'A
.il
l ï l
I
i i-'iit't
1 2 4 1 G E E S T
heid, niet op dat de menich dezelve aanzien of
orerweegen zoudegelyk cen blinde deverwen,
maar op dachy zoo vele verwonderlyke werken,
derzelver aard, eigenfchappen, krachten, uicwerkingen
zoude onderzoeken, en toc G O D S Eere,
en zyn eigen gebroik zoude aanleggen.
Daar blyft nog overig ce overweegen het to
kalon, hetgoede, fraaie, het welk uit de gehel
e n a t i i u f j en dealderfchoonfteeevenreedigheit
van alle ligchamen, en dcelen uitblinkt. Befchouw
met uwen oogen Uet zy bloot, hec zy
door glaazen gewapend een dier van de alder-
E L Y K E
geringfte, eenefchüdpad, adder,fp¡nne,vl¡e¿
g e , gy zule zien eene ten eenemaal verwonderlyke
Tiiigwerkkunde, een geweeizel van eene
oneindige konft, hec welk gy cerder zult ophouden
te befchouwen, dan u daar over te verwonderen.
Overweeg de oneindigraaalverfchillende
cieraad der verwen in de bloedelooze diertjes,
Vogels allen konftenaren onn^ogelyk na te
volgen. Zoo vele hgcliamen als 'er op hot algemeen
Schouwburg der wcreld zyn, zoo vele
gedenktekenen zyn 'er van eene oneindige
fchüonheic.
P r e d i k e r l l l . veriT. 18. 19. 20. it.
Ik zeiäe in jnyn hertenjan de gelegendhelt der menfchen hinderen, dat GOD hen
verklären, ejide dat zy zullen zien, dat zy a(% de beeflen zyn aan haar zel-
Want nvat den hnderen der men/chen wedervaart ^ dat mdervaart ook den beeften,
en eeneriey wedervaart hen beiden : gelyk die fterft, alzoo fterft deze, ende zy
alk hebben eeneriey adem, ende de uitnemendbeit der menfchen hoven den beeften
is gene : "want alie zynze y deIheit.
Zy gaan alie naa eene plaatze, zy zyn alie uit den ftof, ende zy heeren alie weder
tot den flof.
IVie merkt dat de adetn van den hnderen der men/chen opvaartnaa hoven^ ende
adem der beejieu nederwaarts vaart in de aarde.
Deze Texten zyn eene bondigc overweging
des te meer waardig, om dat de Ongodiften
zoo wel de Beíchouwende ais dç OefFenende ,
alie Vrygeeften , en alie die gene j dewelke,
door de aanlokzelea van deze wereld gevangen,
de wellüften opvolgen, dezelve op eene fchandelyke
wyze mísbruiken ; voorwendende dat
hier geleeraart word, de fterfFelykheit van de
z i e l , en onderfchraagt door het gezag van den
alderwyften Koning : dat alie vrees voor toekomende
ftrafFen de aldcrydelñe is. En waar-
I v k , by aldien ácgeiegendheit dermenfchcnhnderen
, ais der beeilen dezelve is , ja zy zelve
beefien zyn, kteyney eifi, gelyk het deLXX.
hebben} by aldien eenderïet getí-oon is denmenfchen
en den beefien te wedervaren^ by aldien ,
zodanig de dood ts van den een, cok zodanig de
dood is van den anderen, by aldien de tnenfch
mets uitnemenders heeft boven den beefien, by
aldien zy alie eenerlei adem hebben , by aldien
niemand weet, of de adem der mer^chen opvaart
naa boven , en de adem der beefien neder-jL'aart
vaart inde aarde, by aldien, zeggeik, alie
deze dingen naar de letter te verftaan z yn, zoo
zal het gedaan wezen met de onfteríFelykheit
van de ziel, met heme! en hei, rook zullen
zyn de zitplaatzendergelukzaligen en verdoemden,
zoo zal alle de z\<ic:\¡oiñcE¡nkuriftvoor
zyn gevoelen grond in de H. Schrift zelve vinden:
iets fchrikkelykszelfsomtedenken! Dog
het zal blyken uit het onderzoek, het welk wy
zullen gaan aanftellen. dat de Ongodiften alhier
mets vinden, dar derzelver ongerymde gevoelens
zoude onderfchooren.
