>'! 1. >11 líltl
T A - E X X X V I I I .
r e r u m n a t u r a l i u m
• Num. 5. Erica, Africana, Eqmfeti Joliovpre campaniformi.
Flofculi campanilinim putpi.rei. haud longis falti pcdunculis, inter folíola progerm.nanL Folíola
capillacea, ad ramulorum apiGCS.denfe in capitiilum congefta, alccmm qiiafi florem reteriint, Bardan
x fiori fimilem, ac viridi colore cinaum. Caulis ex gnfeo dilute cinereus eft.
N u m . 6. r. Erica, Africana, folio Juniperino; fiorepllato.
'Albicantes flofculi, ftellularum firailes, longis innixi pedunculis, ftamina emittunt quatuor, lutea,
apicibus rubellis confpicua. Caulis dilutè grifeo, & folia lubviridi fuiEciuntur colore.
t a b u l a t r i g e s i m a e t o c t a v a .
N u m . I. Serpens, Americana, cat enata.
Ex diknè ccrruleo perfundata geminara oftentat in dorfo catenam , fpadiceam, è plurimis annulls
compofitam, quorum f.nguli aream intercipiunt minimis punftis . albicantibus, guttatam. Utnque
ventris laten cblongo-rotun^a; liirent macnk, catenam quiáem, fed non continuam, referentes, colore
& albis p u n a l , Dorfolium catenarum s rouk, à capite elegantiíTimo, magnis veftito íquamis, ad
tenuis & acuta: cauda: apicem, piotenfa:. Imi veneris fquama: dilutè cinerei funt colons.
N u m . 2. Serpens, Americana, annulata.
Surinami hxc progenies, fpadicea, annulis albicantibus, latum digitum i fe mutuo diffitis, omnem
fupini corpons feciem gerit infigmt.im. Squamis pra:terea g.-.udet prargrandibus rhomboideis, pigmento
faturaftore fimbriaris, & obumbratis, fpeftaculum Innc exlribens oculis jucundiffimum. Caput unicolot
infignes tegunc fquama:; ventrem verb ex ruffo flavefcentes. • •
Num. g. Serpens, ^gyptiaca, Bochir dicia.
= Nomen à loco natali, in ^gypto, ünde delata eft, gerens, eximia, magnis veftitur fquamis, infundo
ex cinereo flavis. A capite, curto admodum, coafto, nitidilTimè pido, mimi pomguntur lemnifci,
lon<n, funiculis fmiiles, peculiari finguli modo elaborati, faturatè tuffi, ad Enera usque cauda: decurrentes."
Ventris Iquamx, pariter cinereo-flavx, nigris puntìis diftmguuntur.
N u m . 4- Serpens Braflien/is, GmCU dióía incolis, venupjfme piBa.
AnimalcuUim hoc fquamatí vefte elegantifllraá mirura in raedura fe commendar. Superna: enim corr
i s faciei íquama: inba:rent, rhorabis firailes, eraaculati candoris,poris quas macula: mfignes,
Num. 5. Afrilamfche Hei, hihhende líeme
hlaadtjes, gelyk de fyne Paardeßaart.
b e kleine pairlbloemtjcs,<iie z y draagt, kómen ais kiokjcs met
• lanee ftceltjcs onder ile blaadtjcs uitfchieten. Het bovenftc drr
topics is als haairtjcs vcelvuldig in cen gcgroci t , gelykendc naar
de blocm van de kliíTen, maar groen van verwe. De ball van
den íleel is licht afch-graauw.
• Num. e. Afrilamfche hei, met Jlelelige ilaadtjes,
gelyl de Je^iewerhoomtjes.
Z y draagt witte fterachtige blocmtjes op lange ftecltjcs, waar
uit vier gele liaaircjes midden uit de bloem uillchieten, die zieh
aan 't einde rood vertonen. De fchors van den fteel is lichtg
r a a u w , cn de bladen zyn licht-groen.
A C H T EN DERTIGSTE TAFEREEL.
Num. I. Amerilamfche Ketting-ßatig.
D e z e 'imerikaanfche of Wcft-Indirche Slang is lieht-blaauw
van verwe, cn met een dubbeWe kaftanie-bruine ketting over
• den rug als aan eeh gefchakclT, waar van ieder rond m ' t midden
met kleine witte Hippels als bcl lrooi t is. Verder zitten aanwecri
y d e n van den buik mede rondwerpige ovale plekken, kettingw
y z c , doch van elkandér afgcfcheiden, van de zelve verwe, cn
w i t geñippclt, gclyk die over den rug, lopendc alle van het
h o o f d t , dat fierlyk met grote fchubben bckleed is, ten eindc van
den dünnen en puntigen ftaart. De bmkfchubben zyn licht
a f c h - v e r w i g .
Num, 1. Weß-Indifche germgde Slang.
D e z c Slang is van Suriname, bruin van vevwe, met wi t te ringen
over het gchcle bovenlyf, die een vinger breed van elkander
gcfcheiden zyn, met grote ruitige fchubben, alle met cen donkerder
koleur geboorden ovcrdekt,het welk een fchoon gczicht
vertoont. Het hoofdt is eenvoudi g met grote fchubbcn bedekt :
de onderlyffchc f^chubben zyn ros-gcel.
Num. 3. Egjptifche Slang, getiMmt'Bodiir.
D i t is cene zeeruitmuntende Slang, dragendc den naara van
BoMr naar hare gcboorteplaats , in Egypten gelegen, daar zy
van daan is gebragt. Zy heeft grote fchubben, die alle m den
grondt afch-geel zyn. Van het hoofdt, dat z « r kort en in een
gedrongcn, cn net gctckcnt is, ontftaan vyf lange banden, die,
B s fnoerlies, ieder van een byzonder maakfel , donker ros van
v c r i v e , zyn, cn tot het ftaartcindc uitlopcp. De buikfchubbcn
zyn mede afch-gcel , met zwart geftippclt.
Nura. 4 Braziliaanjche Slang, genaamt Gaacu.
Dezc Slang iszeer fraai gctckcnt, en wordt van de inwoonders
van Brazil fiiiar» gcnocmt. Het is een wonde r fchoon dicrt
je wegcns de fraaic lehubben, waar mede het bcklced is. Uc
zelvc zvn als ruiten, hcerlyk wit van verwc, längs het gchelc
J hiivpni
s :
i l i
i; fi-
•ÜV
l u i i l