N A T U U R
ling heldert hy op door cwe e gelykeniiTen, genomen
van twee groote werken GOOS , dog
ons onbekende, de weg des "wints, en van de
bcenderen in den buik eener bevruchte vrouwe.
Waarlyk de wegen van de wind zyn onbekend
j hct zy wy door mach verftaan de -wind,
ot liever de ztele . onbekend zyn deze uirnemcnde
werken GOOS. De wind blaafi waar
hencn hy wil, endegy hoort zyn geluit, maar
gj en weet niet van waar hy komt, ende waar
hy heenen gaat. Joann: III. 8. GOD is die
gene, d ie den wint uit zyne Schat kamer en voortbi
tngt. Pf. C X X X V . 7. Hy maakt den wint
hetgewichte ]obXXW\n. 25. Uickrachtvan
deze Wec door den Opperften H E E R gegevtn.
doetdefiormwint zynwoord. Pf. CXLVI I I .
8. Hec is even ZOG gelegen raet onze redelyke
ziel, van welker oorfprong en vereeniging met
het ligchaam toc nog toe de werkzaamheden
der Wysgeeren van allen eeuwtyd vruchteloos
zyn geweeft} of dezelve veellichc van den Ouders
door overzetting word voorcgeplant, dan
of dezelve onmiddelyk van GOD wordgefchapen,
of deze inftorting gefchiet by debezwangering,
of in het midden der dragc, oibyderzelver
einde, of bereeds eertyds in de eerfte
fchepping mec het vezeltje van het ligchaam
oneindigmaal klein , rruar aldervolmaakil ge-
K U N D E . ,2 4 9
vormt, vcrecivgt. Andere dingen gaa ik ftilzwygcns
voorby , dcwelke betreflen hct Leezen
, de werkingen, de eigenfcliappcn van de
ziel, msgelyks alle ons onbekend. iiy aldien
wy van de ziel afllappen toc het zamengcftel
van hec ligchaam, tot de beendertn in im bmk
•van tem z-wangere, zoo können wy wedetom
niet ontkennen, dat zulks wtri GOflJis,
ja httgrmu werk GOOS, uit welk aantal van
beendeten en alle andere deelen van het ligchaam,
derzelvergedaantc-geving,allengskens
hardwordingophctalderklaarblykelikUGODS
alderwyfte Macht en Goedhcid kan betoogt
worden. Uwe hmdm hebbmmy gmaakt: te
Zdmen rmiom myzjnze. Gedenk dog, dat gy
my ah kern bemdhebt, ende mytot fiofzult
doen wederkeerm. Hebt gy my mtt als melk gegoten,
ende mf als eene kaas daenrmnen ! Mtt
vel ende vleefch hebt gy my bekkedet: met beentn
00k, ende zenuwen hebt gy my 'f zamenge'
•ülochten. Job X. 8, 9, 10, it. Hetzelve
zoud gy zeggen ten eenemaal van alle ligcha.
men in de natuur , gelyk zynde een zelfsbe.
weegzel, welker bewecgingde Wyzerwelaantoont,
maar de inwendige en binnenfte zamenfchikking
is ons onbekend, den Uurwetkmaker
bekend zynde.
f r - - , /'tv-i
P R I N T B L A D DXCII.
Ende gedenkt mn uvien Sdiepper in de dagen umrjongelmgfehap, eer datdehma.
de dagen komen, ende de jaren naderen, van deweike gy zeggen zii/t- Ik en
hebbe ganen laß in dezehe. '
Eer dan 'de Zonne, ende het licht, ende de Mane, ende de Sierren verduifiert
worden, ende de woikeu weder komen na de regen. Prediker XII, vers i.
Hier ziet ge in Trent verteeld de bevende tnderdom.
Die onzen geeß verzwakt, en maakt het ligchaam krom,
Door Koning Salomen met kracht van rein brfchreeven,
En met veel lesfen, 'waard elks agting, ganfch doorweeven.
Hy zet al 't Menfchdom aan ter oeff'ning van de Devgd:
Maar wil, dat ieder GOD, m 't k-jitkfie zyner ¡eugd,
Zal eeren, en den geitr der eerße Lentedagen
Hern off'ren; tragtende den Scheffer te behaagen •,
Eer dat den kwaaden dag des ouderdoms genaak',
IVtar in de dejigd wu^alg' enßrek' tot geen vermaak' ;
Eer de oogen, door den tyd verdniflerd, fleeds ontloofen
Eenfcherp en zillig vogt; eer ge im verßand zietjloofen,
't Geheiigen mind'ren, en im zemmzap verflogt;
Uw bloed in d'ad'renßolt, en Y hart veelflaauwer kloft;
Gewricht, en beenderen, en darmen, fchndden, beeven;
Het lyf zieh krotnm', en all' uw krachten u begeevem
Eer uw gebit de kracht der rnaaUng' miß, en gy
Den eetens luß ontbeert^ tm zelven laßig zy;
De ßaap im fchaars bevang' ; de droomen u bezwaarert ;
Het oor de walg hebb' in 't gebit van zang en fiiaaren ;
xxxxx Dg
"!1