I i o z G E E S T
daar op gegraveerde fcorpioen , door welker
aanraking aanftoadseenelcorpioen-beete word
geneezen. Hier toe behoord dac behoedmiddel
van Attahis by Plinius in hec XXVIIIB.
3. kap. namentlyk hec woord DUO tegen
icorpioen-beecen uicgefprooken : insgelyks de
Arabilche woordenüS, ÜSOH, Akamus
O S I I , OSHA , OSII, Lotkhm QytxPetroninsW.
B. 12. kap. ¿ewelke de Slangen
zoudea aanlokken, om dat zy miilchien derzelver
gefchuifel nabootzen; gelyk 00k die
Theilalifche Toverkol gezegd word gefchuiffelc
te hebben , nagfvmgt te hebben het gehiä
van een wild beefi. Het is inderdaad niet te
•uergeefs, dat zornmigegeluidgevingen aaneenigt
beefien aangenaam zyn of laßig y gelyk wy am.
den menfchen ziengebeuren. Zoo bemerkenwy,
dat door de lettcr R. dc^-elke als eigen isaanden
honden, zy daar door verbittert'•>ji-o)'den, dewelkeook
nu en dan door het gehiid van klokken en
trompetten tot hiiilen ver'ivekt 'worden. Marhof
Hyahclafi. bl. 219.
Dog de aldergroorfte kracht van bezweering
wierd oudstyds gezegd tc beikan in zekere gezangerjes
, of vaarzen , van onzen David en
den Hebreeuwen doorgaan Lachafchm, zachte
geruifchmakmgen , binnens-monds-mi
gen genaamd, om dat de bezweerders dezelve
längs de lippen prevelende hebben voortgebrachc,
Deze Bezweerders gaven voor door
dusdanige zangswyze mompelingen I. de ilangen
tot zig te lokken , en uit hare holen naar
buiten te roepen. DiCnoenidf//««/i Vl l l . B.
16. kap. uittrekken, en tot firaffe d-wingen.
c^lianus VLB. 33. kap. Door beztsjeeren roepen
zy (deEgiptenaars)</i flangenmt de holen,
en ZOO leiden of irekken zy gemakkelyk naar buiten.
Seneca in Medea:
De Gefchnbde hoop door Tover-zangen
uit hare ivoeße fchuilboekm getrokken is 'er
Dusdanigen goochelaar noemden de Ouden
Marfus. Hieronymus over Pf: LVIL Die
Menfch, dewelke bezweert 'VJord Marfus genaamd
, en trekt dezelve uit de duißernis m het
licht. Hier vandaan miflchien het Hebreeuwfch
woord Chober , welk woord eigentlyk eenen
verzamelaar, byeenvoeger betekent. Dit is
miiTchien de zin van Davids woorden chober chabarim
mecbnkkam des voegcnden zamtningen des
geleer den , of des ervarenen van de verbintenis
der verbondenen. \Vy zettcnhetover; vanden
lutmmtenden in toverkonßen , des Befchwörers,
der wohl befchworen kan. De L X X . hebben epai.
enmet Speceryenvermengd
geneesmiddeldoor den wyzen-.znàttcn Icczenphartnakoiite
metenzondertaalteken,anderen/)^i7miZkountai,
Aquila epaeideinepajodemJefophismenou:
des onderwezenen omeene bezweering te bezwceren^
Symmachus epaßou ej
E L Y K E
bezweerders geleerd bezweeringen. Even zoo
vindmen Deuc. XVIÜ. 11. Chober chaber,
zamenvoegende eene zamenvoeging , het welk
volgens de verklaring van R. Selonio is een
bezweerder, dewelke door zyne te zamen zweeringen
ilangen en andere vergiftige beeften in
eene maatfchappy kan brengcn. 2. Hebben zy
voorgewend , dat zy door dezelve gezangetjes
of andere toverkonftigegreepen de Hangen konden
vun een fcheiden en op de vliichc dryven.
Liicianus B. 913. vers.
Eerßelyk reinigt hy door gezang het zandhet
welk de ruimte van hetßaketzel bevat, en de
fangen door op de vlucht jagende woorden.
3. Tegen te houden , in flaap te brengen,
verbaaft te maken. Hbullus 9.
Ook houd het gezang de reis te rvg van de
Petroniiis.
