• T a j j . I.
RERUM NATURALIUM
T H E S A U R U S .
T A B U LA PRIMA
S E R P E N T O L O G I ^ .
Uanmmvis abomimbile nonnullis videatur Serpentini generis Theatrum ; prod
u c a tarnen prima hàc Tabula, adaperirc iliud non dubitamus, eum m finem,
ut oculis attentis exponatur admirandum in ftruftura artificium ; forma;
& ornamentorum, per tot colores, txnias, punfta, maculas, & vanemtiones,
diverlitas; vidus ; ftupenda motu celerrimo in mule gyros arque flexus
lele contorquendi vis, alixque facultares Phyfica:, quibus Animantium iftud
genus mipertivit Deus, varios equidem in ufus Medicaros, at pra-cipuè tarnen
, ut hieroglyphicas inde mutuati poITct locutiones in facrofanao Verbo
luo, quo Homini fua Gracula, vaticinia, atque abdita coniilia, revelare de.
creverat.
N u m . I & 2. ScytM hin^.
Primùm hlc fe ofFerunt bin^ hir Scytak, pufillx, ex Africa oriunda^, ideò hoc nomine ab Antiquis
mhgnitx, quod baculum referant, quando m reftam lineam, absque flexu, funt protenfe. Marem
Num. I notati fecundus fcemellam. Cute gaudent fquamis retiformibus obdufta.^ujus fuperficiem
omneni
S C H A T K A M E R
V A N
N A T U U R L Y K E ZAKEK
H E R S T E TAFEREEL
V A N DE SLANGEN.
ffiOe aflchmvelyk aan zommigen het fchouwtoneel
^ der Slangen voorkomt, opcnen wy het zeJve even-
I wcl mei het opflaan van deze Prentverbeeldinge,
Í om der zelver wonderbaar geftel, gedaante, en fìeui^
stfgajf raadt in allerhande verwen, ilrepen, ftippcn vlek-
1 Í' gefuifel, gczwindigheit, flingercnde in allerhande
buchten van Itrìnkelingen, en andere natuurlyke hoedanigheden
d,e Godt in dit loort van (chepfelcn hceft gelegt, en
hen ingefchapen, tot verichcide gebruikcn in de Medicynin , en
yoornamentlyk om Hem in de woorden.waar mede Hy de iiicn-
Tom. II,
Ichcn zync Godfpraken, voorzeggingen , en verborgendheden
heetc willen opcnbaren, tot een groiidt van heilige beeldipraak
te dienen, met aandaehc en opmerkinge te doen zien.
Nu m. I en i. Tmiee Afrilaanfchc ScytaUßangi'j"
Voor eeril vertonen zieh hier twee kleine Afrikaanfche Scy-
=1a-llangetjcs, in de gedaante van een ftok, als zy gelyk en zonrbochten
tala-llai
derbochten zyn; waarom zy ook van de oude oude'fehryvers fehryvet
¿:/ö*-
. genoemt zyn. Num. i verbeeldt het mannetje, en
Nuni. 1 het wyfje. Zy zyn lierlyk met fchubben, netsgewyze,
overhunnehnidtbekleed, met ros-geel gekoleurt, cn mctdon-
^ ker-bruinc