G E E S T E L Y K E
I 1 1 2
van onze Overzetringen , dat hec riec in de
Oofterfche Landftreeken zeer hoog opwüfcht,
en zoo fterk is, dac zy eertyds mee picken en
lancen van riet gcroaakc oorloggevoerdhebben.
Plinius XVI. B. 36. kap. De Oojierlanders
voeren het oorlog met rieten, yzei'e pinten ßeeken
zy op de rieten , fchadelyk door cene weerhaak
, -welke nien niet -weder kan te rn¿ trekken.
- I - Dog by aldien iemand de Ethwpiers,
Egiptenaars , hidianen , Arabieren, Senken ,
Bactrianers, zoo vele Folken der Sarmaten, en
van het Oofien zoude oprekenen, en alie de Ryken
der Parthen , leeft hetgrootfie gedeelte der
wereld door rieten overmeeßert. Dit voorname
gebruik heeft in Kreta haré oorlogsheden ten eenemaal
ter nedergeßart. Maar ook heeft hier
in, gelyk in de overige zaken, Italie het te boven
gehaalt, nademaal tot plen geen bek-Ji;amer
riet aan in de Rhyn, de Bolognienzer Beek. In
onze Landgewciien zouden dusdanigeoorlogen
niet bloedig zyn , alwaar hec riet den weevers
meer dicnihg IS, dan den zoudenieren. By^rgilius
IV. B. van Eneas word nei voor eene
py! genoraen.
—» Het dodelyk riet blyft in de zyde hangen.
Derhalven zal door het wild gcdierrc des riets
gepaftelyk genoeg vcritaan können worden een
krygsleger met fpieflen en pylcn van rietgewapend,
in het byzooder het tgiprifch, wantin
het naaftvolgende 33. vers leeil men: Vrincelyke
Gezanten zullen komen nit Egipte. Aan
ider een is bekend, dat dit Landgeweft aan riet
Over vruchtbaar is, en dat riet van tgipte zelve
is een zinnebeeld : alwaarom Augvfius, overwonnen
hebbende AntoniiisQn Kleopatre, gelaft
heeft , dat eene Krokodil in een rietgewafch
ftaande op de Gedenkpenningen zoude gemunc
worden. Dog daarom kon des te meer de Koning
van Egipte hcc wild gedierte des riers genaamd
worden, om dat deíTells zitplaars in het
midden der rietgewaflchen heeft geftaan. Zie
Abrah. Scultetns Redenvoering om de Wysgeerte
met de Godsgeleerdheid over een te brengen.
Over het woord Kaneh zelve , zie op
Job XL. 16. wat daar van zoude können gezegd
worden.
Klaar is het uit het gezegde , wat verftaan
zoude können worden door de Vergadering der
fterken, en de kalveren der Volkeren, die Rott
der Ockfen und Kälber der Fokkeren, ßtnagoogeyn
teyn tauroon en ( of zun ) tais damaleß toon
laoon , nan:ientlyk onder de naam van Stieren
können verftaan worden de Vorften en oppergebicders
van Egipte, geiyk onder die van/Cíí/-
veren de gemeene krygslieden , dewelkc hun- !
lieder Veldheerenvolgen. XII. B. van i
Eneas:
Als 'wanneer tzn-ee fiieren in een vyandig ge, \
vegt, de koppen tegen den anderengekeen zynde,
inlopen, de bevreesde meefters te rug zyndt
ge-oi^eeken, al het vee ftom (laat door vreeze, en '
dejonge koeyen binnens keels loeyen, 'me over het
vee zal heerfcken , wien alle de hidden zullen
N A T U U R K U N D E .
P f a lm L X I X . vers 4.
I I I 3
Statins Jkebaid. XII. B. van eencn wilden
ftier:
- - - - - //y ßaat -woedende van groote razerny
voor de kudde , engeeft zyne moedigheit
te kennen door over'vloedig fckuim'
bekken, bulderende krabt hydanmetdepoot
de aar de, dan de luckt met äekoornenjply.
tende. De akker'weide ßaat lefcktidden,
en de bevende koeyen verwachsen het gevecht.