O p het 18. en 19. vers wil de Prediker belogen,
dac op deze wereld, waar op wy leven,
niecs is dan elende en ydelheit : dat ten aanzien
van deuitwendige fchyn de eene menfch niec
verfchilt van den anderen, degcdiozen niet van
den vroomen, de menfch niet van een beeft -,
dat dezelve een ligchaam heeft van hec zelve
maakzel, broos, gelyk aan dat, ziektenscnde
dood onderworpen , gelyk dat. Alle welke
zaken niec können ontkent worden , voornamentlyk
zyn zy waar van den Ongodi f ten, dewelke
even gelyk de zwynen zig in den flyk
van wclkiftcn wentelen, bytende ende kyfacht
jg zyn gelyk katten cn hondcn, geil even als
bokken, lui gel y k de ezels ; eindel y k door honger
, peft, koude, ziektens, ouderdom vcrgaan
gelyk de beeften, van de noodfchikkelyke
eindpaal van hun leven niet meer dan de
beeften weeten. lisant 00k de menfch weet zynen
tyt niet, gelyk de vißchen, die gevangen
•worden met het booze net: en gelyk de vogelkens,
diegevangen worden met de Jhik : gelyk
die, alzoo worden de kinder ender menfchen verfirikt,
ter boozer tyt, wanneer dezelve haafiehk
over haar Valt. Fredik. IX. 12. Me hebben
zy eenerlei Adem. mach, pnetma, dezcl-
VC adenî, gelyk onze Moedertalige zeer wel ,
o f , het zelve leven. VVanc alhier, gelyk in
vele andere Plaatzen van de H. Schrift, moec
door mach niet verftaah worden de redelyke
ziele.
N A T u U : R
Ziele , een Wezen door denken werkzaam ,
maar ias ftofFclyks, gelyk ook de Genceskun
digcn door dkrlyke gcejkn verftaan het alderf
y n i e vloeibaar zeniiw-voclic, het welk het
gevoel ea de bewcegiog mededeelt, door le-
• -oms-gaflai de aldertyniie dcelen van hec Hoed.
Deze duigcn zyn den menfchen en den beeilen
gemeen; zy eeten, drinken, flapcn, waken ,
groeycn, vertecren de fpyze, wordengevoed,
gevoelen , worden bewogen, worden voortgetcelt
: de licweeging van hec bloed Zoo van
binnen , als de rondomlopende is by beiden :
dezelve fchikking der werkcuigen, derraage
van het heri, hejlTencn, andere dcelen. Ten
aanzien van deze heeic de menfch gcen voorrecht
briven den beaften , ja veel eer zoiid gy
denzelven elendiger noemen , by aldicn gy in
aanmerking zoud-nenien het ongcregelc leven ,
het welk hy.leid, en de ziektens. aan welken
hy onderiKvig is.. Dac alle deze dingen ons
beengen tot de kennis van ons zelven, tot verachting
van ons leven, tot matigheit, nederigheit,
tot begeerte naa het toekomende zalig Leven
, om veel eer onze ziel dan hec ligchaam op
te eieren. Vaa welke, ziel Solomon vers 2,t.
IVte merkt dat de adem -pan de kmderen der
menfchen opvaart 7iaa boven ^ ende de adem der
•beefien mckr-jjoarts- vaart- m dt aarde ? Welke
woorden geenflins begunftigcn nog den navol.
