
• g ^ • R E R u M N A T U R A L 1 U M
v i v i d i lucent. Neque maligna ipfi mdoles adfcr.bitur. Meritò mterim Serpentum Principem. ornatu
i i u l l i c e d e n t e m , vocaveris.
N u m 2. Serf ens, Americana, Tigr'ma.
C a p i t i s grandiores fquama: obfcurc fufcx funt.
N u m 3 Serpens, feu Anguis cer^inHS,mc2iC0Zt\ d,am, Amencanus.
" r n u i a t u r . Cervmus angu.s adpelktut ; quum Cervos amet , usque gaudeat addle.
Num. 4- Tecoixin, /f« Lacerta, [axatiUs, ffinofa, caudk crajfda.
S c u a m u k , dilute e n e r e . , e. ruffo o b umb r a t . , fpinis horrent albicant.bus,
l u m quaterni. In locis faxolis Amer ica degit.
N u m . 5- Lacerta, minor, macdatai indigena.
E l e g a n t em banc Lacertubm per totos fex menfes jamdum in lagena vacua
Ersi"
E z Ä
mnrmering ict. Zy heeft fchone, blaauwe,hcldere,oogen Mm
mcldt rieS van harc kwaadaard.ghcit. 't Is cen van hei ficrlykftc
fuori, en mag w d den mam van een pronklluk voeren.
N u m . Wejl-lniifche, getj^erde, SUng.^
Zy.-is IO fmi gevlakt, ais of zy gecygert was De plckken
lopen ,n cen, gelyk een keiting, d,e m een gefchake I », deels
rond, en decís ruitig. Zy lyn donker bruin over de lieht afehverwige
grondfchuWn. De onderlylfche dwarsfchubben xyn
v»n cene lichte lootverwc. Over de grote fchubben is het hooldt
de zelve uit voortkomen. Het hoofdt en de fchinkels zyn med«
sedoornt. De dikke ftaart is eenvoudig , met fync afch-gele
fchobbeties bekleed. Zy onthoudcn zieh in de rotfen, en komm
uit de Spaanfche «Ifeft-Indicn. Zy hebben voor wer, en
achler vyf klaauwcn aan de poteu.
N u m . 5- Kleine, gevUkte,Ha^edis.
donker bruin.
N u m . 3- Bonté Barte-ßung uit ile Spaanfche IVeß-
Indien, Macacoatl
Dit r.erlyk hagedisie hebben wy reets een half jaar levendig m
een open víefch, daar niets in was, gehouden, daar het nog zeer
wel i i tiert , londer iets te geniettn, dan alleen het inademen
van de lucht, die het onderhoudt, Het is ons in t begin van
January 17ÎI fhui s gebragt van een jongen, die het uit een ouden
veirotten Wilgeboom bniten Amllerdam hadt gehaalt Het i»
te verwonderen, dat drae dieitjes zo lang zondcr voedfel kunnen
leven. Men vindt 00k niet, dat zy eenig vocht of onrcinigheit
kwyd rakeni want het glas,daar het in is, blyft altydt even
fchoon, en de buik van 't beellje blyft in de iclve dikte, zonder
t o e l " pt, is felekend'gelyk her bovenlle emdt ï y ^ den fang .„nder'voedfei kunvan
Harteflangen,om d « -/.y gaarne by de h-aiien zyn, eu j/ j f J / ^ X X knd-fehildpadden, de Kameleons, de Uakken,
enz. die zieh den ganfchen winter in hunne huisjes (luiteif,
cn ¡11 de alrde begraven. Als het in 't voorjaar begint warm tc
worden, lloten zy hun dckfel weg, en kru.pen u.t de hms|cs,
d i e i y o p hunnen rug medenepen. A c t is bekcnd,om van de kikvorfchen
te zwygen, dat de zwalnwen zieh aan de ocvers van
ondiepe Holen iVeken, en voor de koude vei bergen , zondet celen
of diiakcn. Diergelyke dicren zyn 'er mccr. Ma»r tat ons
Z y is zeer fierlyk op 't hoofdt gctekcnt,cn vol kleine,bruine,
ülekken als of zy'erovcrgclhooit waren. De lange en dünne hals is
00k Gerlyk met grote donker bruine plckkcn ovcr de wic-gefchubde
huidt, vlamswyze, getekent, tot aan het dikfte van den
buik, daar de grote plekken in kleine veranderen , die er als by
. 1 A i r lii.|.l iliin en nimnu
naam van riarteflangen,
genoegen in hun bywczen vinden.
N i i m . 4. Tccoixin, of HageMt, mit nnitte doornen
omrzyneHeine, licht afch-'ver'wige, fchuhhen, die
met rofe •vertue als hefchadwwt zyn.
Icder Witte doornige punt hecft een donker bruine pick, daar
ig
Iii
ii
i^i i
! I