•
i
;
III.I ij,
i
Ul.
i i j i j , >
1 1 3 8 G E E S T
ging der IVateren bl, yo. „ Ik hebbe door ve-
„ le waarnemingen opgemerkr, dat te Parys
, , en in de nabuurfcliap de winden in 15. dagen
,> byna eene gehele omdraying doen, wayende
,1 by beurten uic alle de gedeel cens of lioeken van
„ den Gezichceinder, en dat by de nieawe en
}, volle Maanen de wind altyd byna is Noord
, , en N. O. dat is te zeggen, dat de wind
„ NoordenisbyNieiuveMaan, enbinnendrie
„ of vier dagen tyds Ooi l loopt, envervolgens
, , naa 't Zuiden, nadcrhand naa het Wellen,
, , en legende volle Maan weder Noordelykzetj
van waar zy wederom by beurten keerc naat
, , het Ooften , Zuidencn Wei len, enbynieu-
„ we Maan inhecNoordenwederkeert, enhet
„ N. Ooft. Enige van deze winden draeyen
j , zomtyds een weinig achter iilt, gelyk van
j, het Weften naa het Ziiid-Weften, en van
,, Noord-Weft naa het Noorden , en alsdan
, , duurea deze winden 7. of 8. dagen , dog
,, zy raaken zelden ecne gehele omloop. Het
, , gebeurd 00k nu en dan, dat de wind loopt
„ van het Weften naar hecNoord-Ooften, en
, , van het Üorten naa het Zuid-Ooften, zon-
„ der dat de winden tuiTchen dezelve zig doen
„ zien,,. Sturmins Verhanàding over de Ver•
màeringm van dt Lucht bl. 20. „ Zonder re-
„ gel zwerft niet de ongeregelde veranderlyk-
„ heit der luchc-winden. Want wy hebben
, , zederc vele jaren herwaarts aangemerkc, dat
„ 'er van dezelve in onzen Gezicht-einder ze-
, , kere omloop is, dermalen dar meellendeels
„ en gemeenlyk de Noordewint de Weftewinc
, , ontfangt, dat op deze trapswyze de Ooftej
, winr volgd , naderhand de Ziiidewint al-
„ lengskens wederom in de Weftewind word
„ bepaalt, zeifs de tuiTchen beiden leggende
„ ftreeken niet overgeflagen zynde, en zeer
„ zelden deze order anders omgekeert zynde ,
, , ten minftcn nauwlyks ooit, zoo by geval
„ dezelve van her Ooften naa het Zuiden word
„ gedraaid, boven de ftreeken van hcc Ooften
„ uitlopende, zoo ver is'er hetvandaan, dat
„ dezelve ligtelyk de volle kring der te rug-
, , keering zoude afdoen : daar zy die andere
„ richtlyn zeer dikwyls menigmaal in eenc
„ maand vele keeren doorloopt, zoo datons
„ daar door fchynd deze eene weg gevonden
,, te zyn, waar längs zonder bchulp van vele
5, konli de toekomftige veranderingen der lacht,
„ ten minften voor de naaftvolgende dagen te
, , vooren zouden können geweeten, en zonder
„ geduurige dwaling voorzegd worden , het
E L Y K E.
„ welk w y reeds door veelvuldige proefneming
„ bevonden hebben „ . En miflchien ftrekt hier
toe het 30. Vraagfi. de 26. Sntdt van Arifioteles,
ey pephuke to pnenma kiiklou grammejn
pherefilöai. Ik hebbe zedert eenige jaren over
deze zaak zeer vcle aanraerkingen by een gebracht,
echter hebbe ik niets zekers of vaftgeftelds
daar van können uitvorfchen. Dusdanige
waarnemmgen moecen in acht genomen worden
op platte landftreeken, gene bergachtige,
alwaar de wäre cn rechte richtlyn der winden
ondervangen word door de verfcheide legging
der bergen en dalen. Echter wanhope ik niet,
dat ook 't eeniger tyd van deze onregelmatigheit
zekere regelen zullen uitgevonden worden.
Zoo, by geval, aan iemand de toepaffing
van het laacftcbewysinhetvoorgaandcvers
al te ftout mögt oordeelen op de winden. dac
de zodanigen mögen weeten, datzulkshetzel-
VC gevoelen is van twee zeer vermaarde Godgeleerden
j Pellicanus en fVerenfels over den Predi'
ker, vangeenen bl, 249. van dezen bl. 37.
Deze omgang , omloop der winden het zy
vaft geftelt of onvaft , dat is geregelt of ongeregelc
verbeeld zeer traai de idele pogingen cn
moeitens des menfchen. De winden gaan over
van hec eene pimt des Gezichtseinders tot het
ander, en houden eindelyk, en dikwyls zeer
fchielyk op. Zoo ook deze, na zoo vele rondomloopen,
reizen, vergaderingen van rykdommen
, vermeerderingen van roem verdwynen
eindelyk als eene damp, het alderdunlle
blaasbobbeltje des levens van een geborften zynde,
De dagelykfche ondervinding getuige zynde
blykt het, dat des menfchen gezondheid ,
z iels-gedachten, gemoeds-drifren, noodlotten
van voor en tcgenfpoed , de wind overgelyk
zyn. Pf. c m . 15. De dagen des menfchen zyn
als het gras: gelyk eene bloeme des velds, alzoo
Oloeid hy. Vers 16. Als de Kuint daar over gg'
gaanis, zoo en is zy niet meer, ende bare piaatze
en kentze niet meer. Maar gelyk de wind
niet waeid , nog herwaarts of derwaarts waeid
zonder beftiering van den Alderhoogften Beweeger,
dewelke de Wetten der ßeweeging in
de Natuur heeft gefchapen, zoo ook overkomc
den menfch in zyn geheelleven, inzynedaden,
ten eenemaal niets zonder de alderwyfte
en alderrechtvaardigfte Voorzienigheit van
G O D : het gras verdort, de bloeme afvalt
ah de Gecß des HEEREN daar m blaaß.
Jez. XL. 7.
P R I N T -
1