter tyd hct gebruik van
brillen is bekend geweeft , alhoewel de uitvinding
van het glas Salomons leefcyd heeft te
boven gegaan, over welke zaak elders te fpreeken.
Prediker X11. vers 4.
Ende de wee dturen naa de Jìrate ztdlen gejlooten mrden, ah 'er is een nedrigge^
luti der malinge^ ende hy opftaat op de flemme des vogelkenst ende alle de zangereffen
zullen nedergehogen mrden.
Daar is nog een ander ongemak des ouderdoms,
namentlyk, wanneer àe deurcn naa de
ftraate geßooten 'worden ; kieifottßn thuras en
agora: zy zallen de deurenßuiten in deßraat :
onder de naam van thuroon komt geraakkelyk
voor de mond met den Uppen ^ als waar door de
fpyzen ingaan , en de fpraak iiitgaat Matth.
X V . 17. 18. onder die van ¿"irö^re«, agoraas,
hec aangezicht, open ftaande, gelyk de ftraaten
gemeenlyk zyn, aog door gene klederenbedekt.
Deze deuren naa de ftraate worden geßooten
^ de eetens-luft vergaande, de zitplaats
van de etens-luft zelve verzwakc zynde, de
eerfte werkwinkel der fpys-verdouwing, zoo
dat de oude lieden met weinige fpyze te vreeden
zynde leven : insgelyks worden zy geflooten ,
•wanneer by gebrek van tanden de kevels en lippen
zig onderling zeer nauwkeurig raken. De
deuren worden geßooten ook in eenen anderen
zin, wanneer dat 'er is een nedriggehüt der mu'
itngey en aßheneia phooneys teys aleythoußys, in
de zwakheit der ßemme van den malenden : de
oude luiden zyn ftilzwygende , fpreeken weinig,
ja wegens de moeielykheit deraderahaling
fpreeken zy weinige dingen, en ora het gebrek
van tanden min duidelyk , en min onderfcheiden
: veeltyds is de item fchor wegens de zinkingen
op de keel fchietende ; weinige eindel
y k , uic eene walg en van hec leven, en van de
zaken dewelke zy behandelen. In eenen ruimeren
zin en zeer fraai verklaarc fVedelius over
de ziektens van Salomons Ouderdom bl. 14.. de
ßuitmg der deuren naar de ftraaten van de verftoptheden,
dewelke den bejaarden leefcyd hinderlyk
zyn, van de buik, pis, maandftonden,
ja können toc alle affcheidingen uitgeftrekc worden.
De menfch ßaat op by het gezang des vogelkens
, anaßeyfetai eis phooneyn tou ßrouthiou
by zal opßaan op de ßemme der zwaluwe, of
muflchen. Deze woord«n geven cc kennen de
ßapeloosheit den ouden lieden zeer laftig , niec
ZOO zeer daarom, om dac de bejaarden door hec
getierelier van allerlei vogelrje wakker worden
( wane die kan mec de hardhorigheit den ouden
lieden gemeen niec worden over een gebracht)
dan wel om dac de oude lieden zeer vroeg ,
wanneer de vogelen, by zonder de hanen begir.
nen te kraayen , en andere menfclien nog flapen
, opftaan , de flaap cen eenemaal van den
oogen zynde verdreeven. De klapdeurtjes vaa
de herflenen worden niec gefloocen, zy dulden
niet de uitfpanning van hec buitenñe flagaderlyk
buisje van de herílenen, de bearbeide geeiten
vloeyen gcdurig op de Ityfgeworden zenuwen,
en den werkcuigen der zinnen. Hier van
daan is ontftaan hec Ipreekwoord, dac een flapend
oud man, en een wakend jong kind niets
goeds voorfpellen. Praunius.
Ook de ßaap , de alderaangenaamße ruß,
zelve vltegt van allen weg, enkomtbymyna'aU'
•welyks laat in de nacht wederom. Ik worde
genootzaakt, ontroerd zynde, midden in de
nacht op te ßaan , en vele dingen, op dat tk
^ene fíimmer zaken zoitde ondergaan, te ly-
Alle de dochters van het gezang worden or*-
derdrukt, tapeinootheyfontaipafaihai thugateres
tou afmatos, alle dochters van het gezang
zullen vernedert worden^ Aquila, kai klitheyfontai
panta ta teys oodeys, en alle dingen , dewelke
tot het gezang dienen , zxillen nedergebogen
worden. De Uicleggers verklaren deze
woorden van de harthorigheit den ouden lieden
gemeen, als welker gehoortrommel voi rimpelen
word, gelyk ook de andere vliezen cnfpieren
tot het gehoor dienende. En de dochters
van het gezang , zangereflen , zyn de ooren
zelve , het gehcle werktuig van hec gehoor,
hec welk cen eenemaal verzwakc word : of de
klank zelve , de Zangkunde zoo met ftemmen,
als raec Speeltuigen, gelyk het koorn geaaanid
n a t u ü r k u n d e .
riaamd word de zoon des dorfchvloers , Jez.
X X L 10. Hier op paft hec ancwoord van den
ouden Barßllai mn David 2. Sam. XIX. 35.
Ik ben heden tachtentig jaren oud; zoude ikkonÍ
2 5 I
nen onderfcheidentujfchengoetendekwaat? zoude
nwe knecht können Jmaken, wat tk ete, ende
wat ik drinke f zoude ik meer können hooren
naar de ßemme der zangers en zangerejfen?
