p ,
- i
l l í f í w
i ' - i r
•íRÍ;;
N A T U U R K
riglyk ftreevende naar de waarheid, en naar
G O D . Deze waarheid, welke wy, Saloman
ons voorgaande, voorftellen, is wel onder de
grondregeis te ftellen, echter geen betoog behoevende.
De voornaamfte gebruiken van de
natuurlyke wetenfchap zyn de kennifle GODS,
der wereld en ons zelven , maar h'oe zeer bep
a a l t ! Meceenoog, nauwelyks van eene halv
e duim breed, zien wy het konftgebouw der
wereld van eene onmeetbare ruimte, welk gebouw
wy niet gewoon zyn te meeten by voeten
of roeden , maar by millioenen van landmiddellynen
, en eindelyk gebruiken wy deze
onmeetbare afmeeting voor eene V'erkyker zollende
den oneindigen GOD zien By aldien
hec gevallig hift , de al te zwakke cogen te
veftigen op de ligchamen ons de aldernaafte ,
en dezelve tneer van binnen te befchouwcn,
zal wederom dezelve hinderpaal, gelyk ais in
d e groore wereld te gemoet komen. een wereld
in elk ftofje, verdecíbaarheid tot in het oneind
í g e , waar door noodzakelyk het oog moet
vermoeid, de geeft uitgeput worden. Nogtans
is G O D S goedheid zodanig en zoo groot
tegen ons , dat Hy uit de aanmerking van de
ligchanaen oneindiglyk groote en oneindiglyk
kleine heeft willen doen voorfmaaken dekennis
van zyne oiieindigheit, op te voeren roe het
hoogfte toppunt , na dac wy deze fterffelykheit
uitgetrokken zullen hebben , zullende ais dan
zien de groote werken GODS met verlichte
oogen , rondom door goddelyke glantfch beftraalt
zynde. Het verdiend aangemerkt te
worden , dat wy zekerlyk in aUe'ligchamen
G O D zien, die nochtans verborgen blyft, Alderhande
ligchamen de grootfte , middelmacije,
alderkleinfte, Zon, Mane, Sterren, diertes,
planrjes, zyn zoo veele leereren, uit welcen
wy duidelyke lofípraken der Goddelyke
Volmaaktheden, oprnaken? eendoorfchynend
:ft te beja
T a p y t , door het welk GOD zieh geeft
fchoiiwen. Men kan z ien, ja band
met banden ta^
fl-endeAlmachtigheit, Alwysheit, Goedheit,
Grootheit van het Opperfte Weezen. Maar
deze zelve kennis, ook den Heidenengemeen,
is eene fchaduwe, zoogy dezelvevergelykcby
d e geopenbaarde kennts van GOD , van den
Alderheiligften Dric-eenigen, van den Vcrloffer
KKIS TVS , en dellelfs oneindige verdiení
t e , van den weg ter bezitting van de hemelfche
gocderen. Namentlyk door de Verrekyker der
natiuir kennen wy GOD ais Schepper, uit de
Heilige Schriftuur ais Zalígmaker. Echter is
d i e e e r f t e kennis nict te verachten, fchoon minder
in waardigheit. Zaken onder den anderen
ondergefchikt ftryden nict tegen den anderen.
De onbegrypelyke GOD heeft -zig door verfcheiden
manieren aan ons willen te kennen geven.
De Pl^ereld is een overheerlyk Sehouwtoneel,
op het welk zoo vele fpeelcn vertoond
worden, als 'er beweegingen zyn. De Sptelers
op dat Schouwburg zyn alle bezielde en
u N D E. 124J
onbezielde ligchamen. Overal vertoond zieh
eeneverwarde overeenftemming. en de alderwelgeregelfte
verwarring: de natuur geduurig
verändert en altyd dezelve : eene ongefchikie
Orde van Bouwkonft, maar van eene oneindige
konft. Eene zoo groote menigte, en verfcheidendheit
van zaken , dat dezelve alle de
oogen en gemoederen van allen nienfchen, d©.
welke tot nog toe gcleefc hebben, en namaals
züllen leven, niet zouden können verzadigen.
Een verregezicht, het welk zig zoo verre uirftrekr,
dat ons gezicht , fchoon hetalderfcherptt,-
onmachtig is om het zelve na te oogen ja zodanig,
het welk de aldergrootfte zaken ons orider
cene kleine gedaante voor oogen ftelt, en
d e alderkleinfte als de aldergrootfte vertoonc.
De gehele wereld, en alles wac in dezelve isj
Word op een middelpunt gedreeven in onze
herflenen alleenlyk eenige duimen in het Vierkant
breed, ja miffchien in de ruimte van eene
errets grootte middellyn , het welk onder de
benaming van de gewoone gevoelplaats voork
o m c , ja een ondeelbaar ftip , van de ziel.
Daar in tegendeel de vliegcn in hare verwonderlyke
fchikking ülyfanten worden , ja een
ftofje de wereld. Op een middelpunt word gedreeven
eene boom van de aldergrootfte uitgeftrektheit
met alle zyne rakken, bladeren, vrucht
e n , een beeil van dealdergrootftezwaarteraet
h e r t , long , alle andere deelen in cen kleirt
zaadje, oí eytje. Elk bloempje vertoortt heerlyker
kleeding, dan die Koninklyke van Salón
m . Wie, bidik u , is bekwaamom alle deze,
ja wie een van deze, te bevatren? Ja wie
der Itervelingen is er, dewelke cene net gepafte
van zig eigen zelven heeft ? H o e weinigen zyti
' e r , dewelke zig zelven kennen, als hetalderedelfte
en te gelyk alderelendigfte Schepzél ?
aan welken openbaar is de verwonderlyke za«
mcnvoegtng van her ligchaam , de fchikking
en hetgebruik van alledeelen? Deeigenfchappen
van de ziel , de krachten , het weezen ,
d e vereeniging van de ziel met het ligchaam ,
de wyze, op welke dit opgenewerkt , ofgene
o p d i t , de inwendige of uitwendige zinnen?
Laten wy hooren den zeer fchranderen Makbrancheia
zyn Ondcrzcek der Waarheid, Recherche
de la Feritc, alwaar liy van de werkerl
GODS fpreekt: „ Men ziet over al niet dan
eene oneindighcit, en niet alleen zyn onze,
„ en onze inbeelding al te bepaalt om dezelve
„ tebegrypen, maar de geeft zelve, hoe zuiver
„ en geheel los gemaakt dezelve is van de ftof-
3, fe , is al te d em, om door te dringen tot het
„ alderkleinfte van de werken GODS. Zy
,, verlieft zieh zelve, zy veritrooid zig, zy
,, Word verblind, enontfteltzigop hetgezichc
„ van dat gene, het welk men volgensde tale
der zinnen een ondeelbaar lichaamcjenoemd^
,, Maar echter heeft de zuivere geeft dit voor-
„ deel boven de zinnen , en boven de inbeel-
„ ding, dat dezelve hare zwakheit kend ende
w i - w groot-
I • r •
iii-'
Iii
• H'l
Mliii