gers van Epikunr, nog van Pyrrhus , maar
klaarlyk te kennen geven, dacde^cf/2, adem,
-de ziel, van den menfch naar boven opvaart-,
namenclyk tot G O D , die hem gegeven heefc,
maar de adem der beefien nederwaarts vaart in
de aarde. By aldien deze belydenis van den
alderwyften Koning hier wat duifterder möge
fchynen , helderder ftraalc zy door uit andere
gelykluidende Plaatzen, alwaar hy 00k de onrterftelykheit
van de ziel, en hec toekomend
leven vaft ftelt. Predik. XI. 9. Ferblydn, ô
Jmgding, in awerieugd, ende laat uw her te
u vcrmaken m de dagen uwer jongelingfchap ,
ende wandelt • in de wegen uwes herten, ende in
de aanichoHwinge »wer oogen : maar wetet,
dat GOD, om alk deze dingen n zal doen körnen
voor 't gerichtc. Pred. XII. 7. Dat het
Jiof wederom tot aarde keere , als het geweefi
ts, ende degeefi weder tot GOD keere die hem
'gegeveti heeft. Verfii 13. en 14. maakthyhecj
einde van hec Boek in deze woorden : van alles
dat gehoort is , is het einde van de zake :
Vreefi GOD , ende boud zynt geboden ; want
K U N D E. 1^ 4 3
d,t bttmmt dk mmfchm. Want GOD zal
•der in het gmchtc bnngm, mn al dat
-tzygcid, oftzyk'^aad Zoo
dat, by aldien hetßof, het ligchaam uit ftofkens
beltaande, weder keert to.t aarde by aj
Amdogeeß -weder tot. GOD keert, L aldien
tjUU den menfchen voor 't gmchte zal doen
Urnen , gelyk ook derzelver werken, zoo zal
het noodwendig volgen, dac iicc lighaam verdcrftclyk
is, de ziele onfterlklyk, dac 'er een
toekomend oordeel is, na du een ander leven.
Ondcrtiiirchcn können wy nietontkennen, dat
er m de Joodfche Kerk zyn geweeft, deweike
G O D , deonfterftelykheicvandeziel, hettoekomende
leven onckcnden, die hun Icefcyd hebben
doorgebrachc in vrengde ende blyifihap ,
met rtmderen re dtoäen, ettje fchafeti te keim ,
vleefih te eten, ende wjn te drinken, die altyd
maar gedacht hebben: laat om eeten ende drinken
, inant morgen zullenavyprven.jez. XXI[.
13. Gelyk 'er liedendaags gthele maatfchappyen
gevonden worden, dewelke alle de krachten
van het verftand infpannen, om alle denkbeeiden
van G O D , van de onteiffelykeziele,
van het toekomend leven uit te doven, bekend
onder den namen van Spmßfien, Ongo40en ,
Deißen, zoo zyn 'er ook onder den Joden geweeft
deSiidiiceen. dewelke de opftanding der
doodea onrkenden Match. X XM: 23.'En
iflchien heeft Salomon menfchen van deze rang
--. hec oog door deze zyne vrage : me merkt
dat de adem van de kinderen der menfchen opr
vaart naa boven? Datis, wie is 'er. dewelke
acht zoude geven op de waardigheic, voortreffelykheit,
onfterielykheit van deziel? wie
is 'er, dewelke op eene wyze, zoo alsbehoorl
yk is, waarheden van zoo groot een gewicht
dikwyls overdenkc; of, hec welk wy bereeds
boven hebben aangewezen, ftelt voor
oogen de uicwendige gcdaance der dingen, de,
welke in de dood van den menfch en beeft geen
onderfcheid vercoont, nopens de ziele, werwaarcs
dezelve henen gaac, niets aantoonende.
Eindelyk, de voorgeftelde vraage geld ook in
eenen Ovcrnatuuriyken zin: want tot nogtoo,
na zoo vele jaren verlopen zynde zederc Sah'
mons Leefcyd, alfchoon alle geleerdheic tot de
hoogfte trap is opgeklommen , magraen vragen
: wie heeft den adem des menfchen. gekent ?
derzelver weezen , eigenfchappen, krachten ,
gewrochten, op eene wyze met de zaak Qver*
eenkomende ?
P R I N T -
F -
•îfinîîpjiiii
• ¿ f i . il
i f i
e s , :
iil{ lil'l'
m i
F ï ' i I