I
T H E S A U R U S .
Cauda, à parte corporis pqfticà, ram diftinfte & feparatim pro.tenditur. Squama: iiifignes, cxftantes,
medium corpus velhunt : veriùs caput autem, extremumtjuc cauda:, eardem preffula:, lupra fc mutuò,
arde cpn;pmguntur. Bafis earum albicans, rcmflTo, faturacoque luteo, partim & rubro, obtegitilr colore,
nigris fimul maculis variegata. Dentibus in parte oris antica caret; qui tamen exigui^ uncorum'.
que ad mftar incurvati, porteriora obfident. Penes vetuftos fcripcores, Biti« mdit, diciturque in montibus
potiffimum commorari : quod quidem haud. à vero alienum videbitur, confideranti la,tas, firmasque,
quibus venter ejus eft confpicuus, fquamas. JonJfm in Hiftor, Serpent, p. 5 5 , Art. ; , ait, Bitin
eOe Serpentem afpeftu horrcndam ; nigris, albis, rubrisque punilis variegatam ; capite vitulino fimili,
fronte ata, ad oculos usque, lucidos, nigros, annulo viridi circumdat,i, pra:aitam. Hadenus equidem
defcriptio ejus ventati congruit : eorum autem , qua; porrò fubjungit, lubrica fané eft fides. In Prolegomenis
id à nobis ftatutum femel effe fuflicit, nihil ut pro vero venditemus, nifi quod vel noftri ipfw
met oculi, Vfl propria nos docuerit experientia. ' . .
N u m . 2. Laceri a, Mexkana.
Pulcherrimè maculata, & marmoris inftar variegata, lia;cce Lacerta, Serpentibus, aliisque beftiis, pro
^pabulo eft; dum efcam ipfa aliam qua;ritat, proprium qua corpus fuftentet. Unde rurfùm elucefcit,
' creaturam aliam, alius in nutrimentum, effe produilam. '
N u m . g. Serpens, Americana, tenuis, Amphisixna.
Longiufcilla eft, & faturate coituleis annulis, albicantes fquamas diftinguentibus, per totum corpus veliuftiftimè
pifta. r ,
Num. 4. Pianta, Petola, Uumphii.
Polii elcg.antia fecit, hunc uc locum huicce vegetabili cederemus. Defcriptionem ejus defideranti iatisfaciet
Rumphiiis de Plant.
T A B U L A T .R I G E S I M A E T PRIMA.
N u m . I. • Serpem,- Surinamenfis, elegms,
Exqiuitce piila hxcce Serpens, fquamuhis. gerit, 'dilate grifeo tindas colore, quern remiiTi rurfum,
plenique niboris, rnaculx,. harumque reli(^is ipat^^^ . .
quafi variegatione exalcaiit.
, pLindla nigdcancu, puicherrima, marn>oris
Num. 2, Serpens J AmmodyteS, Americana, flammifera.
Saturate rubras inter fquamas, quibus'ornatur h.xc Serpens, emicat" albefcens cutis fundus, nigricans
tibus pundtis,. quafi acu, pi^us. VenEer, hujusve fquama: majufculx, transverlales, dilute fiavefcunc
à capite ad caudx usque tenuis, & longiufeulx, excremum. Per cervicem Arantii colons litura decurrit.
Num. 5,
achterlyf gcfchciden is. De fchubben over' t middellyf-zyn zecr
grooc uirgezet, maar naar het hoofdc cn hec ftaarteinde zyn ze
digc in een gedrongen. De gronde daar van is w i r , met licht en
donker seel en rood overdekt, cn met zwarte vlalcken gemarmert.
Voor in den mondt heeft zy gene tanden, maar van achteren
die klein zyn en krom ftaan, als haakjes. De oude fchryvcrs
noemen haar Bitin^en 2cgoen,dat zy hare woning op \ gebergte
hebben,'t welk waar Ichync, naar de brede en llerke ondcrichubben,
daar zy mede bezet zyn. Jonßon, in de Befchryving
der Slangen, bladz. 3j-, .-irt. 5, zegt, dac hcc een Hang is,
vrccOelyk van gedaante, hebbende zwarte, witce en rode iHppcn,
con hooKdt als een kalf, met cen breed voorhoofdt tot de
oogcn toe, die holder cn zwarc zyn, met een groenc liring omxet.
Dusvcrre komt zyne befchryving met de wooi-heit overeenj
maar o p ' t geen hy daar verder van opgeeft, is geen itaat te maken.
Velgens ons Voorberecht hebben wy ons eens voor al
voorgerchreven niets te melden , dan dat w y met onze oogen
gczicn, cn door cigc onderviiidinge waargcnomen hebben.
• N um. 4. Plajit, genaamt Petola, 'van Rumphius,
Dit gewafch of plantje heb ik om zyn fierlyk blaadtje alhier
geplaatlt. Die 'er de befchryving van begecrt te lezen , zie
Rumpbìus van de Planten.
E E N EN DERTIGSTE TAFEREEL.-
• Num. Fräai en net getehnde 'Surinaamfche
Num. Mexikaanfche Hagedis.
Z y is ovcr hare fchubbetjesgedekt met"een licht afch-graauwe
verwe, uitgehaalt met licht en donker rode vhkkei i en zwartc
flippen, die tulTchen in gevulc cn gcmarmert zyn.
Deze fchone gevlakre cn gem.irmerde Mcxikaanfche Hagedis
dient tot voedtel van Slangen en ander gediente j gelyk zy ander
aas tot haar onderhondt moecen zoeken, waar uit weder blykt,
dat het cene Ichcplbl tot voedfel van het andere is gefchapen.
Num. 3. Lange dume zogtnaamde fweehofdige
Ameriiaanfche Slang.
. Zy is lang, cn fraai gctekent met witte fchubben en blaatnve
ringen over 't ganfche lyf.
Num. i. Gemlamde Ammodytes-^iiwg uit de
Sfaanfihe iVeß-hidiin.
Z y is zeer fierlyk gekleed met donker rode vlammen ovcr een
Witten i^rondt, die met zwarte Hippen gebordnurt fehynt. Het
' onderlyf of de grote dwarsfchubben zyn lieht geel van het hoofdt
• a f , tot het uiteinde van den langen dünnen Haart, en op den nek
loopt een ftreek van Oranje-geel.
H i Num. J.
: I S I
)ir ii
Uli
^ l i : ;
mill H
irm
iüte;