46 R E R U M N A T U R A L I U M
N u m . 3. Erica, Africana, Thymi folio^ fiore margaritx xmulo.
Flofciili hujus planta; J fubcoerulefccntes, in Tphsrulas quafi contraiiti, parvas refexunt margaritas. Ex
apice eorlim , paululùm hiante, prominet tenuis fibrilla , minutum gerens globulum. Ad fesquipeda-
! cm fere crefcit altimdinem hxc fpecies, fuavemque, dum floret, odorem fpirat.
N u m . 4. Erica, Africana, angufiijjimis foliis, fiofculis in capitulum congejiis.
Flofculi purpurei funt, erupturis Sambuci floribus fimiles, catcrvatim congregal i , & bipcdali fere plantse
adnati, raenfe Augufto prodeunt, jucundum pariter odorem exhalantes.
T A B U L A aUADRAGESIMA ET CLUINTA.
N u m . I. Serpens, de CaroivaU, Murina, Ceilonica, maculisjiammeis notata.
Eleo-ans hare, tenuifïimè fquamata, alba, faturatè rubris maculis, flammx in modum, variegatur.
Veteres inter rauros oedium delitefcens inde interdum prorepit. Noxia nemini, mufcas, fcaraba;os, aliaquc
reptilia, aucupatur.
N u m . 2. Serpens, Ceilonica, tenuiffma, lineis nigris (f alhis notata.
Colore fuffufa v iolaceo, albis, nigrisque, per dorfuna lituris ornatur. Partem corporis fupernam infignes
obtegunt fquama; violacés ; eodemcjue, fed dilutiore, pollent colore fquama; ventrales.
N u m . 3. Serpens, Ceilonica, fcintillans, eximii maculata.
D o r f i tenues T quamuk , flavefcentes, albis & famrate rubris maculis, fcintillarum inftar corufcantibus,
ornantur. Infignes caput obfident fquamx, fublutea:, ex albo variegata. Ventrales itidem fquams fubflavefcunt,
rubedine tamen quidam hinc inde inumbrata;.
. N u m . 4. Vipera, Ceilonica, nafuta.
Foemclla h ï c fupra modum venufta, albo, Ipadiceo, & fubfiirco colore miré per corpus variegata,"
acu elaboratas quali figuras exhibet. Graffo eft capite, nafo & ore lato, torvoque & horribili vultu.
Infolentem ore (onum edit, cantui non abfimilem. Bina ad caudam crepitacula gerit, quibus fub cantu
t i n n i t u m , & ftrepitum, excitât, pra:tereuntes quafi monentem, ne propius ad ipfam accédant. In faltibus
delitefcit & arboretis.
N u m . J.
Num. 5. Afriiaanfche Hei, tuet hladeren als die
um de inlandfche Tym.
De bloemen zyn licht bkauw, en rond in malkandcr gefloten,
als kleine peerlen. Op het voorlte van d? bloem, die een weiriig
open is, vertoont zieh een klein fVn fpiertje, met een klein
knapie. Dit foort grocit omtreni anderhalve voet hoog", en geeft
een aiingenamen geur, wanneer zy bloeit.
Num. 4. Afriiaanfche üti, met zeer fmalk hìaden.
Debloemrjes zyn pnrper-rood, gelyken naar de opengaande
vlierbloemtjeSjfluiten zieh by de hoofdtiesbymalkander,groejen
omirent twee vocten hoog, bloejen in de maandt van Auguilus,
en geven mede een zeer aangenamen reuk.
V Y F EN VEERTIGSTE TAFEKEEL.
Num. I. Sierlyk Ceilonfch Slangetje, OÜ/V , en h!em
gefchuht i met âonker-Yoât 'vlammetjes aïs
overmarmert.
Z y vcrfchuilen zieh in de huizen, daar oudc muren zyn, ea
komen bywylen voor den dag. Zydoen niemandt kwaad, maar
vangen vliegeh, torren, en ander kriiipend gedierte.
Num. z. Dun Ceilonfch Slangetje, met zuwarte en
luitte Imien getekent.
Z y is violec, met witte en zwarte banden, of linien, over den
rüg getekent. Het bovcnlyf is met grote violec-verwige fchubben
bedekt, en de buikfchubben zyn met licht violet geverwc.
Num. 5, Ongemeen fraai getehende Ceilonfche Slang.
OD het bovenlyf is zy geclverwig over de kleine fchubbetjes,
met noog-rode en witte plekjes opgefiert, glinfterende en flikkerende
als vonkcn. Het hoofdt is met grote fchubbcn bezet,
die lichc-geel zyn , met wit gemarmert. De onderbuikfchc
fchubbcn zyn 00k licht-geel, mcc rood als uirgemonllert.
Num. 4. Ceilonfche Adderflmgy het ivjfje.
Z y is -wonderlyk iierlyk over 't lyf getekent met wi t , gehcel
donker bruin,cn lichter bruin,evcn als met werkjcs uitgcwerkt,
cri door een gemarmert. Het hoofdt is dik, de bck en de ncus
brecd,en 't gezicht vreeflclyk. Met den bek maakt zv een feldzaam
geluidt, dat naar een gezang gclykt. Aan den llaart heefc
zy twee fchclletjes, waar mcde zy onder 't gezang een gcfchel en
geraas m.iakt, om qe voorbygaande als te waarfcnouwen j djit zy
zieh moeten wacTiten van haar al te naby te komen. • Zy-vcrbetT
gen ziel» onder 't kreupelbofch, da.ir veel bomen ftaan.
Num. f.
T A B . X I A .
i.Hiriii iüNip
: :iii III -
Ii:
: ;!•
'!|i|