Word in een kojt vertoog, doch fierlyk afgemaak.
trinib.!!?. Veel zaaken, die de Löf des Opperften trompetten,
Zie 'k in een Tafereel in helder daglicht zetcen,
Daar de Tonynvijch, die de zeeman vaak befchouwt,
Enzo vol zeldzaaraheid, ons word in pi'ent ontvouwc.
printb (ii. De Penningkunde erlangt ook licht in deze Waren,
Daar SCHEUCHZERS geeft gaatmetdezwynenfpeelevaarenI
nimb m ' hetzwaai t dat God vaak in zyn toorn gebruikt,
Als hy de fchenners van zyn wetten flaat en fnuikt,
En zyne hacers doet in al hunn' grnw'len fneeven,
Word met haar eigen verf, dielchrik verwekt, befchreeven.
tiimb,sto. Hoegaat myn geeft tegaft, wanneer ik hetGehoor,
Geplaatft in 't trommelvlies van 't welgefchapen oor j
Belchreeven zie! een reeks van wondre zeldzaamheden,
Hoorikdoor SCHUCHZERS pen, zelf vannatuur verfnedenj
Ontvouwen; en ik roep, verrukt van blyfchap uit:
Hoe wonder plaatfte God de krachten van 'tgeluit
In 't oor! die hier Gods magt niet in wil zien noch hooren,
Waar 't nutter, dat hy had geen oogen, nocht geen ooren.
friob. Sil. Maar noch veel krachtiger vind ik myn geeft geraakt,
Daar ik de wond'ren van ons oog zo klaar en naakt,
Ontdektzie ! d'Atheift moetdoor delchrik verbleeken,
Wanneer hy van de kracht van zyn gezicht hoort fpreeken
In dit voiwrocht Tafreel: hy moet de grnwelleer,
Die zyn verwoefting teelt, verzaaken, en den Heer
Van alles wat zyn oog kan in 't heelal befchouwen,
Slechts voor zyn Schcppcr cn zyn ÄlbelHerder houwen,
itimb.;«!. De lucht, de Hemelen, de wölken , en de wind
Die den Godlochenaar, in zyn verftand verblint,
Nietals wcrktuigen agtvan*tend'Ioos Alvermoogen,
Maar aanmerkt, of zy, van Natnure alleen bewoogen j
Haar werking doen, zie 'k ook door S cHEucHZERspe n ontleet,
Daar hyin hemä, lucht, in winden wölken treet,
Printb. Jö}. Hier zie'k Kopernikus zyn fteüing klaar beweezen:
Daar koome ik eenen reeks van zeldzaamheden leezen ,
Tevinden in t gezicht van 't uitgeftrekt Heelal,
In Beck, fontein, gebergte, inveld, inboich endal,
Gedierte , vee , en woudt, die cierelyk befchreeven,
De zichtbre blyken van de onzichtbre Godheid geeven.
De Maan , die "t licht krygt van de Zonne, erlangt hier liehe
In een voifchoon tafreel, door SCHEUCHZERS brein gefticht,
En noch meer zaaken der natuur: die alle ons wyzen
Tot God , op dat wy hem als d'Albeftierder pryzen,
P i i r i r b . H y , die als S c H E u c H z E R is geraakt door edel vier,
omall' dewonderen, die 'teeuwig Albeftier
Wildein hetdiep derzee, en haaren omkreitsteelen ;
Beichouw, benevens my een trits van kunfttafreelen.
pnnib.iöB.Hier Word de nuttiglieid van 't zeilcompas vertoont.
pnrKb.si9. Daar word de zee, ichoon nietbewoonder, vaak bewoonc
DoorZeeli^n, zweevendein een vlot op Zonte baaren,
Tendoel vanblikzem, wind, en woedende gevaaren,
rrinib.j7o' Leevens broosheid word gelekenby een niet,
Of by een fchaduw , die des middags heenevliet.
Hier
Hier zie^'kde Laftertong, gewoonelks eerte fteekeii, p,;a,b.„i.
By fcherpepylen vaneen'magtigen geleken,
Ook by een gloeyende Jeneverkool, wier vuur
In d' afch verborgen , isvan een veel langer duur.
Daar vinde ik Davids harp , zo dikwerf zyn verlangen , Piimb.;^
By Babels ftroomen aan de wil'gen treurig hangen,
En welk een boom het is, daar Gods Propheet van ipreekt.
Hoefel de Lafteraar den vroomenbyt enfteekt Pri».b.s7;.
Door zyne Tonge , word ons door de flang beweezen,
Wier beet, naanw Meefter , hoe doorkundig, kan geneezen.
't Gelukder vroomen word, op Davidsfpoor verklaart. rrin!b.i74-
En eiders vinde ik weerden wonderlyken aart Piimb.jjs.
Van fneeuw, en ys ontvouwt. Daar zie 'k de zee befchreeven,
En d'oudheidkunde, als in een vollen dag herleeven. Pmib.!75.
In twee Tafreelen, zie'khetallerzelzaamft'dier '' « 'X'
DatooitdenSchepperwrocht, dewonderlykeMier
Ontgint, en leffen , voor den loggen Luyaart leezen ,
Die hem voor armoe, dorft, en honger wis doen vreezen.
Leert, onrechtvaardige, die met gewicht enmaat Priiub.;?».
Uw Evenmenfch bedriegt, en toelegt om uw ftaat
In top te vyielen, van Salomon recht wegen
En meeten; eer uw kwaad, ten hoogften top gefteegen ,
De ftrafdes Hemels op uw' nek en ichouders haalt,
En u zyn blikzem, in zyn gramfchap ganfch vermaalt.
DeDronkaart, die door wynenfterken drank verwildert, p,in,b.,,a.
Z a g i k nooit klaarerennooit beter afgefcliildert,
Noch ook de plaagen, die het zweigen van dewyn
Vcroorzaakt; wen hy hem hervormt als in een zwyn,
Dat, wroetende in den drank, zynnaam, zyneer,zyn'ftaaten,
Gczondheid, midd'len j en zyn leeven moet verlaaten.
D e Z o t , diezottigheid, opzottigheden doet, Pri.,b.s.,.
Is als de hond , die zieh door 't uitgebraakte voedt.
Ik leer in een tafreel my nimmer los te mengen i»»"b. »i.
Met 's anders moeite en twift, om me in geen leet te brengen.
Hier zie ik, hoe het vee al't menfchdem onderftut, Pmi.!!!.
En het in kledingeen in voedzel ftrekttotnut.
Daar hoor ik Salomon zyn wonderiprenk verklaaren, t * * !«4-
Heer SCHEUCHZERS geeftnaarzyngewoontefpeelevaaren
In d'oudheidkunde, en den Bloedzuiger afgemaalt,
Die onophoud'lyk 't bloed uit 's anders leden haalt;
By Wien men wel te recht den vrekk' mag vergelyken ,
Die zieh (leeds met het goed zyn 's Naaften derft verryken.
Het Ichriklyk oordeel dat het kind befchooren is, Primb.jsi.
't Geen zyn lieve ouders ftort in fmert en droeffenis
Doorongehoorzaamheid, moet ieders hart doen beeven,
Wyl'taan den Arendentot fpyzeeens word gegeeven.
De konftnaryen en de ftreeken, die de min ' p„„,b.,M.
Stört de overfpeelder, enzyn dertel voorwerp in,
Zie'klevendigvervatin 'tpit van weinig woorden.
Natuurbelchouwers, wienhetonderzoekbekoorden, p,i„t,„
Om längs hoe meerder de geheimen der Natuur
T e kennen, en voor al den ftuurman, diehetftuur
Van