TAJI.xxxs
T H E S A U R U S . 57-
caulis apicem ÌH umbe lbm disponuncur. Filia tenuia, alterna, cotam caulis cinereo-P;rifei loiisitudinem
emeciuruiir, leniitn magis gracilefcentia, hujus ubi extremo adpropinquanc.
Num. 6. Elichryfíím> Afrkmum, Ericoides, Jmiperino folio^ Jpinofum,'
fiore alio.
Albicantes flofculi, fuis è caliculis, cotonarum adinftar, prominent. ' Frutcx, Ericoides, fpinofis undecjuaque
aciilps exasperatus, ramulis, horumquc foliis, Juniperum proximo refert. Canlem lignofum,
durum, dilute cuiereus ambit cortex.
T A B U L A T R I G E S IMA ET SEPTIMA.
o
N u m . I. Serpens, Saxatilis, Africanusi mas.
Bufonibus vefcitur & Ranis, quas ex infidiis ut obfervet, & captet, rupium in fiíTurís fefe abfcondit.
Dorlum ejus color obfcure fpadiceus imbuit, ventrera verPus dilutior evadens. Transverfales ventris fquama:,
albicantes, pulchro ordine disponuncur; non minus ac dorfo inhsrentes fquamuk rhomboidex
Caput Icuto obtegitur flavefcente, quod media nigricante linea, longitudinali, divifum, tribusque lituris
transverlalibus, in crucis formam, lubdivifum, confpicitur. Mmuti fauces denticuli obfidcnt.
N u m . - 2 . Serpens, Saxatilis, Africana; fcemella.
H i c prccedentis foemella, eiquc per omnia fimilis ; nifi quod taenia; latiufcuk hanc pulchrè ambiant
ad corporis usque dimidium: qux reliqua eft, altera pars, ad acuta: usque caudce extremum, quadrangulari^
us areis ornatur. ^ ..
N u m . g. Rann, RuhetAfricans.
Ejusdem funt fpcciei tres hx Rubeta;, omnes veneno noxii. Singularem tamen quariibet in cTute
piduram oftentat exquifitillimam. Brevi pollent & turgidulo corpore, oculisque mamis, procuberantibus.
Delicia lunt, & pabulum, Serpentum faxatilium.
N u m . 4. Rana, mamlofa. Africana, Amfhibia.
Et h i c Serpentum efca exiftit; quam, ut ut corpore Serpentibus ipfis craffiorem, forti tamen üi&a
adeo attenuare norunt i l k , facili ut opera per fauces glifcat. Terram i-que ac ftagna frequentai Ranarum
hocce genus. Cutim iaturata inficit viriditas, colore dilute luteo , albaque per dorfum linea diftinfta
Macula: infuper ex fufco rubrx totam corporis fupernam partem, femoraque, & pedes, variegant Vent
e r , albicans, nigris notatur pundis. Caput, rotundulum, extuberantes prx fe fere oculos.
. Num. 5.
ñecltjc boyen uit den ftruik voortkomcnde. De blaadtjes zyn
Imal, en zitten her een om het ander aan den afch-gtaauwen fteel
tot naar bovcn, daar zy allengskens kleiner worden.
Num. 6. Elichryfum uit Afrika, met mitte
Uoemtjes, die zieh uit hare hloemhuisjts
als kroontjes 'vertonen.
Het is hecfterachtig als Hei , die rondom den ftniik met ftekelrics,
als dorentjcs, uitfchiet. De bladen, en kleine uitwaTfcndc
takjcs komeii met die van de Jeneverboom hcc nieell overeen.
De lleel, die heel hard heutig is, lieeft cen licht afchgraauwe
fchors.
Z E V E N EN DERTIGSTE TAFEREEL.
Num. I. yifrUaanfche Klip-ßatig-, het mamietje.
Z y aart op padden cn kikvoifchcn, en verfchuilt zieh in de reten
der hoge klippcn, daar zy loert op haar roof Deze is donker
bvuin ovei-het boveiilyf, naar onderi " "
tedwarsfchubben, allewel eifchikt, gdyk 00k zyn de fchubbctjes,
die mitswyze over ' t lyf leggen. Op 't hoofdt is een gecl
ichildt, in 't middcn dnor een zwart ftreepje verdeelt, met drie
ku-ine dwarsIliTepjcs, als kniisies. De mondt heeft kleine tandt
j c s . , Deze vei beeldt liec mannetic.
Jom.II.
Num. 1. uyfje um de Imengemelde Klipßatig.
Z y is met het mannetje in allesgelyk,uitgezonderd dat ze mec '
brede banden is verliert tot op de hei t van "t lyf , daar de zelve
ophoudcn. De andere helft, tot het uiteinde van den ilaart, die
puntig uitloopt, is vol Vierkante ruitjes.
Num. 3. Drie Jfrilaanfche vergiftige paddetjes,"
'van een foort.
leder heeft een byzonder fierlyke tekenin?. Zy zyn kort en
bol van lyf , met gvote uitpuilende oogen. Dit is ten lekkerny
voor de klip-flangen, die zieh daar mcde voeden.
Num. 4. Drie Padaehtige Kih'orfchea.
De zelve dienen mede tot voedfel der klip-flangen. Schoon
zy dikker van lyf dan de Hangen zelf zyn, wetcn zy de zelvc
cvenwel door haar fterk zuigen zo dun te maken, dat zy gemaltkelyk
doorglyden. Dit foort van kikvorfchen o , , n. uuu.Kiiu^ii. i^ii luviii viu is.ijvvuin.iien unritthnoouudact zzijechn 7z.no
licht geel, en cen wirte linie over den rug. Vcrder hebbcn zy
rode vlakken ovcr het ganfche bovenlyf, de benen en voeten.
Het onderlyf is w i t , met zwarte ftippen. Zy zyn rond van
hoofdt, met uitpuilende oogen. , .
K Nüm. f .
'i i
Hi
S i r '
irr