Deze ftieren in eenen geeftelyken zin beftrafc
GOD nietalleen, maar verdeige eindelyk dezelve
ten ecnemaal. Jez. XXXIV. 6. 7.
Het zweert des HEEREN is vol van bloede,
't is vetgeworden van-fmeer, van den bloede
der lammer en ende der bokken, van 't Jmeer
der nieren van de rammen: want de HEERE
heeft een flacht offer te Bozra. ende eene groote
ßachtinge in den lande der Edomiten. Ende de
Eenhoornen zullen met haar afgaan, ende de
Varren met de Stieren, ende haar land zal doordronken
zyn van den bloede, ende haarßofzal
van 't ßmeer vet gemaakt worden. Jereni. L.
27. van den Babyloniers: Doodetmetdenfweerde
alle hare varren, laatze afgaan ter flacktinge:
wee over ken, want kaar dag isgekomen ,
de tyd harer bezoekmge. Ezech. XXXIX. 18.
19. van de nederlaag van Gog en Magog:
Het vleefch der beiden zullet gy eeten, ende het
bloed der Voyßen der aar de drmken, der rammen,
der lammer en, ende bokken ende varren, die al
te maal gemeßen van Bazan zyn. Ende gy
zullet het vette eeten tot verzadmge toe, ende
bloed drinken tot dronkenfchap toe: van myn
ßachtofer, dat ik voor 11 geßacht hebbe. Het
fchynd, dat her den Roomfchen Keizeren zelven
niet miihaagd heeft by ftieren vergeleken te
worden, nademaal 7itus geoordeelt heeft nocii
berispens, nog ftraffewaardig deaanfpraakvan
dien Apollomus by Philofiratus VI. B. 14. kap.
wie zal eenen zoo fierken fiter onder hetgareeljok
brengen ? hec welk zekerlyk hedcndaags zoude
verbannen worden roc plompc boershedeni
gevangenis, ballingfchap waardig.
Pfal«
Ik ben vermoeid van myn roepen, myn keel is omßeeken, wyneoogenzynhezweekeH:
daar ik ben hopende op mynen GOD.
Hec werktuig van de ftem, om eigentlyk te
fpreeken , is met tfavar , collum, de Hals,
maar garon, de keel, welk woord David ook
gebruikt in dezc klachte, dewelke hy uitftorc;
zoo dat derhalven onze Moedertalige in navolging
van de Latynfche, dewelke , de
ílrot heefc, zoude hebben können gebruiken hec
woord de keel, beter d a n Z o o
leezen wy Pf. V. 10. Hare keeleis eengeopend
geronam, graf. Pf. CXLIX. 6. De verheffmgen
GO DES zullen in hare kele zyn^ bignoram.
Jez. LVHI. 1. Roep uit de keele en
houd niet in. En nergens word in de H. Schrift
gezegd, dac imand uit den hals fpreekc dan alkenlyk
Pf. LXXV . 6. f^reekt met metfiyven
halze. Doch eene ftyve hals word hier niet
geftelt als een werktuig van de ftem, maar een
teken van hovaardy. Dog ten voordeele van
onze Moedertalige Overzetting verdiend aangetekent
te worden, dat de Schryvers niet altyd
of eene wysgeerige of ontleedkundige ftyl
gebruiken. De Hoogduitfche Taal gebruikc
zeer dikwyls de hals voor de keel offtrot, aus
dem Hals reden, es iß ein Bufs in Hals gefallen,
der Hals iß verfchwüüen. En by den Dichters
fpreeken de menfchen doorgaans uit den Halsj
iiyEfckylus in Agamemnon vers 321.
Aan dezen word niet meer vergund uit eene
vrye hals der biinner noodlotten te befchreyen.
