T H E S A U R U S . ic i
. T A B U L A NON A G E S I M A ET SEXTA.
N u m . I. Vipera, Orientatisi maxima, Caudifonai foemina.
: Teuthìacothzauphìii, quod verbunl
1, & terribilem ionum,nominatuf, .
. - . repitacula,quadr.iginta ad cai idamgeri t :undenuiclem concludi poflcc,
quadragenariam illam fuiiTe, fi veritati confonuni eft, quod ad piicedentis Tabula: Num. i adnocavimus;
lingulis nimirum aiiilis novam prioribus nolam accrefcere. lis, quoe fupra, ex allcgatis ibi Au.»
thoribus, de crepicacuhs attulimus, nollras adjungemus obfervationes ; vidimus cnim,quod crcpitacula,
intra quamvis luì divilionem, durum cöncincant olliculum, qua: officula pulchrc fele invicem, atticulorum
i n f t a r j excipmnt , & forti tendine per medium decurrente ad fe mutuò ita firmantur, ut flexibiles tamen
maneant jundura: : crufta externa, fplendens & kvis, cornu lìmiiis, per eoftulas quafi adunata, in
medioeorum, ram fupra quam infra, cxcavatur. Crepitacula geminata funt, tanto ut fortiorem excitarent
ftrepitum. Anterior crepitaculi pars ejusdem cum Éaudâ eli latitudinis ; at in acutum définit: coloris
eft ex cinereo grifei. Serpens,hîc quam exhibemus, très longa eft cubitos, proportionate cralia, teres,
bomque habims. Vid. Raß Sympf. Anim. p. 151. Caput, magms infigne oculis, partim ob m.ignas
• fquamas, nafum qux ambiunt & oculos, partim ob vultûs ferociam, vilu terribile eft. Capitis pars fupertia
ad Collum usque minoribus fquamis tegitur; inde dein pedetentim majores & longiores per corpus
«vadunt; at vertus caudam tamen rurfus diminuuntur. Per corpus dilute cinereo-luteusregnat color, ex nigro
fulco variegatus ; per dorfum vero faturatè luteolus : fquaniE ventris infignes, transverfa:, dilute cinerei
funt colons. Omnes, qua: corpori incumbunt, fquami mobiles funt & llrepentes. Vid. LuJov,
Hemefin in Defcript. Nowx America, de Serpente Caudifona, / . i j j .
Num. 2. Serpens, Bojobi, Brafdienfis, Tetrauchoatl TIeoa; Lufitanis
Cobra Verde.
V a r i ï funt magnitudinis h® Serjierites : q u £ hât Tabdlâ fiftirur, ultra duos ada;qua: cubitos. Per fquämas
ejus infignes, oblongas, rhomboideas, thalalTinus dilutus vifitur color, maculis longiufculis, candid
i f f i m i s , piaura: inftar marmorea, dorfo infcriptis, variegatus. Ventris fquama: lata: dilute flavent»
Caput concinnè formatum, fubtus dilute viridi, luprà vero lubruffo colore inumbratUr : fupra nafum, Sc
oculos circùm, magns ha:rent fquama: : nafus latus amplis patet naribus : labium fuperius in ambitu magms
fquamis fimbriatur: lingua ex albo fubrulfa, bifida, qua: tamen in aliis fere omnibus prorfùs acuminata
eft & nigricans. Ridus longis, albis, dentibus fcatet. Indis hsc Serpens Hcoa audit, i. e. Ser'
fens ignea, juxta defcriptionem Johnßani} ratio hujus nominis nos latet : pulcherrime quidem & viridi colore
lucido piaa: funt. Lufitani referUnt, illas aliquando in oedibus commorarij necquicquam rnaii inferences,
at irritatas demum mordere, hocque morfu vulnus inferre periculi plenum , baud cquidem propter
venenum infufum, (uti de morfu Serpentum multi perperam fcribuiit) at ob bfionem nervorum,acutilTimisillis
& tenuiffimis dentibus divu forum i unde pars demorfa ilico inflammatur: accedit hue metus,
vulneris
ZES EN NEGENTIGSTE TAFEREEL.
Num. I. Grootße foort ^an Ooß-lndifche Ratelßang,
zynde een 'wyfje.
