i i 6 • RERUM NATURALIUM
liberé concédant, quibus perficiendis tota compages adaptatr. eft. Oper.-c hinc pretium fore jiidicavimiiSí
nirtem lune fceleti, nobis ex Infulâ Cey!m, transmiffam, harum rerum'curiofis contemplandam propolmlfc
Admiranda certè eft fummi Creatoris providentia, qûâ fuos ciiilibet animanti artus, juxta (ingularem
cuiuslibet indolem, ita comparavit, ut determinatis finibus inferviant. Quamphmum artuum hol
umeeauidam vel deficit, vel allifu, aliâve injuria, Ixditur, mox perturbatio nafcitur, (^ux, nifi plcmriim
machins deftruaionem inférât. Animal &lcem mut i lum, tisfte, & vigons expers reddit. Inde
ver¿ fapientilTimus ordo, & artificio pleniíTima compages, in viliftimo quolibet Amma i , quod omniporentis
Dei di<.itus effinxit, obtinens, luce meridiana clarius innotefcit: modo ne quis oculo mmus attentò
W Draítervfdeat,- & pro adiaphoris, aut, quod pejus, pro fortuito cafu contingentibüs, firmiffimas has
natura leches reputef, infinitatn fie fummi Conditoris potentiam , Ipfumque Numen , turpiter contemnens
Afit i^itur hoc à nobis peccatum ! Dumque offa hujus Serpentis ad primam omnium rerum onginem,
DeumNos manu ducunt, fub illorum cOntemplatione, Hlijus amplificare gloriam non oblivifcamur.
' Literis intentus oculus deteget fub
A. A. A.
B.B.
C . C . C .
D . D . D .
E.E.
F.
G.
H . H . H.
l . I .
K.K.
Cranium tripartitum.
Binas oculorum órbitas.
Nares.
Maxillam fuperiorem, dentibus carentem.
Maxillam iuferiorera, recurvatis dentibus armatam,
Os occipitis.
Vertebras.
Coftas.
Vertebram, utrimque coftatam.
Foramina, per qua; nervi £c vafa deferuntur.
N u m . 2. Spina dorfi Serpentis.
Taculâtticem vocant, cujus eft fpina, Serpentem; quia velocitate vibrat.onis figittam arcii excuilam
arquat. Vertebris autem hsc fpecies gaudet plané cfiverfis, teretibus, utrinque duplici Bramine
Dervus ut cofta; excipi & firmari queant, qua hîc, uti officula pifcium, prope (pmam dorli biturcaniur
Geminatis etiam membrams vertebra; fingula: colhgantur, ita tamen fabrefadis, ut decurrentenj
per'medium canalem medulk relinquant incaftum, & aëre elaftico inter profikendum diftendantur. Id
docent litters fequences :
a.a. Membranas notât geminatas, tenaces, & robuftas, inflatas, quibus teretia vertebrarum corpora
colhgantur.
Extrema vertebrarum abfciffa, membranis nuda, canale medulli petvia.
Membrana ab uno latere refciffa.
Interior & exterior vertebra; tunica.
Maxilla akerius Serpentis, mandibulam Lucii pifcis referens. Num. J.
b. b.
c .
d.
ben wy liet overwaardig gcöordrelt, dcze ontlccde dekn, die
ons van Ccilon lyn tocgezondcn, den Liefhebberen onder het
oog te brengcn. Hoe wondcrlyk hccft de grote Schepper aller
dingen ieder fchcpfel zyne lederaaten gcgevcn, d.e hec naar zyn
aarät, en naar 't eindc, daar het toe gcfchapcn is, nodig heeft!
Z o haaft een der leden aan 't geftel ombrcekt, of ccnige fchade
aan een van alle gefchiedt, hcc zy door ftoten, of anderszms,
ontftaat 'er of een ontrocrenis,de welke Indien zy 't fchepfel mct
doedt ftcrven, ten minfte gebrckkig , treurig , en zonder luft
doedtleven, waar uit de ganfch wondcrbare voorzienige fchikking
en het künftig geftel van 't geringfte dier, dat ulc de banden
van denalwyzen Schepper is gekomen, te zien is, indien de
befchouwcrdaarnict onbedachtelyk ovcr been z iet , en het voor lets
onvcrfciiillig, om niet te zeggen toevallig, in 't wezen der Natuur
boudt, dat eene veracbting van Gods almacbt, cn dus van
Godt zclve zou zyn. Dat .wy ons dan voor zulk eene zonde
wacbten , cn voor zo vcr de beendeten van een flang , half
omleed, kunnen dienen ora ons tot den Schepper te doen opklimmen,
hcm ander bet lezcn en bcfcbouwen dezer werktuigen
verbeeriyken ! Ons oog heeft alleen de letteren tc volgen.
A. A. A. Tonen bet Crasium of bekkcnccl in drie verfchcidc
verdclingen.
B.B. De twce ooggaten,
C.-C.C. Deneusgaten.
D. D. D . De bovcnfte kakcbencn. In den bek zyn gene tandcn.
E. E. Het ondcrfte kakebeen en ktom inwaarts gebogene
tanden.
F . Het nekbeen.
G. De ruggegraten, of wervelbeenderen.
H . H. H . De ribbtn, of graten.
I . I . Een wervelbeen met rwce ribgraten.
K . K . De gaten, daar de zenuwen en vatea door gaan.
Num, 1. ECB Jlui wan èen opgefneén ruggegruitdf
nan een Slang.
De zclvc wordt Strmgjhng gcnaamt, om dat zy uit de bomen
mct zulk een vaatt kan fpringcn als een pyl uit een boog.
foort becft gcheel andere ronde wervclbeendcren, met dubbeldc
eaten aan weétzyden, daar de ribbcn in nuiten , gclyk de graten
in de vilTchen, die zicb aan het rugeindc in twciin verdclen. Zy
hebben ook dubbeldc vliezen, daar de rugpyp midden door heen
loopt, zonder de dubbeldc vliezen tc rakcn, die zich met windt
o p i t t c n door de kracht in 't fptingen, gelyk by de lettcrcn vertoont
wordt.
a. a. De opgcblazene dikkc en taaic vliezen tufTehcn de wervelbeenderen
van de ronde rugfchyven , die mede
door deze vliezige vcllen aan malkander vaft gchouden
worden.
De algefncdenc cinden, met de ragpypen zonder vbezcn.
Het vlies van den ecnen kant afgelnedcn.
Het binncn- en buitenvlies van een wervelbecn.
b.b.
c .
d.
c.
Het binnen- en buitenvíies van een werveiuceii.
Een kakebeen van ecn andere flang, gelykendc naar de
kicuw van een Snoek.
Num. J.