
loo RE R U M N A T U R A L 1 U M
i n a u t f.p r i L L , 4 ,oMImi s dcnnbus a r c a t a , pra-cipuè tarnen '
p e n c t u m, p ¡. c a t i a f m i tanquam in v amn i r e conduntur ,quos morfuia; evibrar e nor ant . Mi E ^ " =1.
p o S w í e , fi brevitatem & long.tudinem vanam crepuaculorum, qux nob.s, cum Serpen. , tran^m.flao
^ ^ i A ^ i a f c ^ i ^ Ä ^ Ä : : ^ - utplonmu. . . . d i u s , la.usque a . C a . . .
" T i r B / c i e p i u c r r e f t S d l . . magis coa f tn. - , hinc canc. m ftrepuum, ac M a s , hxc edere non
" ' u t . C Crepitaculum n^nus cft. Crotalum exuemx caud. adfixum,
fc n v c e m c ò L u .untar: v de plurá hac fupcr re adnotata apud R a ju^ pag. fupra c i t a t a , ubi tota hujus
r u m , rei Natural i s & Anatomi x pentorum, Scnptorum, uti funt D . ReA, I T s e "
L T &c tum & Fr Remandes, Johann, de Laet, &c. Similia q u o q u e apud Johnßmum f . 1 5 de bera
p p a r e n t .
Num. 2. Vipera, Cauäfona, Americana, feu Teutlacotzouphi; fomina.
H u i c caput minus eft & tuberofum, fquama^que per dor fum magis fpadices : estera fere precedenti
fim^r X d tanta o v u l o r u m copia in h L e , a^ quide m in aliis Serpent ibas ^entur > u n j e fequitur.
i l l a s non adeò multiplicati, quum multos per annos vitam producán:. Vid. RajUs Syn. Amm. f . 313,
a l i a s e n i m nimi s excrefceret e a r u m numerus.
N u m . 3. Vipera, Caudifona, Ceilanica.
S u p i n i corporis fquam=r h omo g e n e o colore, tuffo, t inft ^ funt. Infima: a u t em, latiores, paulum dil
u t i o n s fun: colons. Fcemella capite párvulo, angufto, gaudet.
T A B U L A
zoncien zyn. Hct is i ter aanmcrtelyk , dat l y , ''J"™'^'
v a i het boosaardigllc en fchadclykfc foort van AdJerdangcn
z y n , door den alwyzcn Schcpper der Natuur mot cen fchel of
r i i e l aan haren ftaart lyn grfchapen, ter waarTchouwing van den
roenfch, om 'er rieh voDr te wachren, dewyl zy Ij^em llgt u.t
v r e i e nair 't gezieht fpringen, en byten, hebbende de bek onder
en boven voi tanden, byzonderlyk onder m 't kakebeen, alw
a a r t w e e kromme tanden zeer puntig en lang onz.ehtbaar m
een kokcriie verholen fteken, die zy weten uit te zetcen om te
byten Men verhaalt vele feldzaamheden van de ratei dezer
fl'msen: men zegt, dat 'er alle jaren cen fchel aancroei t, zo dat
men by de fchellen teilen kan hoe veci jaren de ffang oud is, t
ivelk ^aarfchynlyk is uit de kortte en lengte van de ratels die
o n s , behnlven de {langen, zynge zonden, en by de letters
aansewezen worden. Lctt. A is een ratei van het mannetje dez
e r (lanEcn, die gemecnlyk wat boller en lolTer van gcwncht
zyn oin te meer geluidt te kunnen maken. Lett. B is cen ratei
v a n ' t w y f i e , die wat meer in een gedrongen is, waar door zy
haar ¡¡erammel zo fberk van gtluidt niet kan maken als het mannetie
Lett. C is een kleiner ratei De ratei , aan h « uit™d=
v a i i ' d e n ftaart vaft zittende , beftaat, gelyk Kajm (Sy«. Hiß.
Mm p. ipl ) zegt , nit fehubben of beentjes , gelyk de zelve
S c h r v v e r u i t i > . 5 r r a » j a a n h a a l t , (f die deze ratei ontleed
hebbende, getuigt te hebben bevonden, dat zy mt b^nt |es bei
t a a t , die hol, a® n , hard, droog, en bygevolg ligt breekbaar,
doch als een fchel van geluidt zyn, wanneer zy tegen elkander
(laan. Zie wat 'er verdcr van aangetekent wordt op de bovengemelde
bladzyde van 't boek van Rajm, die e e n j a n f c h verhaal
van de ontleding dezer (lang door den Hr. Eäw. fyfon, M. Dr.,
b v b r c n g t , en verfeheide aantekeningcn van zommige raraur- cn
omleedlundige Schryvers, als D. Redi, D. Charral, Pifi, N,ermbm,
en andere, nevens die van Fr. H,rmnd,¡, Ja« d,
L i » , enz. aanhaalt. Diergeljkc worden mede by J ibnftm over
dcRatel-flangengevonden (bUdz. i r ) DieinditTafereelvertoont
wordt is een mannaie, dat zeer brielch en gram van gezicht is.
D e fehubben leggen zo los, dat zy ze overemd kunnen zettcn.
Als zy vertoornt zyn, maken zy daar 00k geraas mede. Hy
heett donker bruineplekken, die met wit als geboort zyn , lopende
ketcingwyze over den rag. Verder zyn de bovenlylfche
fehubben afch-geel , en de grot e buikfchubben wat lichter.
Num. i. mß-Indifche Ratel-ßangj het niyfjc
^an de uoorgaande.
H e t zelve heeft een kleiner gebogchelt hoofdt , en is Over den
n i ü w a t brainer gefchubt. Voor het overige komt het meelt
met de voorgaande overeen. Men vindt daar zo veel eieren niet
i n , als in de andere Hangen> gcvolgelyk brengcn zy 00k zo vele
oñgen niet voort, om^at zy ou3 worden, (zie Jia,usJ,mpf.
jínim. p. j i j ) want zy zouden anders te vcel vcrmenigvuldigen.
Num. 3. Càìmfche Ratel-ßang.
Z y heeft maar eene koleur,CT is ros gefchubt over 'tbovenlyf.
D e Brede onderfchubben zyn wat lichter koleung. H « is cen
•wyfje, hebbende een klein ünal hooldt.
z £