• ende Draken bevolen
Seneca in Medea :
Val mJlaap eergy kruipt door mynegezangen.
Siliiis VlIL ß. 497. vers.
Deze flagorden wißen teßrydcn, en de Marßfche
jongelingfchap.
Met de vwß te vechten, cn defangen inßaap
te zingen,
En de adder-tand door kruiden en gezang
ter. '
4. De flangen van vergiftigen fchadeloozen
te maaken. Zoo worden de Marfen^c.zcgdonbefchadigt
te zyn door de boofdadendergedichten,
hy Ifdoì'us Origin. IX. B. 2. kap.
5. T e geneezen devergiftige beetender flangen.
Deze lof heeft Nearchiis hy Straboge^c^
venaan denindiaaanfchelvwakzalvers, dcGeneefkunde
, hec welk nog hedendaags in Europa
plaats heeft, oeftenende, dat de bezweerders
rondom overal zwerven, dewelkemen?neenddat
geneezen, endat dit byna de eenige Geneeskunde
By Firgihus y i l b. Umbriis.
En door de konfi verzachtehydebeeten.
Lucamis IX. B. 933. vers:
de befmetting gejiooken m het zwarts
merg
Betovert vergaat.
6. Dat de flangen door gezang berften, gelyk
die glasbreeker namentlyk de glazen, van
denwelken Morhoff eene gehcele Verhundcling
lieeft gefchreeven. Lucihus:
Marfus heeft door gezang eene Jiang
uitgereckt, alshy alle de aderenheeft mtge-
Virgilius 8. Härders-kout:
De kille flang word in het vcld door zingen
van eengefcheurt.
Ovi'
N A
T ü U R KUNDE. 1103
Öviditts Herfchepp. Vit. B. 2. VerdichtzeU
Door woorden en gezang verbreeke ikde adder
keelen.
Over alle dezein rang verhaalde uitwerkmgen
der bezweering , zoo llryk die oordeel,
dac dezelve of vali'ch zyn , verdichc zyn , of
dat dezelve uit naturelyke oorzaken können aigeleid
worden, gelyk nog ten huidigen dage,
dewelke door tover-konften beeften en menfchen
behandelen en geneezen , doorgaans gebruiken
naturelyke geneesmiddelen , dog zy bederven
hare zaak of door verbooden woorden, of
fantfch gene noodzakelyke gebaarden. Over
e krachten van den büozenGeeftdaarruiTchen
beiden körnende, of, welke en hoedanige die
zyn, hebbe ik niets, datik zoudetevoorfchyn
brengen , om dat my in deze Wyfgeerte der
geeften niets zekers bekent is.
Ik keere weder tot de doove adders , voor
alle beleezing onoverwinbaar, welke haare ooren
fioppen , ook vermeid by lerem. VlII. 17,
alwaar G ü D dusbedreigd: wantziet, ikzendefangen,
baßlifken onder ulieden : die zuUen
11 byten, fpreekt de HEERE ^ hois ouk eßi ekfpafai,
van dewelken men zig niet kan aftrekken
. dus zeggen de Complutenzen, anderen,
hois ouk eßi epafai, welke men niet kan bezweeren.
En P red. X. 11. zoo eene fange byt zonder gefchuifel,
belo lachafch , niets doed meerfchade
dan een kwaadfpreeker. De LXX. ean dakey
ophis en ou pßthurismoo, kai ouk eßiper-ijfeia too
epadonti : zoo de fange heeft gebeeten in geen
gefchuifel, zoo is 'er niet meer voor den befweer
der. Onze Moedercaligeisklaarder: Wann eine
Schlang gebijfenhat, ehe fie befchworen worden
, fo fchajfet auch der wolberedteße (Befchwö -
rer) nichts mehr. Dog bekommeren de Slangen
zig niec veel over de bezweeringen, ofom
dac zy wederom zingen , of dar zy de ooren
floppen, Van deze zegdP//«;«iXXVIIf. B.
32. k.ip. zeerveeleook (^gelovtn) dat de Slangen
zdve wederom zingen , (dus leeit Turnebus)
en dat die him eemgfte vernuft is. Ook
leelimeii hy Arißoteles, dateene flangtegende
ThciTalifche l'overes heeft aangeblazen. Dusdanige
flang noemen de Arabieren J'/^en^i/öwimo,
doof, dewelke de bezweeringen zoo weinig
acht, als of zy doof was, ot gene ooren
had : welke zelve de echte verklaring is van
Davids Text, ook door R. Kmchi aangenomen.
