m
MAI
l i ö o G E E S T
, adem: ofhet is ecnc beweeging, waar door
de ingewanden zig gcduuriglyk gelyk als
„ ecne kruipcnde worm door zameiurekking
„ beweegen, van de maag rot den aars zig uic-
, , llrekkeiide, door behulp van welke de uic-
„ werpzelen tot de buik , om afgcfcheiden te
„ worden , voortgeftiuvc worden : hierom by
„ aldien door eene ongeftekheit van ziekte dezelve
word omgekeerr, en naarboventrekc,
" ZOO ontftaat 'er ecne Darm^ynofDarmkron-
'' kel, cn word de afgang door de mond uirgeworpen.
Door behulpmiddel van deze word
, hetgyl-zap ultdcn ingewanden door de melkvaten
naac de Kegenbak of gylzak voorrgedreeven,
dog word uic deregenbak dooreen
touwindekruikeopgeheven, wancookhelpc
„ dezelve den voortgang van hec gylzap door
her touw in de kriüke , de ecne droppel de
„ andere gelyk de eene golfde andere voortftuwende
, en neemc inderdaad den dienft van
,, een rad waar,,.
By aldien imand hedendaags zodanig, gelyk
dePrediker, zoude fchryven, fchoon by verbloemde
en overdracluige fpreekmanieren, die
zoudelichtelykverftaan worden, de toepaiTing
opdeverhaaldeuitvindingen der hedendaaglche
eeuwenzoude gemakkelyk zyn. Dog of dezelve
aan Salomon is bekenc geweeft , zulks fchynd
voor twyfeling plaats te laten. Op dat de dikwyls
geroemde Pratmius deze tegenwerping
zoude te gemoet gaan, zoo houd hy zieh van den
alderwyftenKoning, door GOD, in den aard
r a n alle zakcnonderweezen, die verzekerd, dat
hy door de oiferhanden, dagelyks en in een grooc
aantal gewoon geflagt ce worden , zig heeft
können verkrygen eene kennifle van de dierlykeltgchaams
gefteltenis, Leviten zelve. terwylzymet
eene vaardige lundhunlieder oflerwerkenbedienden,
de een metden Opperpriefterhetbloed,
op den Altaar tefprengen, aante
dragen, de ander door eene wel bedreevc band
de buik open te fnyden, her gebruik en fchikking
der gezegde deelen te ontdekken, zekerly k door
. het zoodikwyls affcheelen van liet vet van de ingewanden
en het ner, derzelver kringswyze beweeging,
vanhethert, ja ookde loopvan het
gylzapnaadegylzak, endoor deborftpyp zelve
in acht tcnemen.
Echter zoude ik de zage van twift-verfchil
niet willen heen en weer trekken met die gene,
dewclkevoorwenden, dat Sahmon geen zooervaren
oucleedkundigen is geweeft, aan wien bekend
zouden geweeft zyn de aldermeeft verborgen
declcn, in de voorledene eeuw te voorfchyn
gebracht: dat hy in het algemeen cen levendig en
doodbrakend ligchaam van den menfch hceft
vergeleken by eene bornput, devvelke zoo lang
dienft zoude doen: zoo lang als hec rad geheel is
en beweegbaar, de kruike niet lekdoor fcheuren,
dekoordenfterk, alledcwerktuigentotdit
bouw-geftel behoorende en alle deelen wel te zamen
gefchikt bekwaam om hare bedieningcn te
E L Y K E
volvoeren, maar onnut , als het rad is gebroo^
ken, deemmerlek geworden, hetcousvofkoordegefcheurc.
ü p deze brofheit van het menfchelyk
leven en Salomons Gelykenis paft dac der
Hoogduicfchen Spreekwoord, by aldicngyop
deemmerof kruik, dewelkenaàr de put gedraword
ziec : Men tragt den krug zum ßrvn-
, bis'er bricht, de kruik gaat zoo lang te waj
tot dat zy breekt, welk fpreekwoord wy
gebruikenvandenzodanigen, dewelke dikwyls
aanftootende eindelyk de voet bezeert, of van
eenen godloozen, wiens raadflag in het uiterfte
kwaad valt.
