
RERUM NATURALIUM THESAURUS.
N u m . 35. Lapides Aramamm.
En! Binos eoriim arri hic incifos, quos pio geiuunis miiTos accepi. Alter plano rotundus cft, alter
rotundo convexus, minor, ex cinereo ñavclcens. Interim vix crcdiderim , illos, uri dicuntur, ex Arañéis
proveniile ; iiquidem opercula potius minons fpeciei Cochlearum marinarum référant, quam veros
Aranearum Lapides. Hand générât Lapides Aranea, fed ovula fua, tenace membrana conclufa, iub
ventre selbe, donee maturuennt-, tum vero folliculum ovulis gravidum in latebram quandam , ubi a
frieoris, ventorum & pluvix injuriis immunis eli:, defcrt, tclaque defupcr expanfa involuto tamdm adfidet,
donec ipß pra: frigorc mortua concidat. Vere novo, dum Solis radüs vcgetior redit calor , expaiiduntur
hxc ovula, ßc Araneolani tandem lingula excludunt, ut vel centenx quovis c nidulo nafcantur.
Ejusmodi folliculus, ovis Aranearum plenus, fi fpiritu fermentato per aliquod tempus maceratur,
t um inde edudus valide ficcatur, lapideaai acquint duritiem, ut impcritis pro vero Lapide Aranearum
venditari queat. Nacus fie Lapis vi dicitur poliere Alexipharmaca, & parva dofi exhibitus forciter fudores
pellere.
Num. 36. L^pis Variolatus,
Coloris efl Huurate viridis, fuperna facie plano-rotundus, at puflulis veluti variolofis, albidis, extuberantibus,
inxqualis; unde & nomea tulit. Subtus flavefcit, planus, laivis, &: lapidea; eíl duritiei.
Indis Garmica íuáii, Qc virium ratione, quas Variolofis pixílat, magni a;ñimatur : fi enim cum aqua
calida infunditur, hocquc infufum Variolofis potandum datur, leniter inde expelli Variolas perhibenti
eodem vero fi humedtatur facies, nimium a-ltum compefci, a¿ rodentem puris acrimoniam temperan,
hincque metuendas deinceps foveolas arceri, dicunt. Nec id foium : quin ÖC è collo geñatus a Yariolis
prx'íervare dicitur, licet Piafeolo haud fie grandior.
N u m . 37. Lapis Onjx.
Imperiti binos hosce Lapides ob quandam fimilitudinem Ocuhs Serpentinos adpellant; cum tarnen oculi
nequaquam lint, fed parvx Onyches, tricolores, verum oculum referentes. Ita rebus plurimis perversa
adfiguntur nomina, aliud prorfus, quam quod res in fe eil:, fignificancia.
F I N I S T O M I SECUNDI.
Num. 55. Steilen uit Spnnekoppen.
W y vertonen hier twee van de zelve in pkat, die ons voor
cchc gezonden zyn, waar van de eene rond plat, en de andere
rond hcuvclachtig, klein, en afch-geel van kleur is. Doch her
geen daar van gczegc wordc, komt ons ongelooflyk voor, dewyl
deze denen meer overeenkomft hcbbcn mec de dekfels van
kleine zeeflakjes, daar zy ook zeer wel naar gelyken, becer dan
naar een Ilcen uit een fpinnekop, die geen ftenen voortbrengen j
maar alle hunne cienjes in een taai vlies bewarcn, en die onder
hunnenbuikdnigenjtotdat ze Hunnen behoorlyken wafchdom gekregen
hebben: dan brengen zy dat vlies, met de eieren daar in
befloten, ergens op een fcbuilplaats, daar zy voor koude, windt
cn regen bewaarc zynj binnen het in, en blyven daar by tot dac
ze door koude en vorft fterven, en dood ter neder vallen. In 't
vooriaar,als de zon kracht krygt jCn 't warm wordt,broeien deze
eiercies verdcr uit, komendc uit ieder eitje eenfpinnekopje,
en dus by honderdeo uit een neftje voorc. Als nu zulk een neli
of vlies mec fpinne-eiertjes in iiquor eenigen tydc gelegt , naderhandt
dair uit gehaalt, en fterk gedroogt wordt, dan wordc het
fteen-hard, en men zou onwetende dat voor een waren fpinneileen
houdcn, indien men het geheim daar van niet wift. Deze
cierileen wordt in een geringe äojis voor een krachtig tegengift
gebruikt, en doedt ilerk zweten.
Num. Pokken-ßeen.
Dit is een donker-groene fteen, van boven rondachtig plat,
met verhevene, witte, plekken , gelyk de kiuderpokken zyn,
daar hy den naam van draagtj van onderen geel, plac, gladen
iteen-hard. By de Indianen wordt hy Gamaica genaamt, cn van
die natie in waarde gehouden, ten opzichte der krachten, die hy
in de kinderpokken doedt, als men hem in warm watet legt, cn
de kinderen daar van laat drinken, waoneer het de pokjes zachties
uitdryft. Het aangezicht daar mede gebet zynde, haalt het
d^en brandt u i t , en bewaart voor 't inbyten door ae fchcrpigheit.
: 'er geen pokpitten nablyven. Nog meer wordt 'er van gezegt,
dat als men den fteen, die niet erotcr dan cen boereboon
is, aan den hals draagt , van geen poklcen kan beledigt worden.
Num. 37. Onyx-ßeen.
De onwetenden noemen deze twee ileentjes flangen-oogen,
cm dat zy eenige gelykcnis daar naar hebben: nochtans zyn het
geen Üangen-oogen, maar kleine Onyx-ileentjes, van driederhande
kleuren, die cen natuurlyk oog verbeeiden. Zo gaat hec
met vele dingen, die een verkeerden naam krygen , en in der
daadt zo niet zynj maar dien naam evenwel moeten dragcn.
B I N D E VAN HET TWEDE DEEL.