114 RE R U M NATURALIUM
p i n t i s d u a b u s , in ollâ vitreatä, probé chufa, fpatio horx unius, fimul coquuntur ad dimidias. Hoc
D e c o a i i m , binis dofibus, nuotidie affumimr; pars nimirum dimidia, calens, mane, cum bmis Icruc
u l i s pulveris Viperarum Ita ic. mifta, cxhibctur a:gro, qui, per horx fpaciuni^ ab alRiratione kniter
fudans dein continuo motu fefe exercere debet: altera pars Decof t i , hora quarta pomeridiana, line pulvere
F;
calens iterum, datur. Idque fingulis diebus, per nienfem integrum, repetimr, oegro mterca quoc
u e in Balneum delcendente. Fons hic Slangenbadenfis, in valle Carolina difta fcaturiens, medicatis
viribus longé latéque celebratus in comitatu Catimelibocenfi, lapidis intervallo ab oppido Schwalbach,
pullulât, nec nifi una domus prope ipfum exftrufta e f t , Mmtica diña, in qua commorantur peregrini,
fonte urentes i nifi malint quotidie Swalbacum revertí.
A . Capitis inferior facies, cum vagina linguali, in qua lingua antrorfum & rctrorfum mobilis
ha:ret.
a. Squama; cutis, maxillas inveftientis.
B . B . B . B . Venter, cum coftis, extus confpicuus.
C . C . Facies ventris interior.
D . D . Pingucdo inteftinis incumbens.
E. E. Ovulorum bina: feries, fub pinguedine delitefcentes.
F. Cauda pelle fuá adhuc induta.
T A B U L A CENTESIMA ET SEPTIMA.
N u m . I. Scdcton Serpentis indigeni.
Prono in ventrem fitu collocatum hoc Sceleron e f t ,ut fuperiores partes tanti) accuratius in confpeflum
veni.int Integrum id, atque i lkfum offa fiftit omm carne orba, pura, cranium prxcipue, maxillas,
oculorum órbitas, aunum & narium cava. ' Vertebrarum infignis admodum numerus eft, hatumque Imgula;
binas cmittunt in utrumque latus coftulas, exado ordine fibi mutuo e diametro oppolitas, tendiiiofis
ligamentis ad fua quaslibet acetabula devinitas.
N u m . 2. Exuvix Serpentis.
Quanam ratione & quo tempore vernationem fufcipiant Serpentes, in Prxliminaribus adnotatum eft.
Unde monftrandum liîc ¿Item reftat, quomodo exuvix iecedentes invertamur; quod fequentibus lub llteris
pater.
A . A . A.
B . B .
C .
Partem monftrat capitalem fupernam, extroverfam: ubi vel ipfos etiam oculos, in fitu quidem
manentes, vernare manifeftum eft.
Squamarum corporis & ventris grandiorum interna eft fuperficies.
Facies earundem externa.
N u m . 3. Scileton Serpentis refupinatum.
Ita offa & júnñurx, prout interna parte conftituuntur, magis vifui patent,
extremum folis conftat vertebris, coftasque fenfim attenuatas amittit.
Cauda ab ano usque ad
N u m . 4.
moet koken tot op de helft: dm die kookfel alle dagcn in twee
malen gebruikt j t e weten de eene helft's morgens-warm met twee
fcrupel PuMs Vifimr. Italic, vermengt, en daar een uur op gemeukt.
ineukt,ofgezweet,en zieh naderhan
gehouden: 4c andere helft van de bocljonof
dags ten vier uuren wederom alleeii, zonder de poejer, warm ineedronken,
offfezweet.naderhandr in eengednrigebeweging
kooklcl nademii
en dar alle dagen ecn maandc lang vervolet, en tuffchen
beide gcbiad. Het Slangenbadt of Carlsihalerbadt wordt
voor cen beroemd gezondheitsbadt gehouden, zynde gelegen in
het gi-aaFfchapCatzenellebogen,twee uuren van Zwalbach. Daar
llaac maar een huis, dar het Mentifche hais genaamt wordt, en
daar zieh de vremdelijigen, die dezc cuur gebruiken, onthouden,
o f naar Zwalbach keren.
Lett. A. Het hoofdt van onderen, met de tongkoker, daar
de tong uit en in gaat.
a. Zyn de fchubben van de huidt over de kakebenen.
B . B . B . B . Deonderbuik, met de graad-ribbetjes naar buiten.
C . C . De buik naar binnenwaarts.
D . D . Het vet over de ingewanden.
E. E . De eieren in twee reien onder 't vet zittendc.
F . De ftaart met zyn buitenhuidt.
H O N D E R D EN ZEVENDE TAFEREEL.
N u m . I. Geraamte -van eme inh
Zy legt op den buik, om haar van bovea wcl te vertonen. Het
geraamte isin zyn gehecl en zeer zuiver, zonder vleefch, gelyk
het hoofdt, de kakebenen, gaten der o o p n , ooren en neus. Zy
hebben zeer vele njgbeenderen j aan ieder zyn twee nbbetjes tef
en over elkander in nette order met zcnuwtjes in hare ronde
olligheden vaili gehecht.
N u m . 1. Afgeflroopt ut/ een Slang.
Hoc en ivanncer dezc vervelling gcfchiedt, is in het Voorbericht
aangemerkt, zo dat ons hier allcen te bezien llaat op wat
wyze, als 't vel over den 'fìaart afgaat, het binnenfte buiten,
en het buitenllc binnen komt, gelyk hier mct letteren wordt
aangewezen.
A . A . A. Bovenfte deel van 't hoofdt, de binnenfte zydc buiten.
De oogenvcrvellcnook,cn blyven in hunne plaata.
B.B. Grote dwars- en lyffchubben binnewaans.
C . Buirenzydc.
N u m . 3. Geraamte wan een Slang, leggende of
den mg.
Het zclvc is dus geplaatil: om de beendcren en gewriehten van
binnewaarrs te vertonen. Daar de opcnlng uitkomt, krygt de
llaart tcn uiteinde toc beendeten, ea vcrliclt z^nc graadtjes.
Num. 4'
)