; o R E R U M N A T U R - A L I U ' M ^
N u m . 5 & 6. Bim Serpentes, Pcruwanis, inter fe ludentes f mas fcemina.
Canino funt, ut priores^ capite, & miro à Natura apparata pifto;. Notatu dignum eft. Serpentes
hasce,ut ut congeneres fine & conjuges,pi6tura tarnen inter (è discrepare. Mas enini pluribus fuperbum
Ofnaméntis caput gerit, quam foemella, fimplicibus faltem Iquamulis^veilita. Amba;, colore Ipadiceo
petfiindata;,ex dilute flavo variegantur. Foemella,fub Num. S delineata, dorfum monllrat annulis, in medio
macula viridi notatis, distinftum. Ventris iijuama: ex cinereo dilute flavefcunt.
T A B U L A V I G E S I M A ET N O N A .
Num. I. Serpens, Teßudmea, Americana i murium inßdiator.
• Pulcherrime maculata, Teftudinis inftar. Serpens hxc, concinnis veftitur iquamis, per caput prxfcrtim,
eleganter variegata. Ventrem fubfufcus j dorfum ßituratior idem pingit color, m.iculis distinétus
nigris, temere disperfis, magnis, parvis, partimi^ue medio albicante, tanquam ocello, conlpicuis. Ventri
baud magna; inhxrent iquama: transverlales ; iigno, llagnantiura eas aquarum magis, quam rupiuni
efle incoLis : providiflet enim alias fummus Natura: Conditor. Muribus ca:tcroquin infidiatur & veicitur
ejus generis, íilijus ípecimen íequens cxliibet numerus.
N u m . 2. Mus ¡ Americanas.
Tales funt , in pabulum qui cedunt Serpentibus,-colore tamen Se habita admodum divetfi. Hicce
ex rufFo flavefcit per dorfum, & fupernam capitis partem ; cui albicantes adherent auricula, non exiles
, at plus folito retrorfum collocata:. Venter infimus, bin.-ique pedum paria, omninò albefcunt : Horum
poftici craíliores & longi, Gliriam pedes xmulantur, adjunótá cauda albicante, longiuículá, hifpida.
Fruítibus arborum, aliisque dcciduis vegetantibus, viítitat bocce Animalculum.
N u m . g. Serpens, Americana, verftcolor.
Tenuis & longiufcula iftharc, eleganti variorum colorum textura, piítrura: marmoris a:mul.à, mirum in^
modum fuperbíens, capite eft minufculo, caudamque protendit in acumen defmentem.
T A B U L A T R I G E S I M A . "
N u m . I. Serpens:, Corallina, • Amhoinenfis.
En! fiiribundam regni Mexicani Serpentem, c^ux vuku terribili viítum quxritans, eundem levi labore
invenic in veniifta Lacertula Num. z. H^cce enim oppugnanti Serpenti, absque ullá feiè reiìftentiiì,
tradir, hiantem illius avidumque ventrem iatiatura. Rara eft Serpentum ifta ipecies, cui brevis adco
cauda,
N u m . 5 en 6. Twee andere, te %amen fpelende,
Slangen, uit Peru j het mannet je en het loyfje.
Zy hebben mede, gclyk de twee voorgaande, hondshoofden,
en zyn door de Natuur ook zeer fraai getqkent. Het is aanmerkelyk,
dat,fchoon deze dieren van cen foort en gcQachc zyn, het
roannctjc echter, als gezcgc is, in tckeoing van hctwyfìeverfchilt,
hebbende het cerile meer veriierfelen op het hoofat dan
hetlaatfte, het welk maar eenvoudig met kleine fchubbetjes is
gedckt. Maar beide zyn ze met kallanie-bruin, vermengt met
licht-geel, over de grondfchubbetjes veriìert. Het wy^c, vertoont
ondcr Num. 6, is over het bovenlyf geringt, eh groen
g'eplekt in' t midden. Dc buikfchubbcn zyn licht afch-geel.
NEGEN EN TWINTIGSTE TAFEREEL.
N u m . I. Schilpad-ßang uit de Spaanßhe IVeß'
Indimi op mutzen aazende.
Zy iszccr fchoon gcvlakt, gelyk dc Schildpadden , gedckt
met fiaaie fchubben, en ficrlyk gcmarmert, inzonderhcit hec
hoofdr. Hot oiiderlyF is licht biiiin , en het bovenlyf donker
bruin, met zwarce vlakken, klein en groot door cen, ten dele
in 'c midden met wit als oogen uitgemonílcrt. Aan den biiik
ziet mcn-gecn grote dwarsfchubben, het welk cen teken is, dat
zy de waterpoelen meer bckruipen dan dc llcenrorfen} anders zou
de Schcppcr der Natuur daai" voor gczorgt hebben. Zy iocrt cii
aaft op muizcn, gelyk dc volgcnde van Num. z.
N u m . 1. Weß-hidifche Muts.
Dit is de Muís, daar de Slangen op aazen , waar van vcrfcheide
foorten zyn, zo in verwen, ais in gedaantc. Deze ñ ros-geel
over 't lyf en bovcn over 't hoofdt, mct grote witte coren, die
ver naar achteren zitten. Het onderfle gedecltc van den buik
met de vier poten zyn geheelwit}detwecachterñepoten zyn dik
en lang,gelyk poten van konynen,of nitten,met cen langen roshaairigen
ílaart. Dit gedierte lecft van vruchtcn van bomen, en
andere gewaíTen, die afvallcn.
N u m , 3. Amerikaanfche weeher^wlge Síang.
Zy is dun en lang, met vcrfcheide verwen door cín gewerkt
en gcmarmcrt, wondeilyk Gcj-Iyk, mee ecn klein hoofdt, en cen
puntigen ñaart.
D E R T I G S T E TAFEREEL.
N u m . I. Mexikaanfche Slangy Biún genaamt,
zynde kort en dik, en zcer raar.
Ztc hier cene verwocdc Mcxikaanfchc Sl.uig, h:iar aas in ecnc
vrecflelyke gedaantc op ecn ficrlyke Hagedis, Num. z, die zy
bcftrydt, zockende, en zondcr grote mocite vindcnde, alzo dc
Hagedis zieh goedwillig overgeeft, om den gulzigen en bcgcerlykcn
boik van haré vyandinne te vulicn. Men vindt fcldcu Slangen
van deze gedaante, daar de ílaurc zo kort, en .ils van het
achtcr-
!•• M ir
M
'i
¡Mi
'lUiil.Uít
.ÍÍ: jiT ,
S f i j ' i í f í í p í i l í ,
m