R E R U M NATU KALIUM
o 8
binas exhibuimus fpccies fmgularcs ejiismodi Serpe
r n l n r i im & oiftiirx varietitc mulcum ab hac ditteruai.- — n _ ..
i n t u m , q u i , è Portii Mofambicenfi nobis uansmilToe,
;ruiu : quamvis enim & illx fiio in cenere admodum exi
1 r ™Ten uk lonsè ccdunt. Belg.s, qui Braf.Uam .ncolunt, ^enamx etiam ü x c Serpens adpclla
t u orna curfu v e b V q X . celemmc pe? v.a^quafi cransvolar. Can. inftar odorilequ. : unde >pûm pror
r o u em m rfuge e vix licet, fed fatius eft c b v u m blandmis exc.perc, oblatáque cica demulcere. Brafite
nc nfqu'J inde n » . pat.antur, fa^il.arker earn traûanc, uìque don,os & teda fuá recpiunc.
c u l au dem 1 mnc ab infeft.s alüs animalcul.s l.berat, nec quidquam pra-cerea mah mfert^ Id vero
S i f U s >ta ~ m e f t Animanabus, & quaf, i natura mgemtum, ut Her.s atque BenefañoribuS
S i r r e a p r o c u m ^ a n L m a ma g n amq u e Hommum partem pudore luftundant, qml,„
c nnf arccDcre beneficia, quam citiflimè ex animo elabuntur. ^ . „
M i ^ c.te ^ o r n a m fup r b l hxc Serpens. Caput oblongum roflro tenui promiíTo, inftar venatic:
C a n i confp cuum eft. òculi grandes'öc amoeni ' funt , nafique fquamx inlignes. Fronrem iquaniu-
I x w u n t n inutx, circulares, totunaque corpus reliquum al.x, pro rata m.a,ores, veftiunt qux albo
4 m c n " o nddffimo,pcrfundatx, cxYaturatI croceo, marmoris inftar, pulchrè vanegatx, albitudinem
S rubor obumbrltL oftentant. Riftus, bellè fimbriatus, aduncos upra Pentes Img^
c u rubellam, bifidam, gerir. Cauda, quam corpus, laturatioris eft colons Sc,uamx ventrales, cinereo
grifcx, ex rubro fimbnantur. Verbo : mfolitus undequaque apparatus fefe hi c öftere.
T A B U L A CENTESIMA ET TERTIA.
Num. I. Serpms Arabica, BrafiUenfAus Ibiboboca Boiguacu dtäai
alias Argus.
Lufitanis Coha d. Kor au, & Coire de f^erJo, adpellatur ideò prxfertim , quia
crandes feras invadere, obtortu ftrangulare, & occifas deglutire audet, impar tarnen debellandis ipfi maforTbus
s v teres pkr imas^de hac Serpentum famiH fabellas confinxere, umbram quafi pro
corpore amplexi. De f i n g i r , interim, & mirifica ejus pulchritudine dubitavent nemo, earn q«. atei
r u d i ^ l r contempla?. Caput, apparata müfitato confpicuum , latis prominul i^ue maxi Iis, c^-
c a ervicein, fupenus, veluti divitum apparet. R.aum, fupra, & infra, crafti groftique dentes obfi-
S n c Fron fquamas gerk latas, grandiores; vertex vere, minores alias orbiculares. To a corporis fupen
a r e r e&!atiste|itarfquam?s, qux ex obfcurè fpadiceo perfundatx albam fingtUx macukm
Í circulares quafi ocelßs , i capite ad caudx usane finem, jufto ordme 8c fymmetri a digeftos, exhiben :
S i d T a c W nonren fortita eft Serpens. Hi oceíh , intus in centro rubentes, albis includuntur annuhs,
h m b o q u e pukhrè rubicundo fimbnantur. Squamx ventrales dilute flavefcunt
Pifo Med Braf. L. IV, N,eremherg. H. £. i z , C. perhibent, hanc Serpentum fpec.em m lo.
eis a b f t iTo ibus, caías exftruere, miro ordine, juxta fe invicem, dispofitas furms piftorns fimi les, de
C o &br fadas, quod, ore c o l k a um, adeb dextrc norunt compmgere, ut firma mde ftrues exiurgat:
Wy hebbcn in ons cerile Deel, in het LXI I Tafercel, twce by- HONDERD EN DERDE TAFEREEL.
