T H E S A U R U S . 89
Figura hisce non omnibus eft eadem.dum alia rotunda, ali® oblonge, alix rurßs atìgulofe, & magnitudine
quoque dilTimiles funt. Quamvis delineationem nullam acceperimus, tamen per litcras nobis fignificatum
eft, banc parvam fpeciem, fimplici qux bulbo conftat, tam ratione folioruln & tìorum,
quam vittutum, cum priùs delcriptâ Num. 3 convenire.
Num. 8, Radix Salabj Perici,- cordis figura.
Hujus Salah fpecici, bulbum qux geric, cordis Animalis aut humani xmulum, iconem quidem hon
obtinuimus, fed memoratutii nobis eft, bulbum radicis, uri pater, cordis figuram prx (e terre tcnuibus,
fibroiis, radiculis progerminantibus obfitum. Frons ternis conftat folirs, cauli adnatis, quorum medium
cordiforme quoque eftj aut Trifolii xmulum : flores infignes, albicantes alii, alii rubentes. Hmc Pianta
hxc congruere videtur cum Oxalidé Africana, quam Icquenti Num. 9 exhibemus. Perte banc SMb
fpeciem, ob cordis fimilitudinem, pro remedio cardiaco babent, utiliffimo ad palpitationes cordis. Sc circulum
fanguinis debita cum velocitate promoVendum.
N u m . 9. Oxys, Africana, flore aihot trifolia, huHofa, Promontorii BomSpei,
_Mxc formam fere eandem habet, fub qua Radix Salah Num. 8 nobis defcripta eft, ut ut virtute cum
hâc ne comparari quidem poflït : eft enim indolis & fpeciei prorûs diverte. Vid Jai: Breyn Prodr
pag. 80.
T A B U L A OCTOGESIMA ET aUARTA.
Num. I. Coluber, Tlehua, [eu IgneUs, perfiilcher, ex Novà Hiffanià.
Flammatim piflus hic Serpens , per dorfum infignes gerit oculatas, maculas , fpadiceas , inter fe
Concatenatas , ^ variegatione marmoris fere xmulâ. Squamx dorfi in fe dilute virides ; at ventrales ,
flavedine dilutâ tinélx, rubris lituris diftinguuntur. Catenatum opus per dorfum defertur, flexu Serpentino
, coloris obicurè fuici. Utrinque ad latera txnix decurrunc lubrufFx, propè caudam evanefcentes.
Caput fingulariflìma orhat pifluira. Demes minuti : at grandes oculi. Gliribus vefcuntur, muribus, aliisque
animalculis fibi acceptis.
N u m . 2. Serf ens, VeVZCOZÛ, feu Ànguis Ldricus, JHexicanus,
Flava hsc & dikuè rubella per fupernam corporis partem, tum mire glabra eft & lubrica per inÌìgnes
iquamas rhomboideas. Veneris iquams transveriàles paricer ex ruffo &c flavo variegahrur. Caput fcutiformibus
tegicur ic|uamis, perampiìs. Oculi venufti multùm patene. Longitudinis eft plusquàm tricubicahs,
cui latitude proportione reipondec. In cavis arborum delitefcunt hi angues, unde ex infidiis prsdâm
obfervanc mox aucupandam, ubi ièfe cbtulerit : bine nec rarum eft binos aut plures fimul eidem
inhiare objedo, dum comparandi proprii pabuli quemlibet incendit cupido.
Num. 5.
rnaarzommigeUng, zdmmigc|-ond, Vi E R EN TACHTIGSTE TAFEREEL.
ichillcnde m grootte. VVy hebben er geen aftekenmg van ontfengen,
maar een enkel Bericht, dat ait kleine foort, dat maar xt - »» r ;
een wortelbol hecftjOintrent zo in loof en bloernen, als deugden Nurri, I. Zeev fchone Adderßang UÌt Nteww'
cn werkingen, met de cerft befchrevene Num. j overeenkomt.
Num. 8. Perßaanfche Salab, hehhende de gedaatite
'van em hert.
D i t foórt vari Salah heeft een b o i , gelyk het hert van een dier
o f menfch, daar ons ook geen aftekening van gczondcn, doch
bcricht is, dac de boi ofworcel , gelyk men zict, naarecnherc
e e l y k c , voi kleine uitfchietende, vefelachtigc, worteìs, bezct;
Het loof zit mer drie blaadtjes aan een ifceel, waar van het middelfte
zieh ook hcrtswyze, of als een klaverblaadtje vertoont,
mot een grote bloem, waar van eenige w i t , en andere rood zyn,
endus, gelyk het ons voorkomt, zwemende naar de Oxis yifricana,
die wy Num. p ziillen vertonen. De Perfianen houdcn
dit foort van Salab ^ om dat zy naar een hert eelykt, voor een
zeer hertfterkend middel, zeereocd tegen her^loppìng en om
' t bloedt in een behoorlyken omloop en doorftraling te nouden.
Num. p. Drtehladig Zmrtng-girwafch 'vaft het
gehergte hy de Kaaf de Goede HoO^.
Het gelykt naar de gedaante, die ons befchreven is van de
JRadix Salab Num. 8} maar m kracht cn deugdt is het daar mede
ganfch niet te vergcWken. Het is van een geheel anderen
aardt en geflacht. Zie Jat, Brcynii Predromus Mg. 80.
Tom, //.
Z y is fierlyk en vurig gevlamt, en kettingwys over den rüg
met grote geooede bruine vlakken in malkander als gemarmerc.
D e grondfchuboen zyn Ucht-groen j de ondei-fchubben lichtg
e e l , mec rode plekjes. De kctring over den rag loopt flangswyze
donker-biuin. Aan we^rzyden zyn licht-rolfe banden, die
zieh by den ftaart verliezen. Het hoofdt is ongemeen fraai getekent.
Zy heeft kleine tanden en grote oogcn. Zy aazen op
ractenj muizeil, en andere dieren, die haar gevalleh.
Num. Mexikaanfche Slang, genaamt Petzcoatl.
Z y is eéel en licht-rood-verwig over haar bovenlyf , englib»
berig glad over de grote geruitte fchubben. De onderlyHchc
dwarsíchubben zyn mede ros cn geel ais gemarmert. Het hoofdc
is met grote fchildige fchubben bczet: de oogen zyn fierlyk en
^ o o t . Zy is ruim drie elleri lang, en dik naar evcnmarigheit.
Deze flangeil houdcn haar verblyf m hollc bomen, en loeren op
hetaas, dac onder haar gezicht komt, om het ílrax te vangen,
Zomtyds koraen 'er twee of meer op een voorwerp uitfchieccn,
trachtende ieder op het gaauwlk haar voordeel en buit te behalen.
Z Nura. 3.