Virgil. VII. B. van Eneas vers 700. van
de Zwaanen:
Wanneer zy wederkeeren van het voeder^ en
door de lange halzen zoetluidige toonen o^hefen.
By aldien wy liever ontleedkundiglyk willen
fpreeken, zqo ftaan te vermelden de longe zelve
, de locht-ader, decong, de keel, alle de
omkring van de werkcuigen der ftem, der fpieren
en klieren, dewelke alle na larigduurig geroep,
gelyk hier van D^x/iii, dts Mefßas\oo'[-
beeld , eindelyk verraoeid en droog worden ,
van het water tot de beweeging ten hoogften
noodzakelyk, als vermurwende, bevochtigen«
de, beroofd , de klieren te gelyk vol gepropt
zynde y waar van daan eene fchorheic, fchor
geluid gevende ftem. Het zelfde wedervaarc
den oogeo door geduurig fchreyen, want deze
Wörden na eene overvloedige uitviieting van
traanen beroofd van het vochc, van binnen niec
befproeid zynde, nog van buiten bevochtigt:
hier van daan verduiftert het gezichc, daarom
zoo veel te meer dan , wanneer al hec overig
ligchaam, hoedanig dat van den Mejßas is geweeft
, door inwendige benaaüwdheden gefolterc,
en uitwendigefmaatheden, Hägen, wonden,
kwalyk gehandelt van het beftevochc word
beroofd.
P f a lm L X X I I . vers 16.
Is 'er eene hand vol koorn gezaaid op de hoogte der bergen ^ de vrucht daar van
zal rui/cben als de Libanon", ends die in de fiad zyn zullen bloeyen als het huid
der aaräe.
Deze plaats laät verfcheide verklaringe toe,
om dat 'er van het zelfde woord onderfcheiden
uitleggingcn zyn. Pellicanus ftelc dezelvevoor.
Wy vertalen piffath bar y pugillum frnmenti,
eine hand voll korn, de LXX. ßeyrigma, firmament
Het verlchil zelf laat ik aan den Leccerkundigen
over, die alleenlyk cer gunfte van
onze Overzetting vermanende, dat noghedendaagi
by den üofterlandersnamen zyn van koorn
ons bar vcrmaagfchapt. Die zoort van graan
word by den Perzianen genaamd berna , en
Werna. Meninzk. Lex. 5362. by den Türken
bnrr. Dezelve 5928. gew ¿/rcÄwe , tn gewi
biirehne by dezelven eene zoort van tarwe naar
garft gelykende. Dezelve 6030. üok zyn daar
aan verwand der Gxitkcn pmos, ender Laey-
Vitnfar , dog van welk woord de zin dubbelzinnig
is. by den aldercudften Schryvers van
gelyke betekeois met Zea, hec welk ook eene
zobrt van koorn is. Afclepiades by Galenus 9.
fecund, loc. 3. pharrkausy hokdoufizean, allerley
graan, het welk zy zean noeraen. Anderflins
noemen xy far alle zaad, hoedanig het
ook zy , dac van de baft geziiiverc en gebrooken
zynde cot fpyze word gebäkken. Caff.
Bauhin. Theatr. Botanic. I. B. 414. bl, Het
graan verfchilt veel ten aanzien van de grond.
Die gene, dewelke zig op de graanhandel verftaan
, verkiezen gele, wichtige, dichte korrels,
eri boven anderen , dat op bergachtige
landakkers wafcht. De aarde is daar drooger,
delucht koelder, dewelke de vezels der planten
te zamen drukt, waarvan daan ook alle op
bergen groeyende hout ce zamen gedrongener
is als ander, ook tot zang-werktuigen bekwamer.
Deze aanmerking geeft, zoo ik meine ,"
licht aan onzen T ext , dewelke eene hand vol
koorn gezaait op de hoogte der bergen 2egd zoo
kkkk weel