Jnmiddels oordeel ik hec ter zake dienftig, by
lidien eenigedingen teropluiftering van de ver~
klaring können dienen, datikdezelveals levendigein
Princ-beelden voor oogen ftelle.
PrintblaJ DXCl l l . vertoond het voornaamftegedeeltevan
dezilvere koorde, by aldien gy
door de zelve verftaac de zenuwen, namentlyk
tien paar fpieren binnen de heríTenpan afkomftig,
maar ook andere , een paar onvafte , tuflchenribbige
fpieren uit het niggemerg voortkomende.
üitPrintblad XVI I I . vanEußachm.
Princblad DXCÍV. De middelborft-pyp,
dewelke naar de verfcheiden onderwerpen ten
aanzien van de veripreiding der takken verfchilt.
DezeFiguur, welkeik vercoon,isontleenduic
deEjphemer. Germ.Centur. Wl.tnlV.Append.
bl. 120. uic aanmerking van Job. Sigißnund
Hennin^er, Dokter in de Geneeskunde en Hoogleeraar
teStraatsburg, alwaarin,
Aaa. zyn de melkvaten ftrekkende naar de
gylzak.
ß . De Gylzak, leggendeop hettweedewervelbeen
der lendenen, onderde grooce verafgelegen
Slag-ader.
b b b. De Wacer-vaten van den verfcheiden
ingewanden des onderbuiks voorcgaande naar de
gylzak.
c c c. De Water-vaten zig in de leiding van de
borft zelve onclaftende.
C. De Borft-leiding of pyp van hec tweede
wervelbeen der lendenen beginnende onder de
pees van hec Middeîrifc, en aanftonds m de borít
tufTchen degroote flagader afdalendeen de ongehuwde
aflopende byna over aile de wervelbeenen
van de rug.
D. De buizen bochtig, en in verfcheiden
kronkels gedraaid grootere en kleindere , omtrend
het eerfte wervelbeen der lendenen en hec
laacileenopeennaheilaatfte wervelbeen van de
rug voorkomende.
E Zoortgelyke bochtige builjes of pypjes
ruftendeof leggendeop het zesdeenvyfde wervelbeen
rot het vierdevanderugtoe.
F . DeintweenfplycingvandeBorft-pyp van
het tweede wervelbeen
ter van de Maagpyp
ftrekt.
G. Deinvoeging
anderflînsdubbel, e
an de rug onderde Sluide
infnydingtoeiiitgean
de borft-pyp hierenkel,
wel niec beftiptelyk todiec
N A T U U R K U N D E ,
fleutelbeen, maar in eene drie of vierfprong,
mentlyk d. van hec fleutelbeen, e. vandeftrot,
f. van het Kakebeen , en g. van de nek , de
drie eerfte uitgefpanncn zynde , en buiten de
legplaats geftelt zyiide.
H. Het klapdeurtje ter invoeging van de
borft-pyp aangehegc, en tegen de Oxel-ader
aanziende.
I. De Wervelbeenen van den hais, namentl
y k ^ . 4. 5. 6. 7.
K. Twaalf Wervelbeenen van de rug van i.
tot 12.
ti6i
L. De vyf eerfte Wervelbeenen der lendenen,
namentlyk 13. 14. 15. 16. 17.
M. IJe nederdalende ftam van de groote flag^
adcr, aan beide zyden afgefneeden.
N. Derzclver vervolg totdeonderfte Buikh.
met de Buik-ader i. het bovenfte Middelfcheil,
k. de twee uitmelkende , en I. het benedenfte
middelfcheil.
O. De adcr van de Ongehuwde in het midden
van de zyde der nederdalende ftam van dc
groote flag-ader.
P r e d i k e r X11, vers 7,
Ende dat het ßof wederom tot aarde keere, ah bet geroeefl is, ende de Geeß mdm
tot GOD keere, die hem gegeven heeft.
