i T - ' l
h f l i i k isf *
•'illi't i 'I
iliildlr
.'••'.iih
"li.
I 1
It 11«
i ;
G E E S T E L Y K E
HET HOGELIED SALOMONS
P R I N T B L A D DXCV.
Ik ben zwart . dog Ikflyk , gy dochteren Jernzalems, gelyk de ienten Kedars ,
ynen Salomom.
Ziet my niet aan» dat ik zivattachiig ben, oin dat my de Zorne heeft befcheenen,
de hinderen inyner moeder waren tegen my ontßeken ^ zy hehben my gezet tot eene
boederkme der wyngaarden: myne Wyngaard, die ik hebbe, en hebbe ik nietgehoedt^
Hogel. I. veriT; j . 6 .
Deez' Prent 'vertoont ons meerder dan een fdort
Van Nardus, die in wrgekgene oort
Geteelt, zeej- kort door S CHEUCHZ E R '.z'ord vcrklaart,
Die Sehr anderheid tnet letter kemiis paart.
KEdar zwartigheit is niet die zwarte der
Mooren, maar taanige, geele, niet natuurJyke
maar van buiten door deZon, ofook
wel droefheid aankomende. Job XXX. 28.
Ik ga z^juart, kedar, daar henen , niet van de
Zonne. Hier van daan dc klachte van KRIST
V S Bruid : Ik ben zwart, gelyk de
tenten der " '
ray de zonne befcheenen, aangezien, heeft. Melama
emi egoo — hoos fkeynoomata Keydar ,
— hott ferieblepzen me ho heyltos. Velgens den
oorfpronkelyken Text, gelyk de zoonen van
C h u s , dewelke woonen in de tenren Kedars;
o f , gelyk de Ifraaeliren, onder welken de Kedareneo
, Arabieren gerekent worden. We l -
ker 00k P//«««; gedenke V . B. 11. kap. By
dezen worden gevoegd de Arabieren van het Oof.
ten de Chancleen ( of Chavileen ) van het zuiden
de Kedreenen , die beide naderhand by den
Nabateen. Stephanus: de Kedraniten een Volk
van het Gelukkig Arabie, Uranius de derde der
Arabifche. By aldien Suidas geloof verdiend,
200 heeft dir Vol k rcndom Babel gewoonc. Doch
van deze zaak fpreeken de ArabifcheSchryvers
n i e t m e t a l.
Men moec, her welk ik boven vcrraaand
hebbe , de zwartheit den Ethiopiers natuiirlyk
en aangeboren te recht onderfcheiden van die
bruin-donkere verwe , dewelke door de Zonnelhaalen
op het vel word gebracht. Gene is
glad, blinkende. ver, deze een toeval van een
drooger te zamen getrokken huid, gemeen aan
den genen , die längs de Middelandfche Zee
\voonen, voornamentlyk den Afrikanen, Mauritaniers,
dievanFez, Marocco, dewclkceen
drooger weefzel van vel hebben , dan die van
Angola, Senega, fchoon deze fterker Zonnehicre,
doorftaan, dan gene. Imand zoudegeloven,
dat onder de Verzengde Luchcrtreekal
wat leven heeft verbrand wierd, en verdroogt,
en echter op het Eiland SK Thomas, leggende
onder de Linie zelve, zyn menfchen en beeilen
zeer vec en welvarende, en de grondop Angola
is ZOO vruchtbaar , dat 'er jaarlyks J5000.
Mooren gemeenlyk overgevoert worden naar de
Amerikaanfche Volkplantingen, om als Häven
dienft te doen.
De oorzaak van deze vruchcbaarheit, voormaals
ongeloofFelyk, dewelke opgemerktword
in de groeibare dingen , beeften, menfchen ,
moet toegcfchreeven worden ten deele aan de
overvloed der wateren door de ri vieren zig ontlaftende,
ten dele aan de dagelykfchc, dikke,
koftelyke, gelyk als regen nedervallende daauw,
waardoor de ligchamen gewoonlyk befchermt en
verkwikt worden, en niec alleenlyk geduurende
de nacht, of J2. uuren, maar byna den gehe
len dag door. En voornamentlyk is ver Halens
waardig , dat de hitte der Zonne door de
Linie lopende, ofinhet Opperaspunt ftaandc,
verdragelyker is, dan die, dewelke dc Zonne
naar de Zonnekeerkring afhellende gewoonlyk
verwekt, Want aldaar Jeeven de ligchamen
der menfchen en beerten als in eene altyd duurende
ne vel omwonden, als dan de winter-ryd
heerfchende, niet, het welk wonderlykis, by
de zomertyd. Dezelve weldadige dienrt bewyft
de Nylftroom den Egiptenaars, welken
de zeer overvlocdige dampen van alle kanten
opryzende den genen doen , dewelke aan d e
Moorfche Zce woonen. Hoor tot geruige AIpmus
Med <L/£gypt. kap. 9. My gedenke
n i e t , dat ik crgens in zoo grooten overvloed
zodanige vecte menfchen hebbe gezien, hoedanige
te Kai ro befpeurd worden , onder den
mansperzonen hebbe ik zeer veel zoo vec gezien,
dat zy borften hadden veel grooter, dikker
en yetcer dan de aldcrgrootfte borrtcn der
vrou-
TAN. HXCV.
CANTIC. T'AP. J:. V
N a r d u s ¿'iiofffto?
^^OIJCI'. I^LTF. I. 4'. XA.
pii' uniivu-fhmi^i- '^iavi^cu .
I. G. rintz -ru/f.r.
, ill! ,