T H E S A U R U S . 6 -
fimiles, ordine digeiloe, rubdlo ^ri s colore tinftx, albicantem finguloe coftulara, cicvatiorem, oftendunt.
Subtus dilutior
Imi veneris fquamx, dilute flava;, rubris maculis variegantur.
N u m . 2. Serpens, Americana,, Anthracina.
Nigritudine Carbonem referens, maculis nigricantibus totam corporis tarn fuprcmam, qtiam infimam,
luperficiem, tanquam totidem annulis, variegatam oftcndit. Cauda obtuiä eil. Serpentum Lire fpccics
m a;des H^ominum crebro fubrepit, delitefcens fub teftis, muresque captar, Homini interim, aut aliis
Ammantibus, noxa: nihil inferens, juxta tellimonium Jncolarum. Miniifcula; muribus, majores aliribus
inhiant. Undc ab Incolis haud temere domo ejiciuntur, aut occiduntur. ' °
N u m . 5. Serpens, BrucarU) Surmamenßs,
Erucis viditaiis dorfo cinereo-grifeo eleganter infcripcas gcrit maculas, latasj fpadiceas.
regnat color griieus.
N u m . 4. Aspisj minor, Surinamenp.
^ Di lut e viridis, nigricantibus maculis intermiftis, marmoris in modum, variegatur. Venter ex dilute
riifFo cmereus eft. Caput, obicurius viride, vividis relucet oculis. Cauda in acumen définit.
N u m . 5 & 6. SerpentuUy Americana, vulgares.
V i x à fé mutuò discrepant, nifi cjuod prior Num. 5 , dilute rubella, xqualibus diilinguitur maculis,
faturatc fufcis j altera vero Num. tf cinerco-grifea fpadiceis per dorfum maculis variegatur ; ventre inter
im ex dilute cinereo grifeo. Utraque Myophaga muribus inhiac.
N u m . 7 & 8. Adiantum album, maximum, Americanum.
0 Surinamo miffa hxc Planta folio gaudec pallide viridi, caulibusque tcretibus, candidis. Medicata ejus
vis in morbis pedoris eadem eft ac Adtanti Kign, five CaptUi Veneris, cujus ufus tempeftivus in tulli;
aliisque pulmonum morbis, uti cfficaciftimus , ita ûds notus eft. D, Hans Shane, Eques auratus,
Adiantorum varias fpecies in P. I Jamak. defcripfic.
N u m . 9. Lonchitis i five Adiantum nigrum, minus, Africanum,
Et huic ad yarios morbos, fplenis prxcipue obftru£tiones, LiudatiiTima ineft virtus. Dioscondes
tam hanc mire deprxdicat. Folia ejus viridia, recentibus impoika vulneribus, citò fanant, & infiammationem
iecuturam avertunt. Galenns a i t , Lonchitidem Europi-am, reccncem, aut ficcatam, vino inc
o d a m , bis de die fervide liauftam , duro S: obftrudo Lieni apericndo inlervirc. Qiiam quidem virtutem
ipfe experiundo didici veriifimam. Palpitationi quoque cordis medetur.
T A B U L A
de in order gefchikt, van ver\\'e koperachcig rood, en iedcr
fchubbe met een wit verheven ribbctje geûert. De onderlyflche
fchubben zyn licht-geel, met rood gcvkkt en gemannerc.
Num. Z. • mß-Indifche Slang, zjnde xo do?ikerbrum
ah een kooL
' Ze is mcc zwarte vlukken over het gehele lyf, zo wel van onderen
als van boven, als geringe en gcmarmert, met een ftompen
ftaart. Dit foorc komt dikwüs in cte huizen cm muizen te vanf
en, en verfchuik zieh onder de daken: doch naar her verhaal
LT inlanJeren doen zy geen kwaadc aan menfch, noch vee. Zy
vaiigen de muizen, en die van een groter foort de rattenj weshalven
de inwoonders de zclve niec ligt verjagen, noch doden.
Num. 3. Klein Rups ßangetje njan Suriname.
Hec gcneert zieh van rupfen, en is fraai getckent over het
afch-graauwe bovenlyf, met bruine bredc vhkkcn > van onderen
is het van lichter afch-verwe.
Num. 4. - Klein Aspis-ßangetje njan Suriname.
• Het is licht-groen, met zwarte vlaJcken befproeit,en door een
gemarmerc. Hoc onderlyf is licht ros afch-verwig. Het hoofdt
IS donkerder groen, met heldere oogen, en eenipitfen ilaart.
dan dit die van Num. f licht-rood met donker bruine vkkkcn,
die nec cven gelyk zyn , gctekcnt is, en die van Num. 6 afchf
raauw , mec bruine vlaJiken over 't bovenlyf als gemarmei t.
let onderlyf is licht afch-graauw. Dcze zyn mede muis-llangctjes,
die mec den tydc ook op de muizen paiTenen aazea.
Num. 7 en Allergrootße ^witîe Vrouivenhaair
njAn Suriname.
Het is bleek groen van blaJc, met gehecl witte, ronde, ftce»
len. De kiachc en werking van dit kruidt is gtnoeg bekend,
voornamentiyk het zwaice Vrc^uwcnliaair, of het Jdiantum >¡i~
ff'um^ of Capillas yetieiis^ dat cen zeer goed middel voor de borlt
en tegen de hoclt is, als liet wel gebruikt wordc. Dit foorc
wordc niet min goed in boritziektens bevonden dan de zwarce.
De Ridder Hansíiioam heeft daar verfcheide foorten van bcfchrcven
in 't ecrlte Dcel van zyn Jama'üa.
Num. 9. Afrikaanfche Grachtnjaren, of klein
MÜdkruidt.
Num. 5 en 6. Gemeen foort <van iVeß-indifche
Sìangetjes.
Daar is geen ander onderfcheidt tuITchen die foort van flaneen,
Tom. I f . ^ '
Het zelve is mede zeer dienftig in verfcheide kwalen. Het is
zeer mild openende. Dioscoidcs roemt het zclve zeer hoog. De
gi'oene bladeren, op verfche wenden gelegt, genezen de zelve
ipoedig, en maken, da: 'er geen toevallen van ontfteking by körnen.
Ktaitniis zegt , dat als men de Gi-achtvaren, die in Europa
frocit, vers of gedroogt in wyn kookr, en daar tweemaal daags
ect cen tcug van drinkt, de harde en verlbopte milt daar door
geopcnt wordt. \Vy hebben zelt'deze uicwerking daar van bevonden.
Het iiilt en bcnecmc ook het hertkloppcn.
R V Y F
J .
•J ,1
''î^ ill'