8 2 R E R U M NATURALIUM
• 1 V r „ f f n in flwum vergit. Folia t ame n , fubtùs dilutè magis flavefcentia, taftm Tpeciem pant
o t m s pianta: ex ^ f " ¿a . ferrata, in acomen defmunt. Flos p o l c h e m^
D i a r r h x a s vehementcs ufitatas.
T A B U L A SEPTUAGESIMA ET OCTAVA.
N u m . I. Vt^^ra, Onmtdis, íífWZeboa, Crucis Hyxm diña.
F x India.. Oriental is infulâ, Nera diña, prope Bantam fita, oriunda ha:c Viper a dilaté
g a u n t alia^ aliis, quando occifa:, dctraffis e x u y i i s , ficcantar.
N u m " Cokher, Ammobates, Africanus, ex Guinea.
; C pu d i laté d e v a l a t i s maxillis, ampl cqae patul o r i f t u , off^ fat grandi capiendo adan
r confeamfe r Squame infigniores nafo inf Îdent , ex cinereo ruffa. : quales Sc tegunt cervicem.
dil^utè grifei fint coloris. Taxta ventrem nigncantcs regnant macula.: hu,usque
I q u a m a : obfcurè p l umb e o colore, marmoris i n m o d u m , variegantur.
N u m . 3. Serpens, Aconttas, ex Nov^ HifpanU InfuUs ad Ventum.
Crucis & Aconrias, Latinis Jamhs & Jaculatrix vocatar; quia vibrata inftar figitt^ velociffi-
• n . a T atTn" f d T a b L ¿ I V men/oravimus. ' i f thx c tamen, alio prorfus inf t ruf t a W - t u . ^ ^ u ^ m . ,
r c n , cn in Italiï die daar te lande vallen in hunnen T h e r i a i , en
de buitfchers nemen de adderen, velke m Duitfchlandt gevonden
worden, l o dat men niet kan leggen, deze of gene lyn
van meer kracht dan deze dieren, AU ze gedood , » f c ^ p t
en Ecdrooat ï yn, vindt men geen het mmfte onderfcheidt m
hunne u i t lerkinge de eene voor de andere, op welke w y i e ty
ook gebruikt worden.
de Haderen lichter geelachtig, en irr het aanvatten gelyk ruig
Wken, dik of ftcrkleadert, brced van biade, raet langhaairrge
k a n t i c s , pimrig'toelopende. Hec hceft een Ichonc rode bloem,
Eclyk de tnropi fche Vl ier, daar zwane bei.en met een bloedrood
fap, en twce laadkorreltjes in komen, gel5'k de Vlierbe-
2,Sn, vin buiten ook raighaairig, die loer van fmaak zyn, en
van de Indianen voor de perffing en zwaren bmkloop gebrmkt
•worden.
A C H T EN Z E V ENT IGS T E TAFEREEL.
Num. I. Ooß-Indifche Vtferßang , i'on it Htbrein
Zeboa, en -van de Grieken en Egptenaren
Hyaina fmaamt.
D e l e Vipcrflang is ons van het eilandt Nera, by Banda, in
• Ooll-lndib toL-geionden. Zy ii i « r bond, hebbende hehr roffe
ronde, pickten over 't gehcle lyf , längs wcérzyden van den
bu'ik. Over den m g zyn de pickken groter, en als aan een gefchakelt,
en licht liallanie-brum over de gele grondfchubben.
Het hoofdt g e lHt naar een Cir<.Ji«-addcr om dat het een fch.ldt
v e r b e e l d t , mct twee hören! over den nek getekent, dat licht
rèod-verwig is: doch zy pnilen niet nit, gelyk de onde fchryvers
Tene verkccrde gedaehtei daar van hcbben gehad, cn haar dns
met horenshcbhenvcrbceld, dat in der daaft zo mct is, gelyk
reeds in het L V Tafcreel, by Nun,. 5, 1! vermeld. Rabbi Jor,
th haalt in zyn TraSl: talmudk. Caf. /, fug- ' ' " j
j f i i M een Viperflang i.s, en van de Hcbreen ook Zehm gcmamt
wordt ,gclyk Nk:z«J,r mede daar van getu.gt, dat de beet
van dit loort vtn iddercn, diezeerfenymg cn ongenecslyk is,van
tot de Ther i . k voor het belle tcgengift verkozen
was. Hier te lande neemt mcn van onzc Ncderlandfche Vipe-
NUM. 1. Guineefche Aiierßang.
Z y wordt van de Arabieren HtlHor , van de Grieken
dat is dorftverwekkendc Slang, en van anderen Ang,r, of
m (Pyniger) genaamt, om dat zy met haar beet groot kwaad
doedt d?ar tcTi ecrften z«-are ontftekingen van in 't bloedt verfpreid
worden, cn grote dorft op v o l p , naar 't zeggentfler ouden,
waar van tegcnwoordi g nicts gehoort of vcrnomen wordt.
Aangaande hare gedaame, zy is zcer fraai, met grote, ruitigc,
f e h u l b e n , l i c h t graauw-verwig egaal gedekt en leder fchub is in
•t byzonder als met franjen omboord. Het hoofdt is plat , met
,rede kakebenen uitgezet, mct een wydcn bck, daar wel een
1 j r,.-—^fO-,. r.-lii,brede kakebenen u i t g e z e t , mc t een wyuli^h.f.n ^z^ir^r^e n v o o r OD den
goede brok door kan. De grootfte fchubbcn zitten voor op den
Heus, cn zyn ros afch-vei-wig, als mcde over den ncki de andere
hoofdfchubbcn zyn licht graauw. Längs den buik zitten
zwarte plekken, de buikfchubben zyn donker lootkoleurig en
als gemarraerd.
Nam. 5. Boom-enPylßang, uit Niewui-Sfanje,
man het eilandt Barlernnto.
Z v wordt van de Grieken Kipfn cn Acinlm, dat is pyl-worp,
en van de Latynen 7«r«toen7<.™J»;r«,orn dat ze als een pyl uit
d e n b o o g k a n v o o r t r c h i c t e n , g e n o e m t . Wyliebben in t LXI V
T a f e r e c f a l daar van gefprokon. Doch deze is van ccn geheel an