Deze plaats is voor Salomo cene verdedigingplaats
, voor ons een bewysdom, hec welk de
cnfterflclykheit van de ziel betoogc. Want
dair zyn onder den hedendaagfche Vrygeeften,
dewcike uit Pred. Ill 18. enz. voorgeven te
bewyzen, dut de alderwyfte Koning onder den Epikurifien, en verdedigers der fterflelyke ziele
moec gerelc worden. Maar de bekentenis
van den Prediker is klaar: het ßof keen a^eder,
de alderkonftigfte zamenvoeging van het menfchelyk
ligchaam, uitenkele ftoikens beftaande
, gelyk het geweefi is, en de geeß, de redelyke
ziel van den menfch, dat weezen door
denken werkzaam, oordeel vellende, beveftigende,
ontkennende, willende, beminnende ,
vreezende, gevoelende, keertweder tot GOD,
die hem gegeven heeft. Derhalven geefc de
menfch zig zelven te befchouwen mec een tweederlei
aangezichc -, van de eene kant vercoonende
deydelheit, bouwvalligheic, iets verachcing
waardig, maar van de andere zyde een weezen
ilandvaftig, onverbreekbaar, onfterñeiyk, her
welk een eeuwig licht over het hoofd hangt ,
zullende nooit einde hebben , of eeuwige duifterniilen.
Met oogmerk van den Prediker is
geweeft om den jongelingen aan re pryzen en in
te icherpen eene geduurtge aandenking aan den
Schepper: de overredenäeaanzec-bewyzenleid
hy af van de ydelheit van der menfchen leven ,
van de bezwaarlykheden des ouderdoms, aisin
eene Spiegel ftelt hy eenen zieltogenden menfch
voor oogen , en verzegelt eindelyk zyne verhandeling
door de aanmerking van de onfterff
e i y k e z i c l , dewelke nietvergaat, niet vernietigt
word , maar blyft, zullende aan GOD ,
gelyk als aan den alderheiligften, zoo ook den
alderrechtvaardigften Rechter rekenfchap geven.
Üverweeg mi , hoe belagchelyk deze
vermaning zoude geweeft zyn : gedenk aan « w «
. leid een godvruchtiglcvcn, want na
de dood worden alle dingen vernietigt, ligchaam
en ziel vergaan. De cwee laatfte verifcn van
den Prediker beneemen ons alle twyfeling: „ P an alles datgehoort is. is het einde van de zaak:
, J^reefi GOD , ende omlerhoiid zyne geboden :
luant dtt betaamt allen menfchen. ¡Vant GOD
zal jeder -xwfc m het gerichte brengen, met al
dat -verborgen is, 't zy gm, 0/, 'r zy k'jjaad.
Overdeftig zyn de uitdrukkingen van den Heidenfchen
Sofokles by Klemens Stromat.ll. B.
„ Heiaas hoedanig bezoekt gy GOD van
„ een ftreng gemoed , dewelke mildelyk giin-
„ ften fchenkt aan den oprechten of niets,
„ maar akyd het hoogfte recht, enoveral, ge-
„ bruikt j,.
De Belydenis van Salomo ilaat ter nederzoo
der Platoniften -wederom ligchaam aanneemmgy
waar door de ligchamen der afgeftorvenen wederom
op deze aarde zouden verichynen, maar
ten aanzien der gedaante van dezelve verändert:
als der Pyrhagoriften zielsverhuizing, of
de overgang der zielen uit het een in het ander
ligchaamj o fui tde ligchamen der menfchenin
beerten , welke dwaling, gelyk zy de alderoudfte
is, zoo is zy ook nog hedendaags door
hec Ooften wyd verfpreid j welke de Joden
zelve fchynengekoefterctehebben, geiykblykt
lit Matth. XIV. I. en XVI. i. By aldien
de geeft des menfchen wederkeert rot GOD ,
die hem gegeven heeft, zoo zullen deze twee
dwalende gevoelens gene plaats vinden.
Wy pryzen Eunpides. gepreezen door Philo den Jood in zyn Boek over der ziele Onßerffelykheit:
,, Ende zy gaan weder te rüg , deweJke de
„ aarde heeft gegeven , tot aarde. Dat ge-
,, «e , het Kvelk van hemelfche afkomß •was 3
„ herneemd wederom de hemelfche Timmel der
„ Lucht,,.
Dus verklaart het Grotius in Dichtmaar.
H É T