
1 I
T H E S A U R U S.
N u m . g. Laps Bezjiar Cormandel, e Vacca mariná.
Lapides Cormandel in Vcntriculis Vaccarum marinarum generantur, funtque admodum ponderofi,
faxcsquc duritiei. lili, qui huc adtuleré Lapides hosce, & longa annorum ¡ene m Indiis Orientalibus
habitamnt, aut oras, lílas navibus fiequenter falutarunt, teftantur, eos in portii CwowWí/vocari ñeiu>
ar de Vacc, fea Bezoar Vaccarum marinarum, quE in Nilo & Gange, fluminibus, degentes, fubinde
ex aquis m terram fe conferunt, priftinas ad aquas redicura:, poílquam fe gramine paverint : id, quod
& Lutris, alusque ufitatum eft animancibus, qua; utroque in medio fuum fibi viftum conquirunc. Inde
autem connngk fcpius, Vaccas hasce, ^per littora palcentes, capi, Hominibusque in accepcum fe:
0 1 -- —- - , ^^•.•.yjLu. j,luiiiiiiluuiquc 111 accepcum ferculum
cedere. Perhibetur enim , cas mole acque pondere fuperiores e
' :s eíTe Bobus ícptingenca vel oílingi
pondo, &: carne gaudere admodum pingui acque delicata ; lapides autem valdè áuros in iplàrum' ftomàr,
— ' .»uiuuumii pingui acque aencata ; lapiaes autem vaiae duros m ipiarum ftomachis
crclcere, qui earundem funt virium medicaurum, ac fub Num. i exhibiti : acqui funt & his per
omnia fimiles, nifi quod mole paulo minore, diverfisque gaudeanc figuris.
Michael Merc.itus in MílaHotheca Vaticmi, p. 174, ingencem defcnbic Lapidem Bezoardicum, Peruvianum,
qumquagmta & íex unciarum, qui, oeri incifus, Renem grandioris animalis refere, & , ex dilute
flavo cinereus, altero extremo craífas monftrat lamellas, five cortices detritos, uc priori noftro, fub
N u m I delineaco, fatis accedat. Mercati ifte Lapis à Pacribus Jefuitis, ob inuficatam ma^rnicudinem ,
Poncifici máximo, Gregorio XI I I , dono dacus, rariíTimi inftar Cimelii, cum cura alTervatur. Eiusdem
vero virtutes, acque concrefcendi modus, una cum experimenris eh fpeílantibus, ibidem fimul
exponuntur.
Num. 4 & 5 Ejusdem ferina: Lapides funt de CoromanJe!, five Pedros de facca, icidem vaili, at
aliter figurati. Lapis Num. 4 fupra decorticatus eft j Num. 5 vero Cor animalis refert feúione latiffima,
videcurque, m vencriculo, ab aliis ejusmodi calculis vicinis compreffus eííe; unde probabile eft
plures limul in codem ftomacho lapides generari poffe. '
Num. tf & 7 Similes fiftuntur Lapides, quorum bini, Num. tf norati, oblongo-rotundi funt, valde
duri, ponderofi, obfcurè cinerei coloris, craflìs itidem c lamellis conflati, ut ile. A , B, C , D indicant.
Num. 7 planoellipricx magis figura eft, extus albicante cruftà, calcariâ quafi,'&tis'craifâ,
ht. A , obdudus, fub hàc vero cinereo-flavam , fplendidam monftrans fuperficiem, lit. B; coeterùni
û x e um pondus, durmemque, pariter habens. PoiTemus plures adhuc fimilium Lapidum fpecies producere,
noftro in Mufeo contentas ; fed exquifiris magis, quam mukis ftudemus fpeciminibus.
Quantum ad Equos, Vaccasque, in aquis degentes ; vix dubitandum eft, utrum vera inter binas
hasce fpecies detur differentia. Equus marinus, ieu Hippopotamus, Belgis Walrus vocatus, admodum
longis, mcurvisque gaudet denribus, ex ore multum prominulis, qui aliquando, una cum aliis mercibus,
noftra; Indiarum Orientalium Societari transmittuntur, ex Africâ delari, unam, duas, tres, quatuorve
hbras finguli pendentes, pro varia Animalium state. Quousque ex ore Sc maxillarum alveolis
extant hi dentes, faxea: funt duritiei, & albo veluti vitro cbdudi: unde Eborarii artifices eximia inde
toreumata conficiunt. Quin Sc iisdem Medici utuntur , haud aliter , ac dentibus Elephanrinis ôc
Aprinis. ^
D. Va-
Num. Cormandelfche Bezoarßeen, gegroeit m
een xeekoei.
