8o re r u m NATURALIUM
r m i n c n t i i s « . fpenntur . Ut.inm.e ad latera Ccrvicis témx- horrent cxcrcfccnc.x , longx , fpinofis procelc
m m e n t u s «. iperan u pr a : c i nBu n t l.mbi. In medio frontis magna vifitur (qnama albx Rof
i b u s nw n o s paritt-r ac annulo fciuamolo circnmdatos, b,na eminent elata tubera, . 15 Sí'^é.&iri^^^^
ac acuminata cauda. Crura pedesque cum pra:cedentis Lacertx- convenuint.
T A B U L A SEPTUAGESIMA ET SEPTIMA.
Num. I. Nixboa Quanquecholla , fi» Serpens, rara. Mexicana,'
•Ik lata.
v e r . " "obfcurè (padicenm, Umbo c a n d i l fuccindum, pro: fe fert „ f l um. Cauda plana & lata, e.
a l b o & fufco maculata, pulcherrimam monllrat pifturam.
N u m . 2. Vipera, BrafdUnfis, rara, TetZauhcoatl diSai mas.
H a r c c e p e r totam corporis fuperiorem partem tenuibus, rkomboideis, fquamis albicantibus, intiftas gep
e n t u m bocce genus glabrum eft, rotundulum, & bom habitus, cauda obtufiou.
N u m . 3- Vipera, Brafàenfis, fomina, TetZauhcoatl diSa.
Prcecedentis hxc famclla, fere elegantior mare f u o , à capite ad caudam usque per fupernum corpus
t r i n ^ S ^ di s p o f i t a s : h a r uM qua. medra eft , & per f- u ™ ^
3 l L m nigrorum quafi co^extoruí n exhibet L i c u l u m . b i n a r u r n v e r o r e l . q u a r u ^ ^ ^ ^
c r em protenls finguk Yeorfim fubf.ftunt. Capitis magni tudine mafculo cedit at ^ ^^ ^ ^
T o t a corporis regiS luperior vcnuftilTimè candlcantibus fquamis tegi tur, quas fuper maculx nigrx con
i c r u m u t .
Num. 4- Xaxalhua, /f« Colder, Mexicanusi mas.
M i r a hie cermtur variegatio, dum obfcurè fufcis imercur rentcs fquamo: albicantes, maculis latis, dilute
r u f f i f per dorlum, m a r nL s inlhr , variegantur. Caput latiufculum , pulchernmum , bmas^e.hite
fen met doornige takjes. Om de ooren Vjn fmalk foomtjes.
MidJen op hct voorhoofdt vertoont iich cen grote Ichub, gelyk
cen wit roosje. Bovcn dc oogen, die g een wlt roosie. Doveii uc root , -en met cen fchubbiee
kring omiet lyn, fteken twcc hogc buken, mcde gcfchubt.
D ; neus is ook mct fchubben, die groot en wii lyn, bedekc.
Zy hebben den bek vol fcherpe tanJen, en een klein kropje ge-
Ivk een Leguaan. Het ondcrlyf is licht afch-graauw.gdyk ook
de lange puntigc ftaart. De bcnen en polen zyn gelyk die van
de voorgaande Hagedis.
Z E V E N EN ZEVENTIGSTE TAFEREEL.
N u m . I. Nixboa Quanquecholla, of feldzame
Shng man Mexico, met een hredenßaart.
Over den rüg is ze het grootll: gepiekt, en met een rmallcn Witten
bandt als gefcheiden. Het hooldt is met grote wittü,fchubben
mct kleine zwarte Hippen als overzaait. Het onderlyf 1S_
licht afch-geel. Deze verbecldt cen mannetje. Onder aan her
einde van 'I lyf zit cen uitw.ifchjc, zynde de mannclyke roede,
in twecn vcrdeclt,als een gafFckje by Ictter A aangewezen Verder
zyn deze Hangen glad, rond, en wcl gevoed, met een llomjachtigen
ftaart.
Num. j. i^i/e 'van de •voorgamde Adderßavg.
Het zelve is niim zo fierlyk opgefchikt als het mannetje. Van
het hoofdc tot den ftaart heeft het op het bovenlyt drie reien
zwarte plekken, die wcl gelchilit zyn. De middelfte ovcr den
rUB lopende rci plekken zyn als cen Inoer zwarte koralcn die aan
een zyn gcregen. De plekken der twcc andere längs den buik
lopende zyn?lk gefcheiden. Het hoofdt is kleiner dan dat van
hei mannctie, cn de bek wel zo breed. Hct ganfche bovcnlyf
is met hct fchoonfte wit gcfchubt, daar de zwarte plekken ovcr
Dir Cerlvk nangetje is donker bruin i>p de bovcnlyrfche, fyne.
rchubbciies: ain weirzydcu van den buik is een Witte bandt, „
yan onderen Ijclii gcel, londcr dwarslchubben. Het hooldt j,een gedekt zyn.
loopc langwcrpig fmal toe, en is donker bruin, met een Witten
foom om den b e i De ftaart is plat en breed, met wit en bruin
gepickt, en zeer fraai uitgcmonltert.
N u m . 4-
N u m . . BmziUaanfche ßrriyh Adderßung, Tet-
Zauhcoatl genaamt 5 het mannetje.
X a x . a l h u a , 0/ Mexikaanßhe Adderßangi
het mannetje.
Hv is ongemecn bond opgctakelc mct wit cn donker bruine
fchubben, cn licht rosachtigc, brcde, vUkken over den mg alä
mp
¥
Ii!:,; I
É'Í
m