m H i
I i i í i í í f ei l ' i«! '
l ' I ' Ì ; ; ....
M
im
i ,'iïijif'if
• i f '
- i
! , , -f,
,i ,'ii'i
l ' i í
: - i 1 L-iilíífi
i '^Éjí.'
v t ' 't.ii.
l ì .
jilï
ìli': ' • ¡i-i
1 , 7 4 G E E S T
heygey, apo frofoopou tou THEOU Jakoob.
M e n mag het zelfde benuicenuicdeomltandigh
e d e n der Luchtverfchynzels, vmir en rook.
D c r h a l v e n hebben de Uraeliteii eciicn woedend
e n , trillenden, vlambrakenden Vulkaan gez
i e n . Onze gewyde Dichter gebruikt byna dez
c l v e fpreekwyze Pf. X X I X . 6. AKvaar van
d e uitwerkitigcn des donders. Hy iocd ilezelve
, Cederboom , hitppelen als em kalf; dm
Libanon ende Syrmi, ab an jong emhoorn.
' Het laatfte w o n d e rwe r k , het welkdePramm
i f t vermei d , is de voortvloeying van warer
u i t de fteenrotz. DU dm rotsßeea veranderde
in emm •siatervloed: den keyßmi in emewaterfmteine.
Toa flrepzantos teyn fetran eis Umms
hudatoon , kai teyn akntomon eis feygas
M c n leeze E x o d . XVI I . 6.
E L Y K E
I k hebbe nog zaken dewelke ik verder zou.
d e verbalen aangaande de opfpringing der bcr.
gen , dac veellicht Sinai niec alleen gedaverc
h e e f c , maar ook de naall hcm gelegen bergkruin
e n , ja d e omleggende Landftreek , als getui.
g e n van de Goddelyke tegenwoordigheit. By
a l d i e n naiflchien imand dir wonderwer k zoude
w i l l e n te huis brengen o p den doorgangdoorde
R o d e Z e e , waar van vers 5. raeldingwordge.
m a a k t , die z o u d e , alhoewel in eenen overdrach.
t i g e n zin , dit opfpringen van bergen of heu-
Velen op de fchuiraende golven van die zee
k ö n n e n toepaiTen , en in eenen eigentlyken op
het omleggende land zelve , by aldien ook
d a r , ter gelegendheic van dien wonderdadigen
d o o r g a n g , miiTchien gedavert heefc.
P r a l m C X V I I I . vers 12.
Z j hadden my omringt als hyen: %y zyn ultgeblujcht als een doornen vtmr.
O v e r f r a a i worden alhier de wanden vyanden der der
1 c u l l u s belegerd zynde, hebben beha
K e r k e by eene zwerm van by'én vergeleken:
ZOO o o k Jez. VI I . i8. ff^ant het zal te dien
dagegejchieden, dat de H E E R E zal toetßsfen
de vliegen die aan het einde der rivierenvan
Egiptezyn, endedeby 'en. die in den lande J f u r
zyn. vers 19. Ende zy zullen komen, ende zy
alle ziiilen rußen in de 'woeße dalen , ende in de
klooven der ßeenrotzen , ende in alle de doomhagen:
en in allegepreezenepiaatzen, pa l e i z e n .
B e k e n d is het uit d e N a t u u r -Ge f c h k d e n i s , hoe
g r o o t e fchaden die klein diertjen aan menichen
e n beeften kan toebrengen. Statins X. B.
Gelyk wanneer een harder de gewai
•eft
zullende die uit een puimßeen hol rooven
verjaagt, degrynige menigteeen vervaarlykgerächt
maakt en zieh doorgegom onderling aanmanen,
en alle op het aangezicht van den vyand
Men heeft voorbeelden van ^
zelve gedood Plinius XI. H. 18. kap. J n ß o t .
H i f t . I X . B. 40. kap. ßy Thanns XVII.
B. 35. kap. zult gy lezen, dat dtRauciers,
Volkeren van Kreta , door den byen uit hun
v a d e r l a n d zyn verdreeven by Jntipater 1. Ii.
AnthoJog. 37. kap. dat de Zoon van Hermon
a ä u s door den byen is gedood.
Gy Byen hebt het kind Hermonaktes gedood.
I n de Idyll. 19 van Theocritus klaagd het Wafchd
i e f j e Kupido cegen Fenus.
- - . - dati daar de bye een zoo klein diertje
is, zulke groote •wonden maakt.
O o k Word o p v e r f c h e i d e n piaatzen gelezen, dat
d e byen in plaats van krygsbenden enwapenen
g e w e e i l zyn: de Themyfcyrenzen, van Luc
u l l u s belegerd zynde, hebben behalven Bey;
r e n , en andere wilde beeften fmeyney melißhon,
z w e r m e n byen, ora den vyanden teverdryveii,
a f g e z o n d e n of uicgelaten. Appianus Mithridat.
I n s g e l y k s hebben gedaan die van Belgrado bel
e g e r d door Arnurath, by Bonfinius Decad.
I I I . B. IV. Onder den Veldheeren van den
K e i z e r Henrik is 'er een geweeft , dewelke,
d o o r d e benden van Gißibert, Koning van Lott
e r i n g e n , van alle kanten omcingelc zynde,
d e s f e l f s liultery tot het gevecht heefc onbekwaara
g ema akt , tuíTchen d e p a a rde n byé-korven
g e w o r p e n hebbende, getuige is Wttichindus I.
