T H E S A U R- U S. '
T A B U L A t r i g e s i m a E T Q . U I N T A .
N u m . I. Vipera, Americana, eleganter .
N u m . 2. Serpens, Âmericma, M y r u s diña.
N u m . 3. Serpens, Africana, fufia, Promontorii Bon^e Spei.
N u m . 4. Serpens,. Africana,, coerulea.
N u m . 5. Africana, purpurea, filio mulíifido.
A d Lavanduk noftratis, Barava:, akitudinem excrefcens harcce Stoechas, fnicis flon.m A, I • r ^
nfidet flolculus purpureas. Interiores a ln, jam ,am emarciílr, flofculr arde (ibi i .vTcem .nf ^ "
guamofas iuas Reculas, m <,u.bus fer,irna conduntur, exiguë, plana, r o m n t 27o U c T i T ^
n a , La.anduU, aut Un.c. Kon,an., . r ^ n l a . C.terùm h í c plaLa qûorann.s è f e r n ^ aetó:'. ^
N u m . 6. Stoechas, Africana, fol,0 ferrato, crispo.
St.éas, folio ferrato, H. Boerhaa^ii, juxt a C. Bauhln. & T^^on. Sp.ca'florum, pnons ad inftar,
V Y F E N D E R T I G S T E TAFEREEL.
zccr gckronfcelt^
l o n g o
Lick-hlaawwe Afrikaanjche Slang.
Num. I. Byxmder fiorfvan Adderßang, vit de
Sfaanfche Weß-Indim, op cene aardige -wyxe
. geulah en in een gehult. N u m .
. Het bovenlyf is licht rood, zwart en wi t , en het ondcvlyf
I.C ,t afchgraamy. Het hoofdt is pkt en breed) de oogen l j „
helder, en op den nek is « met rode en witte vhkk?„ al
marmert. Op ^t voorhoofiit leggen grotc licht afeh-graauwe
fchubben.
N u m .
De ftaart is niec al te puntig.
Myrus-5/((Kg, gerifigt met Uanwae
hmdtjes.
De ringen Haan niet even ver van elkander af, en Eyn ook niet
evcn breedi de eene ring is fmal.de andere breed. De fchnbbcn,
yk by de Hangen,gclykbydeviflihen,van het hoofdt
de van den Ilaart nederwaarts lopen, leggen op deze
lyf- Witte dwarsfchubbeityn mn een
v ^ V f ' " " i ' ' gefcheiden. Op hc bovenly
zVn Werne witte fchubben, daaric blaauwe ringen opverfchcde
plaatfcii als gemarraert over heen lopen. ^ ^
Zy is op de bovcnfchubbcn van 't bovenlyf licht-blaiuw ' van
onderen ^yn de dwarsfchubben n,et zw^aríé vlakfc^^^^^^^
me,t, en ,„ het m.dden ,„ct een naadt als zamengehcehc ® û e z e
flangcn aazen op ILkken en wormen. S<-n<.cnc. jjezc
Num. j. Afrikaanfche furperachtige Scocchas,
met gckloojíle Uadcnn.
De zelve groeit niet hoger dan de Lavendel in Hollat-dr n.
bloenrtop komt bj-na met de Arabifchc overeen. O^den too
van een lang Ileeltje vertoont zieh een gead.rd kroont^ boven
u,t het welSe een openflaande paarlTc bfoem fpru.t: de onderfc
ree,s mtgeb oe.de, bloemtjes fluiten digtin een met hare fchubacht.
ge ïopjes, daar het zaadt in groeft, het welk klein plät
rond, en zwart-bru.n-glanzig is, gek-k liet zaadt van LaveidH
Num. 5. Bruine Afrihanfche Slang-van de Kaap Num. i. Afrihanfde Szoechis, met geimUe m
de Goede .Hoop. lange zaagachtig gekartelde hiadercn.
Zy is roo^bruinovetdeiihubbetjcs, die op . bovenlyf leg- ^ ^ ^ ^
^ ' 'l y k
I I ;
i
¡ i
I ' -iti
II:;: i l :