
I 2 J
Lit. a. 1. a. b.
e. c. e.
f.
R E R u M N A T U R A L I U M
Explicatio Figure fecuada3.
Caput, remotis integumentis, fubtus confpicimm.
Trachea, qualis in Lacertarum genere, annulis cartilagincis conftriifla, retro Cotj
in Pulmones abiens. , , ,
C o r , in litu nativo, bina ad bafin corpuscula diltinfta, lit. d.d. notata, tanquam
auriculas, monftraus.
Disciffi ventris quatuor orx- didufta;.
Bini Pulmones, quorum finillcr, afterifco notatus, a^re diftentus , nauvam iuam
monlbatmagnitudinem, fcparatus ab Hepatis limbo, cui adhxfcrat juxta lonsritudinem;
dum alter flaccidus cum Hepate adhuc colmret. Veficulaiis ibij
pellucens, uti in Pulmonibus Raninis, vifitur fubftantia.
Hepar, ad dextras reflexum, natutalitcr in medio, inter binos Pulmones, fitum,
cavo fuo Ventriculum recipiens.
Ventriculus, dilatatum quafi Oelophagum faltem referens.
I n t e f t i n a l i s fiftula vane gyrata, dclincns m InteHmum reflum, ano 1. termmatumj
quod natutalitcr per mediam Pelvim, inter Teiles atque Reaes gemmos, reüa
defcendens, circa corpora p.p. inter bina crura pofteriora finitur ; hic vero ad
latus femotum eft, ut fubtus pofita pateant.
Renes, uti videtur, longi, albicantes, juxta fpinam dorfi utrinque delati, quorum
dexter paululum adlatus protraftus eft, ut ejus forma melius confpici queat.
Corpora gemma, indem ab utroque latere fpina: fita, albicantia, fubrotunda, quali
in cochleam contorta, qua: pro Teftibus habeo.
Crura pofteriora, didutìa. ur i
Bina corpuscula, inter crura poftica, ad principium Cauda: fita, lub ano, oblcuré
cum Teftibus communicantia, plana anterius, ex bafi latiore delcendendo convergentia
in apices acutiores. An Penes funt ?
Pedes antici & poftici.
Cauda.
Figura tertia
Grandiorem fiftit Lacertam, i capite ad caudam usque, per medium ventrem, apertam, cujus partes
notabiliores fequentibus Uteris declarantur.
Lit. a. Os, fupini capias facies fubmaxillaris. ... . r • • i
b. Trachea, annuUs cartilagineis conftruüa, medium inter maxilk inferions crura lo-
° mm
p. p.
q. q. q. q.
Verklaring van de twede Figuur.
Lecc. a. a. a. Het hoofdt, van zyne beklecdfels ontbloot, van
onderen te zien.
b. De luchipyp, gclykende naar die van het geflacht
der HagediiTen, beftaande uit knorbeenachtige
kringen, en achter het hert in
de long afeakkende.
c. Het hert in zyne natuurlyke plaats, aan wiens
dikfte gcdeelte twee kleine, onderfcheidene.,
ligchaamtjes, met let. d.d. gemerkt,
zieh vertonen, die wel naar de hertoortjes
zwemen.
c. e. e. e. De vier overgeflagene läppen van den open gefneden
buik.
f. f. De twee longen, waar van de linker, met een
llerretje gemerkt, zynde met lueht opgeblazen,
hare natuurlyke grootte vertoont,
na dat ik de zelve van den randt der lever,
aan welke zy in de lengte vaftzat, alvorens
heb afgcfcheiden. De andere long is
zamengevallen, en hangt nog aan de lever
vaft. Men wordt in de zelve gewaar eenc
blaasachtige zclfltandigheit, gelyk in de
longen van kikvoríTchen.
g. g. De lever, naar de regter zyde overgeilagen, die
anders natuurlyk hare plaats heett m het
midden, tuíTchen de twee loiigzakken, en
met hare holligheic de m;iag bedekt.
h. De maag, die niet anders fchynt te wezen dan
eene verwyding van den llokdarm.
i. i. i. i. Het kanaal der darmen , die na veelerhande
draaiVngen eindelyk den regt uitlopenden
endeldarm afgeeft, en in den aars 1. eindigt.