Ook wmneer zy haar voor de hoogte zullen vreezen^ ende datter verfchrikkkgeH
ztdien zyn op den weg, ende de Amandelboom zal bloeyen-. ende dat de Sprinkhane
zig zelven eene laß zal wezen , enäe dat de luß zal 'vergaan : want de
menfch gaat naa zyn eeimig huís, ende de nuwklagers zullen in der ßrate om^
gaan.
^ , en de ruimhangende
Prediker X í I. vers
huid trilt aan het uitgemergelt ligchaam.
Hier van dan ook oudstyds deecrbiedwelkede
gryze hoofdhayren hadden;
Toc nog toe is 'er geen einde aan de bezwaarlykheden
den ouderdom overkomende , daar
zyn nog andere , aanftonds re verhalen, overig.'
en wel eerftelyk duizeling. De oude Lieden
vreezen voor de hoogte, en laagtens op den
weg. De LXX. eis to hupzos opzontai -, kai
thamboi en too hodoo , zy zullen naa de hoogte
zien, en verfchrikkingen op den weg ; andere
Afdrukken , kaige apo hupzous opzontai y ook
zullen zy van de hoogte zien. Aquila, tromoo
tromeyfoufin en tey hodoo, van beevmge zullen
beeven op den weg-, Hec is niet voor een oud
Man op coorens, daken, bergen ce klimmen'.:
de ademhaling oncbreekc, en de duizeling bevangc
hem. Alle ladder is hem al te hoog,
angftvallig beklimc hy alle lleilre. Ja tot
ichrik zyn hem zelfs alle gelyke, vlakke ftraaten
:
J)e oude man ßaat onvaß en beevetide : en altyd
ongemakken ligt gelovende , en belagchelykjchroomt
by het geen hy zelf doet.
DeherOenen, de zitplaats der ziele, worden
verzwakc, de geeften . dienaars van gevoel,
beweeging, fterkce, oncbreeken; hecvloeibaar
zenuw-zap vloeic als door eene crechter door
de openingen of monden van de verftyfdebuisjes
, en ftorc voor over van duizeling tot cene
beroercheid: daarenboven zwerven voordeztel
de verbaaftmakende denkbecldcn van de val.
Praunius verftaat alhier de fihorheid van de
ßemy dewelke door gehrek van het balzemachtig
vocht niet kan vluchtiger nog zwverdergemaakt
worden.
De Amandelboom bloeit, antheyfey to amugdalon.
De Uitleggers verftaan hier gemeenlyk
áñ gryzigheit y welke zeer fniai verbeelden de
witte of witroode bloemen van de Amandelboom
: dewelke byria van alien de eerften zyn,
gelyk ook de gryzigheit de eerfte plaats onder
de bczwaarlykhedendesouderdoms, als was hec
ten aanzien van den tyd, heeft, endikwylsvoor
dat het tyd is komc :
Van daar komt de oude ruwe winter met eene
hevende tred, ofberoofd, of nog hebbende witgryze
hair en, De ontydige gryze worden op de
Deze gryze verwe nu der hoofdhayren ontftaac
uit de veranderde fchikking : gelyk byna alle
de deelen van hec ligchaam te zamen gefroniTelc
worden, zoo ook de vezels van de hayr-v/ortelen>
en de hayren zelve, alwaarom het voedend
zap-vocht ontbreckt, gewoon zynde door hec
middelpunc der hayren door te vloeyen , de
doorgang word den zonne-ftraalen betwift, dewelke
overvbedig wedromgekaarft eene witte^
of gryze verwe vertoonen. En zoude by deze
gelegendheitkonnenaangetodndworden, waarom
en op wat wyze deze Amandelboom nu en
dan door eene fehielyke fchrik in eene nacht
zoude können bloeyen. Doch ik ben bekommerd,
dat ik door een uitgeweeke aftred tot de
leere der gemoedsneigingen zoude afgetrokkert
worden. Vergelyk, behaagd u zulks, de gryzigheic
van den menfch by debladeren der boomen
, dewelke by aannaderende winter , de
wärmte oncbreekende, gelyk ook de beweegfng
en hec voedend zap , de pypbuisjes zynde te
zamen getrokken eene overaardige en veelverwige
gedaante aan onzen oogen vcrroonen.
De Sprinkhaan y krekel, zig zelven zal draf
en y dus vercolken wy hec Hcbreeuwfch vajißabbel
hethagab y de LXX. kai pachunthey hey
akris, onze Moedercalige, wann der Heufchrek
befthwerlich iß, Hieronymus en de Arabieren
gevolgd hebbende den Orieken, de fprinhaan
zal vet worden, de Syxitt zalgroeyen, anderen
zal ^wa^ri/fr wo?'«/?«, zal bezwaren y dac
vet word, wafehc, cn doorzwaar wordenzich
zelven laftig word. Alle deze dingen zyn duifter,
en vetwordingmccden ouderdom onovereenkomftjg.
Hier van daan zyn 'er vele onder
den ouden Uirleggers geweeft, dewelke van
de bezwaarlykheden des ouderdoms ten eenemaal
afgaan, gellingerc op de golven eener verbloemde
zinl'pecling. Salonius, dat de Volkeren
ii