lange jaren in Üoft-Indie hebbcn opeehoudcn en die kullen bevaren,
zegeen, dat zy op Cormanclcl genocmt worden £ezoar
de Vacc^ oFBezoar van zeekoejen, die in de rivieren den Nyl
en den Ganges leven, en mede tiit hec water het landt becreden,
en daar grazen} waar na zy wederom te water gaan, gelyk de
Otters en andere dieren mede doen, die zieh niet alleen van het
water, maar ook van het landt bedienen, om hun voedfel te zoeken.
Maat het gcbeurt veelmaals, dat zy op het landt zynde
gevangen worden, en den mcnfchen voor een aangename ftyze
dienen. Men verhaalt, dat deze zeekoejen groter en zwaarder
zyn als oITcn van 7 tot 8oa pondt, byzonder vet en aangenaam
van vlecfch, en dat in de maag van eenige dezer dieren zulke
harde rtcnen groejen, die de zelve kracht en werking hebbcn als
die van Num. 1, waar mede zy ook in alle delen overeenkomenj
doch ze zyn wat kleiner en van verfcheide gedaanten.
Michael Mercatus, in zyne Metalletbaa Falieam, Hadz. 174,
bcfchryft een groten Peruviaanfchen Bezoarlleen van r« oncen,
die in plaat wordt verbeeld als een grote nier van eenzwaarbeeft,
yan koleur licht geel afch-verwig, op 't eene eindt met dikke
korften of fchillen afgefchilfcrt, dat naar ons boveiiftaande van
Num. I zcei-wel gelykt. Deze gemelde Occidentaalfche Beioarfteen
is door zyne byzondere grootte van de vaders Jefuiten
als een aiinzicnlyk gefchenk aan paus Grcgorius den XIII vercert,
en als een zeer felijuam ftuls zorgvuldig bewaart. De befchryving
van de krachten , de reden van de generatie, en de
esperinjenten van dien woi-den daar nevens verkiaart,
Num. 4 en j- Zyn mede diergelyke foorten van zware Cormandelftenen,
of Pedros de Vacca, m'aar van eene andere gedaante.
Die van Num. 4 is van boven ^gefchilfert,en die vai iNum. j*
is in gedaanie van een hert uic een beelk op hec dikile, en fchync
in de maag van andere diergelyke ftenen ingedrukt te zyn, zo
dat hec gelooflyk is,dat 'er meer dau een iteen teifens in de raaag
groeit.
De ftenen van Num. 6 en Num. 7 zyn mede van dien aardc,
en die van Num. 6 iwee ovaal rond , 'dikfchillig , oi' korilig,
fteenachtig hard, en zwaarwigtig, van koleur donker afchverwig}
zieop lec. A , B, C, D. Die van Num. 7 is platter rond
ovaal, van buiten wit en dik kalkachtig (zie let. A) onder de
buicenfte fchors afch-geel en glanzig (zie let. B) als mede rteeoig
hard en zwaar, Wy zouden nog meer andere foorten, welke
in ons Kabinet gevonden worden, kunnen vertonen j maar wy
hebben alleen de uicgelezenfte hier willen bybrengen.
Wat nu de zeekoejen en zeepaarden aangaat, daar is zckerlyk
een onderfcheidt tulTchen die dieren. Hec zeepaardt wordt gemeenlyk
ÄTa/rw genaamt, hebbende zeer lange en kromme tanden,
die hen uit den bek Haan. De zelve worden zomtyds,onder
andere goederen, aan de Ed: Ooft-Indifche Mnatfciiappy gezonden,
en komen mede uit Afrika, wegende een liuk van die grote
kromme tanden een, twee, drie of vier ponder., naar den ouderdom
der dieren. Zo ver die tanden uic haar kajcebeen en bek
ftaan, zyn ze heel fteen-hard, wie, en al.-; verglaail, daar de künftige
yvooi-draaiers fraai werk van weten te maken. Ook worden
deze tanden in de medicynen gebruikt, gelyk die der olifanten
en die der wilde varkens.
LI i D. Va