S RE R U M NATURALIUM
omiicm fiipcriorem color ex rufFo flavus, pundis faturatè fpadiceis dense confitus, variegat: dum fquam
i i l s imi vcntris traiisverfales dilute cinerei funt colorís. Vermibus, Arañéis, aliisque infeftis, vtfcun-
N u m . 3. Serpens, Corallina, Zeylanica.
H a i i c , ex dilute rubello perfiindatam , macul i Coccinei coloris, ordine d igef a , ornant. Caput mijoribus
veftitur fquamis, dilute rubentibus. Cauda tenuillimum in acumen delmit.
N u m . 4. Serpens, Corallina, Amboinenßs.
Candicantem hujus cutim miniati diftinguunt macul i ; dum fquami ventris dilute cinerei funt. Form.
à c i terum priori convenir.
N u m . 5". Scjtala, Surinamenfis.
Spadiceum hie colorem piinfta variegant alba & nigricantia. Ventris fquami transverfales ex dilute cinereo
pniguntur. Habitu biuis Num. i & i par eft.
Num. 6. Hydra, Zejlanica, Dubema diäa Cingdenfihus. _
Dantur h.ic de fpecie multò majores, innoxii tarnen, nec perpetuò in aquis degentes. Miro pidura;
ornatu c;audent. Dorfo cnim, protenfa à capite ad caudi usque tenuis extremum, incumbir tinia lata,
reticularis, Cyaneo colore aminiflimo infignis, in medio rufiis diftinfta puni l is, utrinque lateraliter fuJ
fcis teda fquamis. Ventris imi íquamas cinerea tingit flavedo.
N u m . 7. Amphisbosna, Zejlanica.
Bicipitem vocant hanc Scrpentum fpcciem ; licet uno faltem capite gaudeat, eraffaque Sc o k u f í cauda.
Interini Se dantur quafi Bicípites, poílea verbis &: figuris exhibendi. RufE hsc ubique coloris fquamul
a s g e r i t , minutas, oblongas, nigrícantibus diftinftas maculis, majoribus, & minoribus. Capitis fquam
s majores, & dilutè lutei íunt coloris, in formam Cordis de Homine, aut Animante quodam, dig
e f t i . Organo olfaílús admodum acuto infttufta eft h i c fpecies, ad pabulum fuum indagandum. Aniphifhxnam
vocat Gre-vims.
N u m . 8. Serpens, Corallina, Sinenfis.
Squamuli ejus minut i , dilutè rufFi, ex Coccíneo, rubri quafi Corallii imulo, colore maculantur.
Capitis ex dilutè rufFulo flavefcens eft color, ventralium vero fquamarum ex dilutè cinereo luteus. Rara
h i c fpecies baud frequenter .ad nos pervenir.
N um. Í).
ker-bruire flippen ovcr het gchecl van boven vol gctekent : van
ondercii zyn de dwarsfchubbeijcs licht afcliverwig. Zy aaicn op
•woimcn, fpinnckoppcn, en ander klein gedierte.
Num. 5. Rood Koraal-Slangetje 1'an CeÜon.
Z y is met Hoog rode vlekken fierlyk in ordcr gefchikt , op cen
lichter roden grondt. Het hoofdc is met groter, licht rode,
fchubbcn beklced. De ilaart loopi leer dun en puntig ten
einde.
Num. 4. Koraal-ßangetje van Amhm.
Hct is met rode Menie-koleur gcvlakt, ovcr cen Witten
grondc. Van onderen zyn de fchubbcn licht afchverwig i en
verder komt dit ilangetje in gedaantc met het voorgaande overcen.
Nura. 5. Surinaamfch Scjtala- of Stokßangetjr.
Het is kaftanie-bruin, met y.wart en wit geftippelt, en van
onderen met lichte alchverwe ovcr de dwarsfchubben gctekent.
Zn gedaantc komt hct met die van Nura. i en i overeen.
Num. fi. Ceilonfche Waterßavg, man de Cingulenzen
Duberria gettaamt.
Daar zyn 'er van veci groter loorf, maar z;
cn gcneeren zieh mede op het landt. Zy zyh wo:
:n k\vaad,
irlyk fierlyk
getekent. Van het hoofdt, tot het uiteinde'van den dünnen,
puntigen, ftaart, legt ecn brcde bandt, nctswyze over den rug,
zeer mooi, licht blaauw, als de korenbloemen, over het middcn
met rolTe itipjes getekent , en aan wc^rzyden met bruine ichubben
gedekt: de onderlytTche fchubbcn zyn afchgeel.
Num. 7. Ceilmfch tmehoofdig Slangetjt.
Men noemt dit foort van flangentweehoofdig,fchoon zy maar
ecn hooFdt,en een dikken ftompen ftaart hebbenj maar daar Valien
'er, die naar twee hoofden gelykcn, die w y in 't vervolg zul-
Icn vertonen en befchryven, Hct tcgenwoordigc is gchecl rosverwig
Over zync kleine langwerpige fchubbetjcs, met zwartc,
lange eti korce plckjes. Over het hoofdt zyn de fchubbcn licht
g e e l , en wat groter, met een teken als ecn nert van een menfch,
of dier. Zy hebben cen fterken reuk, om hun aas te vinden.
Grcvinu! noemt zy Jmphißixna.
Num. 8. Sineefche Koraai-ßmg.
Z y is licht ros en klein gefchubt, met fchoon hoog rood als
bloedkoraal gevlakt. Het hoofdt is fraai licht ros-geel getekent,
en de onderlyffche fchubben zyn licht afch-geel. Dit foort ij
raar, en wordt weinig mej e gebragt.
Num. 9-