Deze endeldarm loopt natuurlyker
•wyze door hec midden van het bekken,
regt afdalcnde tuíTchen de twee tcílikulcn
en Hieren, en neemt zyn einde omtrent de
ligchamen p. p. tuíTchen de twee achteríle
deien} maar hier is hy uit zyne plaats naar
de zyde verfchoven , op dat men de onderleggende
delen zien kan.
m. m. De nieren, die, naar 't fchynt, lang en witachtig
zyn, en kngs den ruggraadt aan
weérzyden heen lopen. De regter is een
weinig ter zyde gehaalt, op dat men zyne
geilalte te beter zou kunnen zien.
n. n. Twee ligchamen, die ook aan weérzyden van
den ruggraadt .geplaatit, wit- en rondachtig,
als een llolckenhuisje, .gedraaic
zyn. Ik houde de zelve -voor de tcítikulen.
o. o. De twee achtcrfte deien, van clkander gehaalt.
p. p. Twee ligchaamtjes., die tuíTchen de achtcrdeien,
aan 'tbegin van den ílaart.,zitten,en onder
den aars ecnige, maar onduidelyke, gemeenfchap
met de teílikulen hebbeu, zynde
van voren plat, en in' t begin breed,
maar in' t afdalen allengskens tot fcherpere
punten toelopende. Zoude dit ook hec
mannelyke roedeke zyn?
ci q. q. q- De voor-cn achtcrpoten.
r. r. Deilaart.
De Dcrde Piguiir
Stelt voor een grote//á;xf<^//,dic langshet midden van den buik,
van het hoofdt tot den llaart toe, geopent is, en welker merkwaardigile
ingewandenondei-dcvolgende letterenwordenaangewezen.
Let. a. Debek, en het hoofdt, achter over leggende»
van onderen te zien.
b. De luchtpyp, beftaande uit knorbcenachtige
kringen 3 in het midden tuHchcn de zyden
T H E S A U R U S .
c.
d.
ß.
f. f.
h. h.
i.
1. 1. 1. 1.
n. n.
cum tenens, inde defcendens fupra Oefophagum, retro Cor, ut dciinat in ficcos
binos pulmonales.
Vas quoddamj in corde terminatum, ad latus Trachei', reaa in caput adfcendens,
albicans, an Arteriofum ì
Cor J deglupto Pericardio, retro flexumi ut facies ejus (hoc in iìtif Lacertce fupino)'
poftica pateat, monftrans ipeciem q^uafi binarum auricularum , allerifco notatarum,
à corpore ipfo Cordis manifeltè dilHuitarum; tum &: vas quoddam,
Admodum amplum, e Cordis auricula, finuato fìexu, in Hepar porredum ; an eft
Vena cavai
Bini Pulmonum facci, quorum alter, afterisco notatus, flatu per Tracheam immiiTo
diftentus, & molem fuam, &c fubltantiam veficularem, Ranini pulmonis aimuiam,
oftenditi alter vero collapfus eft.
Hepar, fatis vaftum pro mole corporis, hinc inde laciniatum, ope vafis e. cum Corde
communicans > ad latus fmiitrum, extra naturalem fitum, reclìnatum; alias
medium corporis occupans, inter binos Pulmones, Ventriculo incumbens.
Oefophagus, juxta fpinam Dorfi, ductu tamen paululum ad dextras vergente, defcendens.
Ventriculus, capacior in principio^ fenfim gracilefcens, &c quafi invifibiliter continuatus
in nftulam
Inteitinalem, qua:, in varios circumvoluca gyros, fub fjnem capacior reddi.ta, redtà
defcendit, ano m» ad principium cauda; terminata.
Corpus quoddam ex albo flavefcens, irregularis forms , fìiTura media quafi geminat
u m , innumeris granulis, minutiffimis, confperfum, in Pelvi, mox fub abdominalibus
integumeatis, confpicuumj an Ovarium?
Renes gemini, uti videtur, utrinque juxta latus inteftini redi , longitudinaliter protenfi
ad anum usque.