Zoo leezenwySpreuk XXI. 13. van
cenen gierigen Vrek, dat hy zyneooreßoptvoor
het gefchrey des armen : dat die ook zal roepen,
ende niet verhoort worden. En lez. XXXIII.
15. van een godvruchtigen : dat die zyneoore
ß'.ipt, dat hy gene bloedfchulden hoort, ende zyne
oogen toeßuit, dat hy het kwade niet aan en
ziet, die de ooren toefluit, (niet beftiptelyk
naar de lecter) voor de raadflagcn der godloozen
, cn dezelve niec goedkeurc. Virgilius
I V B van Eneas van dcnzelven Eneas doof
voor de gcbeden van Dido en Atina
. - Dog hy word door gene traanen be^
, noch handelbaar hoord gene woorden
aan. Het noodlot is 'er tegen, tn GOD fluii
de gunjiige ooren toe.
Hec aloude, hec zy geruchc, het zy fprookje
brengc mede, dac, eene flang of weérom zingende,
of de ooren ftoppende, het kwaad als
dan op den bezweerder zelven vale. Zoo leeftmen
by Arijioteles, dac die Thcflalifche coveres
in eene dodelyke ilaapziekte is gevallen ,
tegen welke de dikwyls gemelde heilige flang
wederom gefchuifelt had. Alcimus :
Inmiddels komt de bezweerder om, by aldien
de doove Jlatig het doortrapt geprevel van den
bezweerder veracht herft.
Hier op is gepaft, zoo hec waar is, het voorbeeld
van eenen Salisburgfchen Tovenaar, dewelke
by een bezwooren hebbende alle de flangen
binnen den omtrek van eene myle , van
eene oude en zekere groote flang gebeeten zynde
, is omgekomen, by Delrio Difquif Magic.
II.B. 13. Vr. Dat ook, hec welk wy by ¿"/wA
leezen kap. XII. 13. Wie zal zich ontfermen
over eenen bezweerder door eene Slang ge[ìoken,
of over eenen, dewelke tot de wilde beejten isgenadert
?
By aldien gynu vraagt, hoedanige die flangen
zyn, dewelke hare ooren ftoppen, onverwinnelyk
voor bezweeringen, gy zulc by
lianns i. B. 54. kap vinden de Adderflang :
by Avicenna in hec Hoofdituk over de Siangenzoorten
de Regulus, dewelke gezegd word door'
aanzien alleen en gefchuifel ce dooden ; eninde
Glofien van onie Larynfche Overzetting word
vermeld : insgelyks de Chelidonifche Adderflang,
de drooge AdderJlang, cherfaia, dewelke binnen
twee- of drie-uuren dood. De adderflang
ptyas , Cerajìe, de water Jlang en Cherfydrus.
Alhoewel anderen deze zelve alle aan de machc
des duivels en der bezweerders onderwerpen.
Ik alle, of gene, overreed zynde dacdevergelyking
van David van flangen en godlozen daar
henen ilrekt, dat gelyk alle bezweering
veracht hebbende den Tovenaars zelven byten
en doden , zoo ook onrechtvaardiglyk levende,
en handelende, door lafteren, valfch
zweeren, onbillyk oordeelen onvertzaagdelyk
voorcgaan. De plaats, welke wy tot nog toe
verklaaad hebben, begimÌtigt de onderftelling
van Joh. Wilkins , biflchop van Chejier, wegens
de Schriftaur fpreekende naar de bevacting
en dwaling van het gemene volk , nademaal
gene flang nog adder doof is in eenen nacuurkundigen
zin, nog de ooren ftopt. Ook zegt
Kalvyn over deze plaats : dat David uit de gemene
dwaling deze gelykems heeft ontleent : als
of hy gezegd had , dat 'er m de fangen gene
loofheid kan gevonden worden , dewe^s in die
menfchen niet regeert, alfchoon ook eenige adders
tegen de bezweeringen door hare loosheit zyn gewapent,
dat zy nogtans daarom niet te mm om-
' zichtig zyn,
PRINT