UMt;
T a b .LI.
n
I i i
• T H E S A U R U S.
culxjcjuarum nonnulla; in medio fubaibidam, aut .griic-im j dcfiipcr areolam inicrjptam gcrnnt Caput infolito
pingicur artificio. Transverfales vcntris fqijamas dilute cinereo intermillus color (ubruffus marmori
adfimilat. Malignioribus ha;c ipecies minimè accenfenda-, quum minutis duntaxat, brcvibusquc, armata
dentibus, morfu haudquaquam kdat. . • ,
o N u m . 2. Arhfffcula, Fortoricenfis, Ahm& foliis, pnnatis, dmbus femper fentihus
interjsBis. Hort. Beaumont.
Fruticem hunc ad vivum delineatum, & nativis illuftratum colotibus, prout in Horto Bemmmt : crevit,
cuinam Plantarum inferam. Familix, ambigo, ob flqris, fruftusque, in hac figura -défeílutn. Forte
tamen baud ablimilis eft ei, qua; Plukenetio in Mant: Acacia y Americana j Ahrus folio ^ Triacanthos, ß^e
ad axillas foliorum triplici /pina donata, audit. Folia multa, ìpinnata, bina fctcxonjugata, in impar defmentia,
coftE adhoerent habitiori, cujus, è ramulo emcrgentis, axillam bina- pletumque fpinulx muniunt:'
. iisdem quoque armatur truncus ipfc hinc inde, cortice veflitus fubfpidicco.
N u m . 5. AciLiii^.fmilis, Americana, non f f inofa, flore albicante., ramofa, fdiqui lata,
ruhro-fpadicea, contortài Wattepena Curaffavienßhus. Hort. Beaumont.,
Pianta hxc Curailàvica forte Mimofis adnumetari debet, quod taólum réfugiant folia ejus, fyHple
& diaftole priedita. Arborem Guatapanam ex Corocao TnfuLi earn vocat Breynius Cent. I, 56 , cujus non
nifi filiquam, ibidem delineatam, defcribit. folíola, loetè virentia, limbo prx-texuntur plerumque pur-,
purafcente: quo etiam pigmento cofti illorum, omnesque ramufculi fulîèiti, amoenum ifth.îc varietate
vifui exhibent ipeäaculum. .Ca;terum Ipinis vacua., nec fefe ipiam fuftincns, terram verfus rcclinatur.
T A B U L A aUINaUAGESIMA ET PRIMA.
N u m . I. Serpens, Armenia, miri ^erßcolor.
Singulari, flammaruni qiiafi, apparata faturate fufco albicantes ejus fquamuloe hand alirer variegantur,
quam fi Perdicis viderez pe¿tus. Caput ex ruiFo monocliromuni eit. Ventri^ ic^uamx cinerco-lutcìs notancur
punétis.
Num. Serpens, Braßlienßs, Apoa diäa.
Saturate griíéa, rubris, & albis maculis, tanquam oceìlis, marmoris in mod li m, variegata, caput
nniformiter piilura oilendit. Brafilia: incolis eam ^oa vocari, tcilamr J. Rajus, Squama:, dimitiiani
çjvcntçis partem anticam obiìdentes, ex rufFo flavefcunt, verfus pofteriora autem iimbis coccincis iìmbriantur
elegantiilìmc.
Num. 3.
den rug, tot het einde vaaden (pits uitlopenden ftaart j daarmen.
00k verlcheide ruicachtige vlakken ziet,welker eenige in 't midden
wit of ^rysachcig zyn. Het hoofdt is zeer fraai getekent.
D e roodachtige verw, met licht afch-graauw vermengt over de
ovcrdwarrchebuikfcbubbcn,maakt,dat de zelve naar marmergelykeQ.
Dit foort is niec van de fchadelyke adderen, zyade alleen
voorzien met kleine cnior t e tanden, daar zy iiiet medc kuonen
byten.
N u m . z. Boomt je ^oan Porto-Kico, mt de hladeren
ian Abrus, ßekeUg 'wegens de Pwee tnjfcben infchietende
dooxnen. Uic deii hof van den
Heere Beaumont.
•g^a»mt, gqjlaatfl: worden, dewyl hare bkderen gecn aanraking
willen Velen. Breynhis noemt ze (3cn Watapanamfchen Boom uic
hec eilandt CuraiTau, Cent, waar van hy niets bcfchryltdan
des ze.lfs pculichalen, die hy aldaar afgelchetll vcr.tpoQt. .Dcze
plant hceft vrolyke groene bladercn, bcdckt mct ecn foort van
borduurfel, voor bec meeite gedeelte purperverwig, mct welk
ftikfel of blankerfcl de nvndcn cn alle kleine talcjes zyn gevjakt.
"Door deze verCchcidcnhcit getft zy cen aaogenamc vertoning aan
't oog. Verdcr-heelt deze plant geen dorens: zy kan zicTi ook
nict opbeuren, noch 't hooiJt in de lucht fteken, maar duikc
nederwaarts n-cuir de anrde.
E E N E N V Y F T I G S T E TAFEREEL.
N u m . 1. ßyzffnder fraai gemamerde Slang uiî
AYtnenie.
oni dat 'er uoch bloem, nocb vrucht aan ts. Het zwceint ijaar
de Amcrikaanlcliic Acacia viin Plukntt^ met ket bladt van Ai/rus
TriacoHihos^ gewupend met puniigc doornen, die zeer ongelyk
Z y is byzondcr ficrlyk gcvlamt, gelyk de .vcldhocndcrs, over
gcplaatft zyn, waar van een^e uit de oxelen der bladetakkcn, en
de borf t jcn donker brum over de witceïchubbctjes. Hec lioofdc
andere rondom den ftam uitfpruicen, daar de blaadtjes op haar
is eenvoudig ros-verwig, en de buikCchubben zyn afdi-geel geiHppelt.
uiteindc mede van voorzien zyn, die zich twee aan twee tegcn
clkander-ovcr met een dik middclribbetje fierlyk vertoncp.
N ^ Acacia,m i . 3. Gewafch,gelyìcende 7iaar de Amerikaafifche Nu m . z. Braziliaanfche Slang, A^OCL genaamt. ' met een -witachtìge hìoem, hehhende geen
doornen, maar hrede hl'mkende rode peuien,
C u r a f T a u f c l i e Wat tepena genaamt. Uit
d e n H o f van den Heere Beaumont.
Mogclyk moct dezc plant ondcr de Kruidtjcs rQcrt my nict
Z y is donker afch-gnuuw van verwe, met rode en wittc plekjes,
als oogj fs, overmarmert, zynde het hoofdt ecnvoudig getekent.
Zy wordt van de Brazilianen jip(Hi genoemr, naar de befchryving
van J. Rajm. Hare onJerlyflchc Ichtibben zyn tot
halfwegen ros-gcel naur voren , en naar achtcrcn mct hoogi
odc kttiuen der fchubbeu gekolcurt, dat zeer fraai llaat. ®
N 2 Num. }.
;i!i hi
ÎI!1
.111» I
I-:, \Í>