1 i
1104 G E E S T E L Y K E
P R I N T B L A D DLIII.
O GOD, verbreeh haré tunden in harén mond-, hreek af de hahanden der mee
/eeuwen, O HEERE. PfalmLVIII. vers 7.
Daar Kming David i'Almagt fintekt
Vat GOD dt tmdm tob de hoozm gmfch verbreekt
En by Baktmdm vm de Leeuwen koomt gtlyken '
Zm we raí, ^wr S c H E u c H z E R s -víyt verryken
Met twee Jfbeeldmgen, zo fchroomlyk aan 't gezicht.
En door een kleen vertoog verlicht,
Hoe of den toefiand zy dier tunden, by wier krachten
GODS geefl gelykt de wreede magten ,
En fnoode bbeddorfl der vervolgers van GODS erf;
Dien hy voorffelt een wis hederf,
Daar hen d'Alheerfeher door 't vermoogen zyner banden
Fermaald gelyk der leenwentanden.
IN de tanden zit eene groote kracht, maar
voornamentlyk ecnc overgroote in de baktanden
of kiezen ; de voortanden of fnyranden
kerven, maar de kiezea verbreeken, vermalen,
waar van zy beide de naam hebben in her Latyn
van incifores en molares. Inderdaad de
maaltanden doen her werk der meulen-fl-eenen,
en ftaan nader aan her middeipunc der beweegende
krachten , of de handboom aan hec onderfte
Kakebeen. Doch de kracht der tanden
is grooter , hoe dat dikker en fterker zyn de
fpieren zoo die van de fiaap des hoofds, als der
maaltanden, gelyk zulks is re zien in de roofzuchtige
beeften, voornamentlyk den Leeuwen,
Uit de Ontleeding van cenen Leeuw, dewelke
in de Handelingen van Parys ftaat, blykt hct,
dat in beide kakebeenen i+. tanden zyn, na.
mentlyk fnytanden , 4. oogtanden , en 6.
kiezen; endezezynzeerongelyk, voornamentlyk
in het bovenfte kakebeen , en die by de
oogtand ftaat, zoo klein, als de fnytand. De
overige van de maaltanden zyn grooter, en hebben
drie ongelyke punten , zoo dat zy byna
eene lelie-bloeme verbeclden. Alwaarom het
geen wonder is, dat in de H. Bladeren de alderfchadelykfte
zaken, de wreede blccddorft
der vyanden van de Kerk by Leeuwen tanden,
byzondetlyk by baktanden Word vergeleken.
Joël 1. 6. ^ant een volkis opgekomen Over myn
landi macht ig ende zonder getal-, zyne tanden
zyn leeuws tanden , ende het heeft baktanden
eenes ouden leeuw. Het welk Joannes Openb.
IX. 8. op de geeftelyke fprinkhanen toepaft:
bare tarden waren als der leeuwen. Jezus Sirach
Eccleflaft, XXL 3. deffelfs tanden zyn
leeuwen-tanden, doodende de zielen der menfchen
Job op de macht der Dwingelanden kap. Iv"
10 De brulbnge des leeuws, en defiemmedes
Jelltn leeuws, ende de tanden der jonge leeuwen
worden verbroken, namentlyk van den adem
GUUS. Van der Leeuwen tanden lees het
tweede Lierdrçht van Jnakreon:
De Natuur heeftgegeven aan denflmnhoornm,
aandenPaardenhoeven, aan den Haazen
tan den Leeuwen offferring der tan-
P R I N T B L A D DLIV.
Laat hem henengaan, als eenefinebendeßede-. laatzeals eenervrouwemisdracht,
de amne met aanjchouwen. Pi: L V 1 1 1 . vers 9.
Een reeks van Jlekken werd hier . 2 prent
Aan nueinige bekent.
De Jlifgeeft David op, daar hy den Jlant vertoondt
Des boozen, die GOD hoondt,
Hem vergelykende by eene Jlek, die [melt,
En als de fneeuw op 't veld
Fergaat, wanmer zy word hefiheenen door de Zon.
i Onuitputb're bron
Van troofi, begreefen in vorfi Davids heilgedicht !
Gy hebt my vaak verlicht,
Wen ik den toozen, mot den vroomen te onderdrukken
Zag voor GODSfrherpe roede en wreekende armen bukken.
Aia-
TAH Tir TTT
PSJU,. LVIII. V. r.
AeifCi cSovTuj
. LVi i r . f . 7.
t -i^aiv ti' i'eii ^ 'llöwen.
J- G. Pint/z j-culf.r.