T e Guatimaia, een landrchap Van Nieuw-Spanje, worden deze
( l a n g e n w e l k woordt voogdelTe der Hangen
betekcnc, genaamt, om dac zy zeer boos is, en een dntzagchelyk
gcluidt geeft. Zy is ons van Ceilon bvergezonden, en heeft
veertig fcheilen of ratels aan Haren ilaart, waar uit voleen zoude,
dat zy veertig jaren oud is gewecll, Indien, gelyk by die in' c
voorgaandeTafCreel, Num. i , isaangemerkt, hctwaaris, dat
elk jaar een bei aan den rtaart nangrocit. By het geen wy boven
Over de raséis hebben aangetckcnt uit de aldaar bygebragteSchryverS,
zuUenwy orize aanmerkingen voegen, bevonden hebbende,
dat de ratels van binnen een hard beentje in elke verdeling
hebben, die nec in clkander fliiiten aU leedtjes, daar in 'c midden
een ftcrke pees of zenuw door loopt, welke de gewrichtjes of
leedtjes ai\n malkander houdt en buigzaam maakc. De buicenfte
fchil is glanzig en glad,gelyk een hoorn, ribswys aan malkander
, gcgrocit,met eene holliglieicin'tmidden van orideren cn van boven.
De fcliellen zyn dubbeld, om te moer geraas daar mede te
maken. Het bovcnite eindt van de ratel i.s even zo breed als de
ftaart, maar loopt puntig toe, en is uit den afch-gniauwen. De
• flang, die wy hier vertonen, is wel drie eilen lang, naar mate
d i k , rond cn wel gevoed. Zie Rajus hier o ver in zyn Synopj".
Anim. p. i9¿. Het hoofdt met grote oogen vcrtoont zieh, zo
wegens de grot e fchubben over den neus cn om de oogen, als
Vcgens zyn toornie gezicht,zecr vreeslyk. Het bovenhoofdt is
met kleiner fchubben tot aan den hals bedekt, daar zy allengskens
groter cn wclgeregeld langer over 't lyf zyn} doch naár het
Itaartemde weder kleiner loelopen. Zy zyn licht áfch-geel,méc
Tom, / / .
een donker bmine marmering over 't lyf: over den rüg zyn ze
donker ^elachtig : de grote onderlyffche dwarsfchubben zyh
licht afch-verwig. Alle de fchubben, die over 'c lyf Icggen, kunnen
zieh bewegen eri geluidt maken. Zie Lodewy/t Henmpin's
Befchryving -jan 't Niewwe Ammca^ van de Bei-flang, / . i^^p.
Num. 1. Schm Ucht-gi-oe'ne stang.^an de Bra-
Kilianen Bojobi, en njan de Fortugezen
Cobra Verde genaamt,
Zy zyn van verfcheide grootte. Die in deze plaat vertoont
w o r d t j IS ruim twee eilen lang. Over hare groce, langwerpig
c , ruicachtige, fchubben is zy licht zee-g-^ocn, met gehcel Witt
e , langwcrpige, vlakken, die als getnaniicrd over deii rüg heen
lopen. De bi'cde buikfchubben zyn licht gecl. Zy heeft een
wel gevor.md hoofdt, van onderen licht grocn,cn van boven rosachng
bcfchaduwt. Over den ncus en om de oogen is zy mec
grote fchubben bezet j breed van neu^^ cn met grote ncusgaten,
rondomdenbovenbek met grote fchubben als omfoomt. Zyhcefc
een witte, rosachtige, gelpleten tong^ die in de meefte andere
ganfch puntig en zwarc is. De bek is voi lange, witte, kromme,
tanden.. De Indianen noemen deze flarigcn Tleoa, datis:
i'a«r/7««^,volgens debefchryving van/öÄ»_/7ö». Waarom zy dien
naain draagt weten wy niec. Zy zyn fraai en grocn blinkendegeverwt.
De Portugezen zeggen, dat zy zomwylcn in de huizen
Verktferen zonder iemandt kwaadt te doenj maal" dac zy, als zy
getergt worden, tot-byten,en daar debeet raakt,eene gevaarlyke
wonde maken, niet om het vergift , dat zy daar in brengen,
(gelyk Velen, doch verkeerdelyk, van de llangebcten fchryven)
maaromidatzülksdezenüwcnkwetit,dic door de fyne en fcherppuntige
tanden gefcheürt worden, waar door het gebeten lidt
aanftonts ohtfteekt : de vrccs daar by körnende, vcrergert de
C c wo n d e ,