niL
ii'ii j^i
N A T U U R
( d e Olifanten) degrootfie fmert opgeßikt hebkende
eene hiriido, welke zy doorgaanr, naarik
bemerk y hebben beginnen Si.n^viiü^'i., bloedzuiger
te noernen. Hec woord Hirndo gebruikc
zekerlyk Plautiis , ouder dan Pliuius in Epidico
2.
Nu zaltk my ineenehirudoveranderen.
enik zdhunlieder bloeduitziiigen.
Horatius Over de Konfi aan het einde:
De Hirudo, ztdlende de huid niet eer verlaten
voor dat vol bloed is.
By de üoftcrfche Volkeren komen nog andere
namen van die kruipend beeil voor , aan ons
Hebreeuwfcli alukah verwand. Der Türken
Siiliik, Meninzk. Woordenb. 2026. DerPerzianen
Zalu,' zelu , zele. Dezelve 244.4..
Der Arabieren alakat, in hec Meervoiid aUk.
Dezelve 2660. 3314. Bochart fcliryfc alaka.
D e Grieken noemen het bdellan. Maar alhoewel
\vy zeker zyn, dac SalomonWizx fpreekcvande
bloedzuiger, nogtans is de T ext zwaar re verklären,
twee dochtcrs van de bloedzuiger aan
tetoonen. By aldien \vy Bochart geloof geven
Hierozoic. II. D. V. B. 19. kap. is de
bloedzuigerkinderloos, zonderzoonenofdochteren
, als uic verrotting geteeltzynde. Welk
gevoelen verdiend onder de oudc wyfs vertellingjes
der oude Schoo!geleerden gerekenc re
worden. Want hy word aan dezelve wetten
der voortteeling, aan dewelke alle andere beei
l e n , zyn gebonden. Ookzieikniet, hoedanig
dat hier verdiend te voorfchyn gebracht te worden
de in t-^een gefpleete tong van de bloedzuiger,
ten eenemaal den hedendaagfche ßeeftenbefchryvcrs
onbekend Werwaards gy u moogt
keeren, Z09 zult gy u naauwelyks anders ontwarren
, dan door het woord hirudo mec de
meefte Uitleggers op te nemen. in eenen Icen-
Ipreukigen zin , voor die onrechtvaardige hec
zy Princen, het zy Rechters, ofallerleyzoorc
van byzondere lieden, dewelke de beiirzen der
onderdanen uitmelken , hec bloed zelf iiic de
äderen des evennaaftenuitzuigen, de goederen
afperflen, van dewelken, eilaas! te land enter
zee een overgrooc aancal is. Gelegentheit tot
deze uitlegging geven de woordcn dewelke aldernaall
voorgaan vers 14. Een geßagte wiens
fanden zweerden, ende wiens baktanden mejfen
zyn , om de elendigen van der aarde, ende de
nooddniftigen van onder de» menfchen teverteeren.
Den Text helderen op de woorden dewelke
Theocritus heeft in Pharmaceutria.
Heiaas, helaas, droevige lief de,waarom hebt
gy my aanhangende al het Jkvarte bloed uit het
lighaam , even als eene rnoerajßgc bloedzuiger,
mtgezogcn?
Alhoewel alle deze dingen wel voegen, zoo ;
zyn nogtans de twee dochters van den bloedzuiger
nog onbiiiend. Alwaarom zommigen
de woorden van onzen Text vaft hechten niet
aan de voorgaande, maar aan de naaft daar aan
volgende; Deze drie dijigen enwordenmetver-
K U N D E I2 Z I
zadigt, ja viere en zeggen niet, het is genoeg.
Het graj\ degejlotene baarmoeder , de aarde,
die van water niet verzadigt word : ende het
vuur en zeid niet: Het is genoeg. Dac dit de
zinmening van Salomon zoude z y n , dat 'er twee
dingen zyn, dewelke altyd fchreeuwen: breng
aan, brengtoe, namenclykhetgraf, endebaarmoeder,
drie dewelke nooit verzadigt worden,
de aarde , de baarmoeder j het graf: ;a vier,
dewclkc nooit zeggen; genoeg , namentlyk de
drie even gemeld , en het vuur. Derhalven
ZLillen de twee dochters van den bloedzuiger
zyn het g r a f , en de zamcngetrokke, ofgefloote
baarmoeder. Het welk Bochart al te gedrongen
coelckync. En in zoorcgelyke trapfpreuken
na hec eerfte uitgedrukt getal voegd 'er de
Schriftuur niet meer dan een by voor een toegift
en overmaat. Gelyk in ons zelfde Hoofdliuk
vers 18. Deze drie dingen zyn voor my te
wonderlyk: ja viere y die ik niet en weet. Vergelyk
vers 21. 29. Arnos ]. 3. Exod. XX. 5.
Spreuk. V I . 16. Job V. 19. Waarhetmiflchien
van daan komt , dac de Grieken , Syriers en
Arabiers gene twee dochters van den bloedzuiger,
maar drie hebben. De wyr beroemde ßo-
Chart, op dac hy uit vele ontmoetende zwa-
. riyhedcn zieh zoude redden,- zoekt in onzen
J'exc eenen geheel anderen zin. Hyftaattoe,
dat alakah by den Arabieren ee-ncn bloedzuiger
betekent, maar alnkah de noodfchikkelyke
eindpaal des levens allen ftervelingen geilelt,
welke anders genaamd word menija van mana^
teilen, om dat G ü D deze , gelyk alle andere
dingen getelt heefc. Boek der WysheicXI. 2 1 .
Getuige dac Goddelyk fchrift aan de wand door
G O D S vinger gefchreeven mvne rnene thekel
upharßn Dan. V. 25. noodfchikkelyk voor Babels
Oppervorft. Die noodloc nu, niet der
Scoicynen, maar door hec Goddelyk beiluitop
hec alderbeftipft afgemeeten word gezegd twee
dochcers ce hebben, en gebaard te hebben. Het
is eene Spreekwyze den Oollerlingcn zeer gemeen,
en ook in de H . Schrift niet ongewoon,
dac de dag baard. Gy weet niet wat de dag zal
¿Äre« Spreuk. XXVI I . 1. Eer hetbefluitbaare.
Enzyn deze cwee dochters miiTchien Geeft,
G e e f t , Scheol vaabhaddoh, het graf en de helle
, dewelke nooit verzadigt worden Spreuk.
X X V I I . 20. of, by aldien voor een alle beide
noemt , Schachath iifcheol, de eene oncfangende
hec iigchaam , de andere de ziele. Zy
worden daarom dochcers genaamd, om dat zy
vanhetvroiiwelykgcflagt zyn. Dogmoec, in
hetvoorby gaan, aangemerkt worden, dachet
woord Jcheol betekent niet alleenlyk de helle,
eigcntlyk ZOO g e n a amd , maar alle plaats, waar
in de ziele van het Iigchaam afgefcheiden word
o n t f a n p n . bygevolgook denhemel, het welk
zommigen willen. Deze ruime betekenishoud
ftaande R. Salomon in Menachem en Midras ovec
dePfalmen, een Boek onder de alderoudfte.
De Leenfpreuken zyn zoo ryk, dac hiercoede
i"
IM
¡•! J
I » -
Ü l ,
"lilSi::