7 : R E R U M NATURALIUM
Num. 4. Murana, ¡'m Conger, Brafilienßsi mas.
Tuticula faturatè fufca, dilutâ vitiditate defiiper pulchrè adcb elaborata ccrnicur, ut charaderes Aral
i i n , Dunàis nigris confperfas, & in fc mutuò, flammarum ad inftar, conHuentes atque vanegatas put
e s E m e d i o corpose, caudam verfus.fupra & infra emerguut pinna:, qua: demum concurrentes laciusculam
caudam1 eeffffiicciiui nt.
Num. y. Mur ma; fornirla-
Harcce prioris fcemella non differt ab illà, nifi quod magis hic regnct color dilutè viridis, pluresquc
confpiciantur Se mutabiliores nigra; macuk.
Num. 6. Alga, feu Mufcus, marinus , Afrkanus, flore Genipi Ericd
marini folio.
Africani mans in fuperficie crefcit h=ec Algx fpec.es prout in decurfu pluribus oilendemus. Ericam
marinam refert, flore prxditam Genifta:. Ruffi cxterùm, at fplcndidi fimul eft colons, & pellucet.
Num. 7- Alga, Africana, marina, foliata, (f fimbriata, purpurea.
Num. 8. Mufcus, marinus, Africanus, millefolio Jìmilis. °
Num. 9. Mufcus, marinus, Africanusi ramofus.
Num. IO. Mufcus, marinus, Coralloides, geniculatus.
Num. II. Alga, Corallina, hifurcata. Africana.
T A B U L A SEPTUAGESIMA.
Num. I. Serpens, marina. Americana, annulata, Murxnis-valdè affims.
Serpemum familix proximè accedens lia:cce, i capite ad caudce usque apicem , tota ex fufco ruffis
circumdatur annulis, a:quidiilannbus : cutis cinereo-lutea fquamis caret. Prorffis caca hxc toecies & oculis
orba eft Per dorfum tenuis decurrit & nigra Utura, a nafo ad usque cauds: finem; na o m idet longiufcula
quafi verrucula; nares bins, mmùs patuls ; limbus latior fuccingit riaum,acutis dentibu^s^iupra
Num. 8. Ztetnos, gelykende vaar Vuixendhladt.
Num. p. Zcmos, met-vele uitfpuitende tatjes ,mt
de Krooszee.
Num. 10. tP'it koraalachtig Zeemos, met kmhheìs
ah kedtjes.
Num. II. Koraalachtig Zeekroos, dal op de uiteinden
in fweeUtals sen niork, •verdeelt is, uit
de Krooszee.
Z E V E N T I G S T E TAFEREEL.
Num. I. Byzmder foort van TVater-of Zee-fang,
uit de Spaanfche IVeJl-Indten, aynde een
hyjlag van
Num. 4. ^'"der foort -van Muur-aal, of Lampreien,
hörnende uit Eraxil.
De verw van de bovcnhuidt is donker bniin, met licht groen
ecwerkc, gelyk of hct Arabifche letteren waren, die mctzwartc
(Uppen bdproeit, en verder door elkandcr hcen gcvlamt cn
eemarmert zyn. Van boven en van onderen hebben zy ter Halver
lyF, naar den ftaart toe, Vinnen, die aan 't einde zamenlop
e n , eii ecn breedachtigcn ftaart maken. Dit verbceldt ecn
mannetje.
Num. 5. Wyfje -van de voorgaande Muur-aal.
Het is van de zelvc gedaante, uitgenomen dal'er zieh
licht groene en zwartc plelckcn, die vcranderlyker zyn, aar
tonen.
Num. 6. Soort Dan Zeemos, of Kroos.
Het groeic voornamentlyk in de Afrikaanfche zee, boven op
het watet , wair van wy in 't vetvolg meer zullen zeggen. Het
verbeeldt Zeehei, met de bloetncn van Gefiißa, of Bremkruidt.
•Vetder is aan te merken, dat het ros van verwe is, doch glanzig
cn doorfchynende.
Num. 7- Lang gehladerd Zeegnjafch, als met
franjen gehaord, en paars man niervie,
uit de Krooszee.
meer
aan ver-
Zy is van ' t hoofdt, tot het uiteinde van den ftaart, rondom
met bruinc rosachtigc ringen,bj/na even wyd van elkander Haande,
bezet. De afch-gclc huidt is zonder fchubbcn, die daar met
op'te vinden zyn. Dit fooit is gehcel blind, en zy hebben geen
oogen. Over den rüg loopt cen zwart fmal ftrcepje,van den neus
tot aan het ftaarteinde. Op den neus zit een klein lang wrane.
Zv hceft twec kleine ncusgaaijes, en cen brcdcn foom om den
' be k ,
lät^lfl