
IM
T H E S A U R U S . 6i
Num. g. Mitella; Balani /pedes, vivo Pifiiculo gravida i fea Ofcabrion
CarolinianUS J. Fetiver Gazj>phjl.
Num. 4. Mitellie altera [pedes.
Num. y. Ejusdem Jpedes tertia, verrucofa.
Num. 6. ^ Quarta [pedes, crap, grandis, eleganti colorum variegatione marmorea
infignis, cujus [quamx, ut in Armodillis, inter [e mutuò compadx
funt.
Num. 7. Quinta fpedes, Wowo diña, quam Rumphius Cancris adnumerans
Cancrum ^ n e u m vocat ; licet potiori jure ad Balanos re[eratur.
Num. 8. Species [exta, in Indiis Orientalihus Corona Serpentum vacata,
Conchis Anatiferis accedens.
Num. 9. Séptima [pedes, qux Pifiis cujusdam, alteriusve Animantis.videtur effe
dens molaris, cavus, in lapidem mutatus, coronam referens: prout (f Hominum
molares parte, qua de alveolis eminent, coronam xmulantur.
Num. 10. Species oBava, pariter molaris dens petre[aäus.
Num. II. Nona [pedes, ^»<e_Tubulus Marinus f/?, Dentalium,/w Corona
, aut Rióhis Serpentum adpellatus.
Num. 12. Decima [pedes, valva [uperior Cancri minoris marini,
corona amula.
Omnes hae fpecies coronar Serpentum vocitantur, & dolo malo imperitis, inftar antidoti pcculiaris
magno pretio divcnduntur; quafi contra quodcunque toxicum munitus fit.ejusmodi coronam qui fecund
gellat. Interim veri iubeft nÜiil : haud enim uspiam reperiuntur Serpentes, protuberantem qua: coronam
in capite terunt. Mera hxc tabula elt.
t a b u l a
Num. 5 Mitella, 0/ Mytif , erti ßag van
Baianus, daar em le-venjig vifchje in zit.
Num. 4. . Twede foort -van dit ßag.
Num. j. Verde foort, met lukjes, ef vratten.
Num. S. Vierde foort, die dik in groot, met ßer-
Ijfke kokuren als gemarmert en getekent zyn, •welke
fchuhltn ouer maìkander ßuiten, gelyk die
•van dt ArmodiHen.
Num. 7. Vyfde foort. Deze tvorden Wowo genoemt.
Rumpliius telt dit foort man Mitcllaas 0»-
der de Krabben, en noemt ze Cancer ytneus j
maar zy lehoren veel eer onder de
Balanen.
Num. 8. Zesdefoort, zynde Bahnen of Slangekrönen
in Ooß-ìndie genoemt. Hetis eenby-
Joort •van de Couchi Anatiferi.
Tm. ¡1.
Num. 5. Zevevde foort ,zyiide een hoUe lies nan een
•vifch, of ander dier, dat mrßeent is, en naar ecn
kroon geiykt, gelyk de kiezen der menfden zyn,
met een gedaante als een kroontje, dat uit het
Num.
kakeheen groeit.
Achtße foort, mede een verßeende kies
•van een dier.
Num. M. Negende, zynde een Zeehorentje, dat
men Dentalis of Slangenhroon of hek noemt.
Num. 11. Ttmde foort,zynde de honenße fchil van
een kleine Krabbe, en naar een kroontje gelykende.
Alle dcze foorten worden van onkundigenSlangcnkronen gelieren
, waar mede bedrog wordt gepleegt, dooidicn ze van otiwetenden
in waardegehouden worden, diegcloven, dat het een
fierk regengift is, en dat, als zy een van dit fooit by zieh dragcn,
geen gifc hen dieren kan, het welk met dan i^abelachlige
verrelUngen zyn. Daar worden geen Hangen gevonden, die opftaande
krönen op haarhooldt dragen; dat zyn mede maar vertellingen,
daar men geen acht op moet Haan.
Q . T W E E
! i!::.nl
1 Mil!
i
n i l i
fis:!.