zondere Iborjen van dcie foortvan Afgod-flangen bcfchreven d,e
ons van de kulT: van Mofambique toegezonden zyn, verfchillendeveel
in verandering van verwen en tekenmg van de tegenwoordiRes
en fchoon de zelve mede zeer fraai zyn, worden zc evenwcl
van deie verre overtroffen. Deze foort wordc ook van de
Dn.tfche natie in Brazil de Japr-ßang genaanit, om dac zy vaardig
in baren gang ij, en fnellyk hare paden als overvliegt gelyk
eeLfeercchte hondt, die op den reuk ],et w.ldt vervolgt zo
dat min ze niet kan ontlopen,maarzieh aan de zelve moet bloot
Hellen, "haar vriendelyk bejeecnen , en vocdfel van haar aas
voorlegBen. Om gecn kwaadt daar van te verwachten, makcn
de Bra^lianen zieh gemeenzaam mct de zelvc, en laten ze m
hunne huizen en onäer hunne daken koraen, die ze van ander
onsedierte zuiveren,doendeverdcr geen hec minile kwaadt. Dus
zvn -er vele andere dicren, die, als ze wel worden gedaan, znlks
met wederlicfdc en dankbare vergclding aan hunne meeftcrs Zoeken
tebetiiigen, hcc welk clk dicr van namre ,s mgefchapen,
waar door zy vele menfchen befchaamd maken, die de erkence-
. .../.waar door zy veie menicnen ueicuadiiju ..I.H».TvH...I..,! ! ntnr pr f Pnncn
Ivkheit haall vergcten, en de genotene weldaden mct erkennen.
Aansaandcdenfici-Iykenopfchikvandczc flange zy is wondcrlykfraJi:
haar hoofdt is langwerpig, met ccn fmille bek, gelykende
naar bct hoofdc van een haze-windhondt, zynde ficrlyk en
Kootvanoogen, en over den ncus groot gcfchnbt. Verdens
Kei voorhoo'dt mec kleine rondc fchubben, en hct gehele lyf
met fchone witlc grondfchubben bcklecd , en naar de gedaancc
van "t lyf grorer , met fchoon hoog fafFraan geel als overmarmert
ch Over 't wit met licht rood bcfchaduwt. Zy heeFt een
fraai gcfoomden bek, met weerhakerige tanden onder en boven,
en een rode gefplete tong. Hct ftaarteinde is hoger van kleilr
dan het lyf. IJe buikfchubben zyn afch-geel, met rood omboord.
In 't koiT, het is een ongemecn ftuk.
N u m . I. Voortreffeiyke Arahifche Slang, •van de
Braziiianen Ibiboboca en Boiguacu, anders Arg
u s , o! de Portugezen Cobra de Korais,
als mede Cobre de Verdo genaamt.
Zy draagt den laatllgemclden naam om dat zy fchoon getekern
is, eii giotc dieren dürft aantaften, dood wringen, en inflokkeni
doch gecn groter dan zy kan beraachiigcn De oudc
SchryvershebbenvcleBeufelingen van deze foort van flangcnverhaalt,
en als naar de fchaduwe daar van gctaft. Dat het een fraai
en verwonderenswaardig fchepfel is, wyll des ztlfs gtdaante aan.
Haar hoofJt is ongemecn met brede opgezette kakebencn als van
boven aan den nck verdeck : de bck is onder en boven
dikke tanden bczetj hct voorlioofdt heeft grote, brede, fchubben,
van boven met kleine, ronde, als mede over het gehele bovenivf
mct ruitige fchubbcn voorzien, waar van de grondt donker
bruin en op iedcr fcliubbe roet een wit plck|e gctckcnt is,
met ronde oogjes, als die van . i r j«, daar zy hunnen n«m van
draa"t, van 't hoofdt tot aan het einde van den ftaart, in nette
orde? cn evcnmatige fehikking. Deze oogen hebben Witte i mecn
met fchoon rood omfoomt: ook is hct binncnllc plekjC
rood'. De buikfchubben zyn licht gcel^^
Men Iceft in de Bcfchryvinge van Pifo Med Braß. Uh. IV,
als
mcde by Niermb. W. Ä. • z, C, 4!, d^t deze foort van Hangen
aan verborgene plaalfcn hutjes neffens malkandcr in eenc wonderlvke
oÄcr gefchikt, weet te maken, van gedaante als bakovens,
vanaarde, die zy mct den mondt aanbrengen en metlelen,
dat hct hccht cn wcl yall houdt, in welke hutjes zy zieh