1266 GE E S T
5, gen. De fchoríTe is eenigzins rouw , don-
„ ker-verwig, aan dejonger takken g lad, groea-
» achfig, glimmende, debinneTifteoppervlak-
» tegladzyndeenfaotcerig, en derhalven ge-
„ makkclyk afgaande. Een groor, fponsach-
« tig en houtachtig pit. Hec Hout wie, door
j> droogte uit den veelverwigen rood, vannii-
„ mer wezen , uic dikker vezeltjes by een ge-
,> pakt, nu en dan dienende om kaftén tc ma-
„ ken , raaar welker oppervhkce door ouderdorn
ruig word , cerwyl de vlugge hars de
>« zweetgaten verlaat. üp holie, dünne, an-
„ derhalf-duims , nu en dan uic den grcenen
„ rood zynde fteeltjes ftaat elk blad dooc mal-
„ kander geplaatsj welke bladeren vliesachtig
„ zyn, drie duimlang, oflanger, uiteenkoit
« fcherp begin eyrond , mec een langw erpige
o fmallepunc, degehelezyderandgegolfc, niec
„ zelden door een dun bleek ftreepje gezoomd,
„ de bovenfte gedaanre door een zwaar groea
„ geverwt en blinkende , van onderen op de
„ rüg grasgroen, cn als geheel van zyde: mec
„ eene zenuwe in het midden aan beide zyden
„ uitfteckende, wit uic den groenen, en eenige
„ kleine zenuwtjes aan de zyden rondomboogs-
„ wyze voor uitfteckende. De bloemen ko-
„ men op de toppimten der cakjes , maar van
,, eene oudeengrooce boom, in de MaandMey
„ en Juny tuíTchen de holligheden der bladeren
, , tevoorfchyn, fteunendeopfteelrjescweedui-
„ men lang, dun, op heteindetackachtig, en
„ in zeer körte fteeltjes elk door zcer kleine rond-
„ omlopende bloemcn verzien van een gefchei-
„ den. De bloemen zyn wie zes-fteeljg, bin-
„ nen den omcrekvan Koriander-zaadlchynen-
, , de , op eyronde fteelen , negen fpitze draa-
, , den , in zodanigc fchikking geplaarll, dat
„ drie de middelfte fteel drukken , de andere
, , deze in de rondteroniom loopen, onderyan-
„ gen mecelkvieczige, kleine ligtgeele, zach-
„ te bolletjes , aan de midden ruim aangewaf-
, , fchen. Op de blcem volgd eene bezie door
„ rypheic zwarc purperverwig en blinkende ,
„ ter groote van eene grooter erweer, enigfins
„ peer-wyzig van gedaanre mer eene zachtcpur-
„ perachtige rondom zynde vruchc, vanfmaak
„ als kruidnagelig Kamfer-achcig: hec pic van
„ binnen cer grootte van eene peperkorrel , mec
„ een zwarc blinkend baftje bezec, hec welk
„ in tween is gefplitil, olyachcig, van fmake-
, , loozegeur,,.
^be» Ezra ver ftaat onder de tytel van Copher,
cetohheth, de vrucht á^rPaimboom, dogheefc
byna niemand hem toeftcmmcnde.yí/wníí en an -
deren de Lagufler-bootn , van welke Plimus
X I I . B. 24. kap. De Lagnßcr-boomis in Eg¡-
pte eene boom inet bladeren van eene borfi beJJ'enboom,
niet zaad van Koriander , en eene wiite
riekende bloeme. Deze ( miilchcn bet zaad)
•u^ord gekooki in oUe , en naderhand uitgeperß,
hei 'S)elk Cyprus ivord genaamd. Deze Scruik
is de Ooßerfche Lagvßer of de Cyprus vanDio-
E L Y K E
fcorides en Plimus, Park. De Egtptißhe La.
gußer , der Grieken Lagußer , der Arabieren
Elhanne I. B. D i Egipttjche breed en fmalbladige
Lagißer C. B. De befchryving is deze ;
j> de bladeren zyn die v ane enenÜl y fboom niec
>, ongelyk , maar breeder, en onder een aan-
>, genaam groen meer teder, een weinig fcherp
„ zamentrekkende van fmaak : en niec allecii
,) met drie of vier rygen als mec vleugels, maar
,, naar de lengce der takjes bczitcen zy mec
, , thien, cwaaliofmeer de zyden dercakkenj
„ ZOO nogcans , dat de onderite bladeren bree •
„ der, van deze de daar naaftvolgendetociicc
„ uiterftevan de tak toeallenskenskleindcrge-
„ zien worden , aan de top nauwelyks eenig
„ blad overig zynde. By Alpinus zyn de bloe-
„ men afchgraeuw niet wie, naaftkomcndeby
„ de Vlierbloemen , doch kleinder: by Rau-
„ •wolf zynzyuitdenbleek-geelen, aangenaaiu
„ van reuk, de nieuwe Takjes zeerfcl ierp, de
„ bcsjes mec de bloemen van eene verwe ; hec
, , zaad daar aan verbeeldendc zeer aardig eene
„ aangenaame , hoogroode , naaldwyze drie-
„ hoek, zoogelykvan voccftuk , dac hec op-
3, gezec zynde even als eene damfchyvc ftaac.
„ De Bezien zyn zeer talryk , omtrent gelyk
„ de bezien van onze Lagufter , meer laag of
jj plac, byna vier kruiswyze indrukzclen van
, , eene afchgraeuwe verwe ( in eene drooge)
„ vercoonende, metzeerovervloedigkleinzaad
, , opgevuld , in gedaante hoekig en gelyk in
„ grooccc mec de Melochia , rood ver w i g , van
„ eene zeer fterk zamcnwringende fmaak , en
„ dac zonder eenige beece Over deze Plance
is byna gene twyfel of dezelve is Copher,
welke de Fig. IL vercoonr. Daar voor komen
cot onderftaud i. De overeenkomft der
woorden Copher en Cyprus. 2. De tros-vormige
vrucht, zoo dac eßol copher zoiide können
worden overgezec een tros van CjpriiS of Lagußer,
eene Cypnfihe Druive, zekerlyk dus
beter dan eene druive van Cyprus. 3. De aangename
geur mec de muskaac overeenkomftig,
welke zy in hct üoften nog hedendaags Hoog
fchatcen. 4. Hec wydzi g uitftrckkendegebruik
door liec Turkfche Keizerryk, byzondcriyk in
den Vrouwentimmers. Namenclykdegcdroogde
en tot ftof gemaakce bladeren gebruiken zy
coc geelc cn roode vcrwen, met welken de
vrouwen, uic de badftooven gckomen zynde de
banden, voecen, nagels, haairen optoyen: ook
de uitvallende haairen door een afziedzel dee
I bladen in klaar water vaft maken, of de liiizen
verdryven. Elhanne noemen zy, en de ftruik
z e l v e , en de bladeren, en hec poeder van die
gemaake. Alhier moee A/(?hí«2¿. verbctert worden
, dewelke in zyn Woordenb. bl. 1810. en
I 5526. onder de Ti irklchc gelyknamige woorden
( brengc hyna , kyna , hine , hynna , hynneet,
! want deze behoorcn niec toc Cypernm, wilde
! galgiaan , maar cot Cypnm , de Lagufter}
. wanc ook de Spanjaarden noemen Lagußer
Alhena. Cyt
' A N T . Cap. I . V -tr .
i 5 , i l f s Cypifrsiiiii*.
i'i'jt " p i ' V f i t - yVm« f i i t .
I.Li. l'iuta .••cuif-<-- ,