Figura quarta & quinta
Binas exhibent Ranas Americanas, retrograda: in Piicem metamorphoiì expoiìtas,de quibus in Tomo
primo prolixè aduni eft.
Prior equidem, quam quarta figura depingit, ore & cauda jam Pifcem refert, at quatuor tamen pedibus,
adhuc è corpore extantibus, Rans fimilis eft ^ licet antici pedes jamjam contrarli incipiant. Hadem
vero mutatio in corporis interaneis pariter obtinet, u t , una cum forma externa, fenfim vifcera etiam
è Ranee-in Pifcis indolem tranfeant: id, quod adparebit claré confulenti mox tradeudam explicationem.
Explicatio
f. f.
h. h.
van het onderíle kakebeen geplaatíl,envan
daar längs het voorlle gedeeltevanden flokdarm
tot achter het hert aflopende,om dus
in de twee longzakken zieh te verliezen.
Is een vat, dat in het hert valí zvqde, ter zyde
van de luchtpyp., regt naar "het hoofdt opklimt,
witachtig van vcrwcj milTchien een
ílagader.
Hec hert, van zyn zakje ontduan, achter over
gebogen, ora des zelfs achterllegcdeelte,
(aangezien de Hagedis op den rug \egt) te
vertonen , alwaar men gewaar wordt de
gedaante van twee oortjes, die met een
llerretjc gemerkt, en vari het Hgchaam van
het hert zelf duidelyk ondericheiden zyn:
daar benevens ziet men nog een zeker vat,
met de letter
gemerkt, dat vry groot zynde, van hec 'hercoortje
met een kromme draai naar de lever
loopt, en milTchien de hollé ader is.
De twee longzakken,waar van de eenc,met een
ílerrecje getekent, door de luchtpyp opeeblazen
is, wyzende dus zyne uitgeílrektheitenblaasaclitige
zelfllan'digheit, naar die
der kikvorfch- longen gelykende,aan. De
andere is flap.
De lever, die in vergclyking van het ligchaani
tamelyk groot, cn hier en daar gekerft is,
door middel van een vat met het hert gemeenfchap
hebbende. Zy is hier buiten hare
natuurlyke plaats naar de linker zyde
overí^cbogcn, daar ze anders in het midden,
tuíTchen twee longzakken, op de maag
legt.
Deflokdarm, die längs den ruggraadt, eenigzins
naar de regter zyde afwykende, naar
onderen loopt.
Ì. De maag, in haar begin vry wyd, maar allengskens
naauwer wordcilde, en ongcvociig
veranderende in
1. 1. I. 1. Het darmcn-kanaai, dat in veelerhande draaien
geilingert, en aan 't einde wat wydcrwordende,
dus regt uitloopt, tot dat het in
den aars m. aan 'c begin van den ilaarc
zieh eindigc.
n. n. Is een ligchaam, dat uit den wittcn geelachtig,
en van eene ongeregelde gediiantc is, door
een middelfpleet als in tween gedeeit, cn
met ontallyke, zeer kleine, greintjcs bezaait,
leggende in het bekken allernaail ander
de bekleedfelen van den buik. Miffchien
is het de eierilok.
o. o. De twee nieren, naar't fchynt, aan weérzyden
längs den endeldarm tot den aars toc zieh
uitlixekkcnde.
De Vierde cn vyfde Figuur
Vertonen twee kikvoriTchen uit Amerika, die wederom van
kikvorfTchen in viiTchen ilaaa te veranderen, gelyk wy in hec
eerile Deel wydlopig hebben befchreven.
De eerile kikvorfch, die in de vierde Figuur wordt afaebeeld,
gelykt recds ten aanzien van bck cn Itaart naar een vifen , maar
heeft nog vier poten, gelyk een kikvorfch, die uit het ligchaam
uitiVekcn, hoewel de voorile der zclve al beginnen in te krimpen.
In de inwendige deien van het ligchaam ziet men ook diergelyke
verandcring, zo dat de ingewanden al zo wel als de uicerlykegeilalce
allengskens van de namur der kikvorfchen tot die
van een vifch.overgaan,het geen duidelyk blykt uic.de navolgende
verklaring.
I i z Vcr-.