T A H - u i
R E R U M NATURALIUM
Num. 3. Serpens, Brafilienßs, Guacu diäa.
Cinereo grifccc ejus fquamx fpadiceis quam pulcherrimè varicgantur maculis. Caput infignes teguiit
Cjuama:, ex ruffo lutea;. Ventris fquamx ex cinereo albicant.
N u m . 4. Serpens, Ranivora, ex Madera. .
Pra.-raiide caput fubruffs ornant fquama;, ex rubello guttata:. Cxtera, ex ruffo fl.aventia n.bris ve- '
• ftiuntu? (quamis tcffellatis. Squama: ventmles (aturatè cinerei funt colons. Cauda, non admodum tenuis,
obtufo fine termmatur. Ranis velcitur, quas ipfe ego de ventre ejus extraxi.
T A B U L A aUINaUAGES IMA ET SECUNDA.
N u m . I. Serpens, aurea, cat enata, ex Barbaria.
Squamuk ejus teffelkta:, aureo colore tinfta;, fupra dorfum, & utrinque ad latera ventris, maculis
p i n - i n t u r e l l i p t i c i s , faturatè fpadiceis, catena: in modum fibi mutuo junftis, quarum qua: juxt.yenirera
d.^efta; iunt , iquè ac ipfx ventrales fquama:, mgris punffis confperguntur Caput prxter Iquamas
quatuor, dilutè ¿ v a s , oblongas, quas prx fe fert, ca:terum fmgulare nihil habet.
N u m . 2. Serpens Regia, -veße purpuraßente ornata.
Captara prope fiuvium Hoet,haud procul à metropoli Lucerla diaà, transmiiTam ex Ruffia accepimus
uni cum alu^i rationbus. Caputdi.-idcmate quafi piaum eft, partim diluta,partim ruffefcente flavedine elaborato
Frons fcutum gent dilutc flavum, tribus ornatura maculis, punftisque mmirais, rubenabus.
Reliqua:fqu.amii:, kvülima:, corufca:, dilutiorem fmgula: purpurara, laturauore obumbratam, oitentant
Ventris iquamas dilute tuffulas obfcurx macuk variegant. Canda tenuiílima m acumen terminatur.
Regio quäibet Ungulares proferì Animantiura fpecies, inque his peculiare femper quidpiam adralracione
dignura.
Num. 3. Serpens, Babylonica, CenchrUS diäa.
Tota corporis fuperficies, quadratis diftinfta areolis, ex nigro 6c albo varia, inufitato refi^ilget lumine.
Caput vulgare bims tegitur fquamis, grandibus, latiufculis. Irai ventris fquarai: transver&les ex dilute
cinereo albeicunt.
Num. 4- Serpens exi^uifitiffima, Zejlanica, Malpolon diäa. ^
Oranem corporis faciera fupernam funiculi & ta:niola: quafi diftinguunt. Qux medium fuper dorfura
decurrit t.-t:nia, modo fmgulan ex dilute cosruleo teffellata, in medio ruffis notata maculis, ad margines
verb ex fpadiceo fimbriata, textile veluti opus repra:fentat : huic vero & fimihs, juxta ventris latera,
confpicitur
Nura. Braziliaanfchi Slang, Gnicu geheten.
Die foort van Slangen is mede zeer fraai over de afch-graauwe
fchttbbcn Kaftanie-bruin gevlalit en overmarraert : het hoofdt is
r o s - g f c l cn groot gcfchubt: de buikfchubben zyn afch-wit.
Num. 4. Kihiiorfch-ßmg va-n Madera.
Z y is groot van hoofdt , met licht-roiTe fchubben en rood gefìippelt
: verder is z c ros-gcel, met rode niitige ichubbcn overdelit
: de bui l i fchubben zyn donker afch-verwig i de itaart is niet
heel dun en puntig, maar llpmp aan het einde. Zy geneeren
z i e h van kikvorfchen, die w y zelf daar ui t hebben gehaalt.
T W E E EN V Y F T I G S T E TAFEREEL.
Num. I. Barlaryfch goud-gele Kett'mg-ßang.
Z y is over de kleine vuitige rchubbetjes met donkcr-bruinc
. ovale plekken over den rug en aan weèrzydcn längs den bulk gel
e k c n t , die kettingwyze gefchakek en längs den buik met
zwavte llippeien belTrooit zyn, zynde de onderlyfTche fchubben
van voren insgclyks daar mede voorzien.
Nura. 1. Konmklyìie Slang, in purfer gekleed.
0 De zelvc is ons, ncvens mccr andere fchone ftukken, uit Rus.
landt gezonden, zyndc gevangen by de rivier de H o e r , niet verre
van de hoofdfladt L u k k o , of Luluk. Haar hoofdt is als een
kroon getekcnt,met fchoon licht- en ros-gecl uitgemonfterti op
' t v o o r h o o f d t zit een licht-gcel fchildt, met drie rode plekken en
kleine Hippels geficrt. Verder zyn hare fchubben ieder in hec
byzonder met hoger purper Over de lichte befchaduwt , zeer glad
cn glanzig, fchynende de buikfchubben licht rosverwig, met
donkere vlakjes. Zy heeft een heel dünnen en puntigen Itaart.
Ieder landt brengt in ' t byzonder zyne wonderen voort, als medc
de diercn, die daar in geleek wo'.den.
Num. j. Bahylmißhe Slang, Cmchtus getiaamt.
Z y is met Vierkante ruitjes over 't gehele lyf , zwart en wit,
g c t e k e n t , ongemeen glanzig, of blinkend. Het hoofdt is eenv
o u d i g , met twee grote brede fchubben gedckt. De onderlyffchc
dwarsfchubben zyn licht afch-wit.
Num. 4. Uitgelezene ßerlyke Slang van Ceilon,
Malpolon gmaamt. •
Z y is Over *t gehel e bovenlyf gebandcert als met fnoertjes cn
lintjes. Dievlak Over den ruff loopt, is ongemeen met lichtblaauw
als gerui t , cn in 't midden met roffc plekjes, en längs de
kanten bruin gekrielt, zo van gclyken längs den buik, cn vertoont
een gewcven lint. Het hoofdt is mcde ongemeen fraai geftippclt
cn gemarmert,gelyk 00k het bovenlyf: de fchubben van
ondcrcn
i i
P :, :
Uli
iii,
! iw.
m
i! ii