B. van de Daden der Saxen. Van dezelve
k r y g s l i f t , namenclyk van in b r a n d gel loken byek
o r v e n en van de niuuren in het jaar 1513. van
d e belegerde Srad Tanli in Afrika onder den
v y a n d e n geworpen , hebben zig de belegerden
b e d i e n d j die reeds tot de uiterrte engtens geb
r a c h t wareti door den Portugees Barriga,
V e l d o v e r f t e n van den Koning Emanuel, en
d a a r door hunne vyanden verjaagd te hebben
l e e f t men by Oforius VIII. B. van de Dadcn
van Emanuel. Door welke zaken geloof
w o r d bygezet aan die verhalen van Jamblichiis
b y Photius aangaande de belegering van Rhodane
en Sinonide , dac gehel e legers door byen
k ö n n e n o p de vliicht gedreeven worden. Van
d e fchendaad van overfpel zoiiden vry vele zig
w a c h t e n , by aldien zy naakt b lood gef tcl t wierd
e n voor zwermen van getergdebyen zoo lang,
t o t dat her gehel e Jighaamdoordeangelsoveral
g e f t o o k e n zoude opzwel lcn j welke ftrafte men
l e c f t dat de Joden den overfpeelders hebben
aangedaan by Buxtorf Synag. 34, kap. Pß
L X X . zcttcn onzen ' I 'extdusover , ekukloofiit
me hoofei mehß'ai keynon , zf hebben my
vengetyk de byen haar korf. Doch fchynd he^
w o o r d lieyrim hier tc veel te z y n , want de
N A T U Ü R K U N D E
„ ß fpreekt alhier niec van huis en tararne
b y e n , dewelke rondom de korven zoude n vlieg
e n , ' m a a r van d e getergde , fteekcnde, vyand
e l y k e benden. Ten zy mcn liever zoude willen
, dat David veel mcer o p de benden dan
f c h a d e doende krachten het oog heeft gehad.
W a r de f c h a d e aan b e l angd > we lke d e byen door
fteeken aanbrengen , namentlyk pyn, ontfteek
i n g , puift, ftaat her zekerlyk vrytegiflen,
dat deze toevalligheden nietontilaanenkeldoor
ftcekinge , maar door het fcherp fenyn, het
welk zy in de wond leggen, gelyk wy weeten
dat zulks van den fchorpicenen gefchied.
T e n trooft voor den van geeft verilagen Dav
i d zyn de woorden dewelke onmiddelyk volg
e n , Zy zyn uitgeblußcht als een doornenvuur,
alwaar de L X X . kai exckautheyßan hoos ßur en
akanthais, en zy zyn in brand geraakt als vuur
N a m e n t l y k word te kennen gegc-
1 1 7 ^
ven d e kortduunghei t van d ewoede , maarmed
e die vuuraanftookers woeden, groote dingen
r a m m e l e n d e , maar niet anders dan krakende.
W a n t dit vuur begind wel met eenzeergrootgekraky
en kruipt in een oogenbltk zeer ver voort,
vat de nabygelegen zaken aan, dog ward eer, als
men het zeggen kan, uitgeblußcht. Even zoo ir anden
mynegodlooze vyanden van haat, gedurtglyk'maken
zy my moede door t-wiß, geheel daar
Over uit zynde. om te verderven, nogtanifieunende
op den naam des HEERENdoen zy
met op, maar hy verbreekt hen , en verhouwt
hen m den gencn, die hem verßerkt. Pellicanus
Over deze plaats. Ik hope, dat ik die ( byen}
in den name des H E E R E N zal afhouwen,
(in den name des H E E R E N , om datikover
hen gewrooken ben) welke woorden, vol van
v e r t r o u w e n de Pfalmiß driemalen herhaalt.
P f a l m C X I X . vers 70.
Haar berte is vet ais fmeery maar ik hebbe verrnaak in tme wei.
D e Heilige Harpilager toond aanhetonderf
c h e i d tuffchen den genen , wiens herte op
G O D is vertrouwende, alle de vermakelykh
e d e n van het verftand in d e befchouwing der
G o d d e l y k e Werken zoekt, de wil in G O D
g e r u f t ; en eenen godlozen , die den hemel
z o e k t op deraarde, hctHoogfteGoedinvleesf
e l y k e w e l l u f t e n , wiens herte vet'jvordalsßmeer.
Thaphaßch kacheleb libbam. Een hert door al
t e veel vet omg e v e n , tot edelmoedige Gemoedsneigingen
onbekwaara, magteloos o m het bloed
u i t te dr y v e n , het ganifche ligcliaam even als
een gemeft zwyn vet gemaakt. De Grieken
h e b b e n , eturoothey hoos gala heykardiaautoon,
als melk is hunlieder hert geronnen. De Griekf
c h e Ui t l e g g i n g e n , eßkleyrunthey, apelithoothey,
IS verhart, is op de maniervan eeneßeenßyf
geworden ; even als dat van Nabal , het welk
in het binnenße van hem be^rß, zoo dat htt
Wien als een ßeen. 1. Sam. X X V . 37. Het
licrte van eenen zodanigen word eenßteen hert
g e n a a m d Ezech. X X X V I . 26. Lithokardios,
een fteen hert hebbende is by Baßltus in eenen
z e d e l y k e n zin een onbarmhertig menfch.
P f a l m C X I X . m-s. po,
Uwe getrouivigheit i$ van geßachte tot geflachte-y Gy hebt .
ende zy blyft flaan.
Zie Pfalm CIV. vers j. en eiders.
P f a l m C X I X . vers 110.
Het hair mynes vleefches is te berge gereezen 'van ver/cbrikkinge voor u, ende ik
hebbe gevreeft voor tme oordeelen.
Zie I V . vers iç
F R I N T -
Í1'
f i ' :îi
ri- ' li;
i : - , !
í'j